ECLI:NL:RBAMS:2022:57

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
13/729036-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping door ambtenaar bij gemeente Amsterdam met giften van aannemer voor voorkeursbehandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de gemeente Amsterdam, die zich schuldig heeft gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping. De verdachte, geboren in 1970, heeft in de periode van 1 januari 2014 tot en met 8 maart 2016 giften van in totaal ruim € 16.000,- aangenomen van een aannemer, [naam 1], die als doel hadden om een voorkeursbehandeling te verkrijgen bij het verstrekken van stratenmakerswerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn positie als ambtenaar heeft misbruikt om zichzelf te verrijken. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door de Rijksrecherche, dat begon na meldingen van corruptie binnen de gemeente Amsterdam. Tijdens de zittingen op 1 november 2021 en 10 januari 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officieren van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem een taakstraf van 180 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De rechtbank benadrukt het belang van integriteit binnen het openbaar bestuur en de gevolgen van het handelen van de verdachte voor het vertrouwen in de gemeente Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/729036-16
Datum uitspraak: 10 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2021 en 10 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. W.J. Ausma, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij
zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (feit 1) en van 1 januari 2015 tot en met 8 maart 2016 (feit 2) heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke omkoping, waarbij hij als ambtenaar van de gemeente Amsterdam giften, beloften en diensten heeft aangenomen van [naam 1] , in privé of van de aan hem gelieerde bedrijven;
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Aanleiding en verloop onderzoek Pos

Op 7 januari 2015 ontving de Rijksrecherche informatie uit oktober 2014 van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). Daarin staat vermeld dat [medeverdachte 1] en [naam opzichter] , die beiden als opzichter werken bij de gemeente Amsterdam, Stadsdeel West, corrupt zijn. Zij laten zich door diverse aannemersbedrijven betalen. In ruil hiervoor krijgen die bedrijven straat- en grondwerk in Stadsdeel West. [medeverdachte 1] en [naam opzichter] ontvangen hiervoor vele duizenden euro’s. De bedrijven betalen aan hen om zeker te zijn van werk en vooral meerwerk, want daar wordt het meeste aan verdiend.
In de TCI-informatie wordt een aantal bedrijven genoemd dat bij deze praktijken betrokken zou zijn.
Begin april 2015 ontving de Rijksrecherche opnieuw informatie van het TCI. Daarin staat dat [naam opzichter] en [medeverdachte 1] op de hoogte zijn van elkaars handelen, dat ze geld aanpakken van bedrijven en daarna meerwerk door die bedrijven laten uitvoeren.
Op 7 april 2015 is de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Pos.
De Rijksrecherche heeft op allerlei manieren onderzoek gedaan, waaronder het opvragen van historische telefoongegevens, het opnemen en afluisteren van telefoons, observatie, en, op 8 maart 2016, het doorzoeken van de woningen en werkplekken van de betrokken ambtenaren, aannemers en hun bedrijven.
Daarbij is een groot aantal documenten en goederen in beslag genomen. [medeverdachte 1] en [naam opzichter] zijn in april 2016 voor het eerst als verdachte gehoord.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek kwamen op basis van nieuwe informatie de gemeenteambtenaren [medeverdachte 2] en verdachte in beeld. De verdenking ontstond dat verdachte zou zijn omgekocht door ABM Civiel B.V., een onderneming gelieerd aan [naam 1] . In april en juni 2016 vonden doorzoekingen plaats op de werkplekken en in de woningen van [medeverdachte 2] en verdachte. Zij zijn voor de eerste keer gehoord in november 2016.
Op basis van restinformatie uit onderzoek Pos is op 21 februari 2017 een nieuw strafrechtelijk onderzoek geopend onder de naam Portofino, dat eveneens zag op de verdenking van ambtelijke corruptie, gepleegd door andere gemeenteambtenaren bij de gemeente Amsterdam.
Nadat de onderzoeken Pos en Portofino door de Rijksrecherche waren afgerond hebben de raadslieden eind 2018 onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris. De door de rechter-commissaris toegewezen getuigen in onderzoek Pos zijn in de eerste helft van 2019 gehoord.
De inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] , [naam opzichter] , [medeverdachte 2] en verdachte stond aanvankelijk gepland begin april 2020, samen met de behandeling van de strafzaken tegen drie verdachten uit het onderzoek Portofino. In verband met de coronapandemie is deze behandeling afgelast, nog voordat de dagvaardingen waren uitgegaan.
In overleg met de raadslieden zijn nieuwe data gezocht waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] , [naam opzichter] , [medeverdachte 2] en verdachte kon plaatsvinden. De verdachten zijn vervolgens gedagvaard voor 1 november 2021, waarbij meerdere zittingsdagen zijn gereserveerd.
De strafzaken tegen de verdachten uit het onderzoek Portofino zullen op een later moment worden behandeld. Naast deze verdachten is ook een aantal aannemers en hun bedrijven als verdachten aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft meegedeeld dat met hen schikkingen zijn getroffen of dat de onderhandelingen nog gaande zijn.
De zaak van verdachte is behandeld op 1 november 2021.
Het onderzoek is formeel gesloten op de terechtzitting van 10 januari 2022.

5.Juridisch kader passieve ambtelijke omkoping

5.1.
Wetswijziging per 1 januari 2015
Ambtelijke omkoping is strafbaar voor de omkoper (actieve omkoping) en de ambtenaar (passieve omkoping). Voor 1 januari 2015 was passieve ambtelijke omkoping geregeld in de artikelen 362 en 363 Sr, waarbij artikel 362 Sr het oog had op doen of nalaten van de ambtenaar zonder daarbij in strijd met zijn plicht te handelen en artikel 363 Sr op doen of nalaten in strijd met zijn plicht. Omdat dit onderscheid in de rechtspraak nog maar weinig betekenis had, is het per 1 januari 2015 uit de wet gehaald. Daarnaast zijn per 1 januari 2015 de strafmaxima voor ambtelijke omkoping verhoogd.
De ten laste gelegde feiten bestrijken de periode 1 januari 2014 tot en met 8 maart 2016. Voor feit 1, gepleegd voor 1 januari 2015, is artikel 363 (oud) Sr van toepassing. Voor feit 2, gepleegd vanaf 1 januari 2015, is het thans geldende artikel 363 Sr van toepassing. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten 1 en 2 echter gezamenlijk behandelen.
5.2.
Vereisten voor passieve ambtelijke omkoping
5.2.1.
Ambtenaar in zijn bediening
Allereerst is voor een bewezenverklaring vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. De woorden ‘
in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt.
5.2.2.
Giften, beloften of diensten
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van het aannemen of vragen van giften, beloften of diensten (hierna samengevat als: giften) van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van giften is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is gekomen. Van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod wordt geaccepteerd.
5.2.3.
Tegenprestatie
Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar
wistof
redelijkerwijs vermoeddedat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Art. 363 Sr vereist niet dat het met de giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd.
Onder ‘
wetende’is ook voorwaardelijk opzet begrepen (HR 30 mei 2008, NJ 2008/318). Door toevoeging van ‘
redelijkerwijs vermoedende’aan de wettekst heeft de wetgever volgens de Memorie van Toelichting ook voorzien in een schuldvariant, waarmee ‘in gevallen van verwijtbare of wellicht gefingeerde naïviteit van de ambtenaar strafrechtelijk kan worden opgetreden’.
5.2.4.
Tegenprestatie in de vorm van een voorkeursbehandeling
In het verleden werd aangenomen dat de gift verband moest houden met een min of meer concrete tegenprestatie. In meer recente rechtspraak heeft de Hoge Raad echter voor art. 177 Sr (actieve ambtelijke omkoping) geoordeeld dat dit artikel niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, maar ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar om daardoor een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AT8318 en ECLI:NL:HR:2017:641). Of kan worden vastgesteld dat de giften zijn gedaan om een voorkeursbehandeling te krijgen, zal mede afhangen van de omvang, de aard en de frequentie van de giften, de positie van de ambtenaar binnen de overheidsorganisatie en het tijdstip waarop de giften zijn gedaan.
5.2.5.
Contra-indicaties
Contra-indicaties kunnen zijn dat de betreffende aannemer ook privé veelvuldig contact had met de ambtenaar, dat de ambtenaar binnen de gemeente maar zeer beperkt zeggenschap had over de aanbesteding van projecten en dat de aard en omvang van de giften ruimte laten voor een alternatieve verklaring (o.a. ECLI:NL:GHARL:2020:8751). Een hechte vriendschap tussen de betreffende ambtenaar en de gever waardoor de privérelatie niet goed is te scheiden van de zakelijke relatie, kan evenwel geen rechtvaardiging vormen voor het aannemen van giften. Het enkele feit dat het om een gift in de privésfeer gaat, sluit niet uit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen (o.a. ECLI:NL:GHDHA:2017:3702).

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Feiten en omstandigheden
Aan de hand van de vereisten voor een bewezenverklaring van passieve ambtelijke omkoping zal de rechtbank beoordelen of verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
6.1.1.
Was verdachte ambtenaar?
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot 8 maart 2016 in dienst was van de gemeente Amsterdam, en dus ambtenaar was in de zin van artikel 363 Sr.
Verdachte is vanaf oktober 1998 ingehuurd geweest als projectleider SWS (Stadsdeelwerken en Sport) Rayon Midden bij Stadsdeel Amsterdam-Noord. [2]
Bij brief van 18 april 2002 is hem een aanstelling als ambtenaar in tijdelijke dienst aangeboden in de functie van projectleider bij de sector Stadsdeelwerken & Sport. [3] Verdachte is met ingang van 1 oktober 2002 in vaste dienst van de gemeente Amsterdam. [4] Hij heeft ten overstaan van de stadsdeelsecretaris de ambtseed/belofte afgelegd. [5]
Vanaf 1 december 2006 is hij werkzaam in de functie projectleider bij de afdeling Realisatie Openbare Ruimte, Projectbureau van de sector Openbare Ruimte in het Stadsdeel Centrum. [6]
Uit de brief van de gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum, van 28 augustus 2012, blijkt dat verdachte is geplaatst is bij de Directie Omgevingsmanagement, afdeling Projecten, in de functie van Project / programmamanager D. [7]
Op 1 januari 2013 is de aanstelling van verdachte van rechtswege omgezet naar een aanstelling in algemene dienst bij de gemeente Amsterdam. [8]
Per 1 januari 2015 is verdachte geplaatst in het cluster Ruimte en Economie bij rve Ingenieursbureau, als Project / Programmamanager F, binnen de afdeling Projectmanagement. [9]
Verdachte heeft zijn functie bij Stadsdeel Centrum tot 21 april 2016 verricht, het moment waarop hij, vanwege het ernstige vermoeden dat hij zich aan ambtelijke corruptie had schuldig gemaakt, met onmiddellijke ingang werd geschorst. [10]
6.1.2.
Was verdachte als ambtenaar in staat een tegenprestatie (voorkeursbehandeling) te geven aan [naam 1] en de aan hem gelieerde bedrijven?
6.1.2.1.
[naam 1] en de aan hem gelieerde bedrijven
De verdenking ziet er op dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping, waarbij hij als ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd van [naam 1] of van de aan hem gelieerde ondernemingen [naam B.V.] , ABM Civiel B.V., [naam V.O.F.] en [naam B.V.] De rechtbank zet hierna op een rij hoe deze verschillende ondernemingen aan [naam 1] zijn gelieerd.
[naam V.O.F.] . is op 1 januari 2000 opgericht. De onderneming heeft als activiteiten: Wegenbouw, Grondverzet en Stratenmaken. Als vennoten zijn geregistreerd [naam B.V.] (vanaf 1 januari 2000) en [naam B.V.] (sinds 31 december 2013). Tot 31 december 2013 respectievelijk 1 januari 2013 stonden als vennoten geregistreerd Wegenbouw-Bestratingen Nederland 81 B.V. en [naam B.V.] [11] In feite is er sprake van een familiebedrijf: leden van de familie [familienaam] (vader [naam 2] en de broers [broer 1] en [naam 1] ) zijn allen voorzitter van een afzonderlijke stichting die verschillende vennootschappen beheren. [12]
ABM Civiel B.V. is opgericht op 8 september 1999 en is gevestigd op het adres [adres] . De onderneming heeft als activiteiten: Stratenmaken. Enig aandeelhouder en bestuurder is [naam 1] Beheer B.V. Tot 15 januari 2013 was de handelsnaam van deze onderneming ‘ [naam B.V.] ’ [13]
[naam B.V.] is opgericht op 19 december 2012 en is gevestigd op het adres [adres] . De onderneming heeft als activiteiten: Wegenbouw, Dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw, Grondverzet en Groothandel in zand en grind. Enig aandeelhouder en bestuurder is [naam 1] . [14]
[naam 1] is volgens eigen zeggen tot eind 2012, samen met zijn vader ( [naam 2] ) en broer ( [broer 1] ) mede-eigenaar geweest van [naam V.O.F.] . Hij heeft voor 80 tot 90 procent namens [naam V.O.F.] . de bestratingswerkzaamheden binnen de gemeente Amsterdam gedaan. Hij kreeg van [naam V.O.F.] . een vergoeding die werd gestort op de werkmaatschappij [naam B.V.] , welke naam later is veranderd in ABM Civiel B.V.
[naam V.O.F.] . was werkzaam voor het stadsdeel Centrum en stadsdeel Bos en Lommer. [15]
6.1.2.2.
Relatie tussen verdachte en [naam 1] en aan hem gelieerde bedrijven
De rechtbank vindt dat er voldoende bewijs is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een zodanige positie binnen de gemeente had dat hij in staat was om aannemer [naam 1] , of één van zijn bedrijven, een voorkeursbehandeling te geven. De rechtbank komt tot die conclusie omdat de privérelatie tussen verdachte en [naam 1] is verweven met hun zakelijke relatie.
Zakelijke relatie tussen verdachte en [naam 1] voorafgaande aan en tijdens de tenlastegelegde periode
Verdachte is namelijk vanaf 2002 als ambtenaar werkzaam binnen de gemeente Amsterdam.
[naam 1] heeft verklaard dat hij verdachte voor het eerst heeft ontmoet in de periode 2008 – 2010 op een werk in de Westerstraat in Amsterdam. Het project betrof bestratingswerkzaamheden. Het was het eerste project dat [naam 1] met zijn bedrijf [naam V.O.F.] voor het stadsdeel Centrum had aangenomen. Hij heeft verdachte toen in de Westerstraat gesproken in verband met een discussie over de uit te voeren werkzaamheden. In die tijd heeft [naam V.O.F.] ook het project Zeedijk aangenomen. Bij beide projecten was ook verdachte betrokken. Vanaf 2010 gaat [naam 1] met verdachte ook privé om. [16]
Anders dan verdachte en [naam 1] hebben verklaard, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er na 2010 en ook in de tenlastegelegde periode tussen [naam 1] en verdachte sprake is geweest van een zakelijke relatie met betrekking tot projecten bij de gemeente Amsterdam.
Verdachte is budgethouder op projecten van [naam 1]
Bij de doorzoeking van de werkplek van verdachte op 21 april 2016 werden documenten van het project dat zag op de herinrichting van de Bloemgracht aangetroffen. Dat waren onder andere twee overzichten met omschrijving “Bloemgracht vanaf Lijnb” van 7 oktober 2014 en 4 november 2014 [17] . Daarop is verdachte als budgethouder vermeld en daaruit blijkt dat [naam B.V.] in dit project werkzaamheden heeft verricht.
Ook werden twee facturen van [naam B.V.] van 3 oktober 2014 [18] en een daarmee corresponderende termijnstaat betreffende het bestek Bloemgracht aangetroffen die zien op een totaalbedrag van € 88.808,55. Deze termijnstaat is door de opdrachtgever (stadsdeel Centrum) en de aannemer ( [naam B.V.] ) geparafeerd. [19]
In een WhatsApp-gesprek van 19 november 2014 tussen verdachte en een collega van hem, [naam collega] vraagt [naam collega] aan verdachte: “
Kun jij termijnstaat 5 van [naam B.V.] van de Bloemgracht goedkeuren? Dank!”, waarop verdachte antwoordt: “
Oké kom zo naar kantoor”. [20]
Daarnaast werd een overzicht van het project ‘Heintje Hoeksteeg’ inbeslaggenomen, waarop verdachte als budgethouder is vermeld. Ook uit dit overzicht blijkt dat [naam B.V.] bij dit project is ingeschakeld en werkzaamheden heeft verricht. [21]
De rechtbank stelt op basis van deze bevindingen en verklaringen vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode als budgethouder betrokken was bij projecten van de gemeente Amsterdam, waarin ook [naam 1] met één van zijn bedrijven participeerde en waarbij verdachte als budgethouder de door deze aannemer in rekening te brengen werkzaamheden en kosten diende te fiatteren.
Verdachte heeft vanuit zijn functie [naam 1] in contact gebracht met zakelijke relaties
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , voormalig leidinggevenden van verdachte, hebben verklaard dat verdachte werkzaam is geweest als contractmanager bij het project de Rode Loper. Hij had daarbij aan het Damrak de rol van contractmanager. Dat deed hij tot het moment dat hij verdachte werd en ook al voor september 2012. [22]
In een WhatsApp-gesprek van 18 juni 2015 [23] zegt verdachte tegen [naam 1] :
Btw er is in aveen een mooie klus hoorde ik vandaag
(…)
En BK is daarin adviseur
(…)
Deze week niet bellen heb hem namelijk vandaag erover gesproken
(…)
Volgende week woensdag laat op de avond langs paap komen
Dan zijn we daar van af 1600 tot 1900
(…)
Zitten we met de rode loper externe te borrelen
Mooiste is al jij met iemand binnen komt.
(…)
Met een bekende van de rest is het allermooiste.
(…)
Zal ff kijken wie er allemaal bijzijn
(…)
En toevallig zit daar de rode loper [smiley]
De rechtbank maakt uit dit WhatsApp-bericht op dat verdachte [naam 1] uitnodigt bij een borrel in een café, kennelijk om [naam 1] in contact te brengen met het netwerk van verdachte van het project de Rode Loper om hem aan werk te helpen.
Verdachte verstrekt informatie over collega-ambtenaren aan [naam 1]
In diverse WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] in de periode januari tot en met augustus 2015 informeert [naam 1] naar gemeenteambtenaren, waarna verdachte informatie geeft over deze personen, dan wel te kennen geeft dat hij de betreffende persoon niet kent. Zo vraagt [naam 1] op 25 januari 2015 aan verdachte “
Zegt ene mevrouw [naam 3] je iets van stadsdeel centrum?” Verdachte antwoordt: “
Die van debiteuren volgens mij. [naam 3] heet ze geloof ik. Is facturen in klopper”. Op 14 april 2015 vraagt [naam 1] aan verdachte: “
Zegt de naam [naam 4] jou iets? In 2011 bij iba gewerkt. Volgens mij ook Utrechtse straat meegemaakt.” Verdachte antwoordt: “
Yub(…)
Weet wel dat het een pannenkoek is”. Op 16 april 2015 vraagt [naam 1] aan verdachte: “
Ken jij [naam 5] Werkzaam in oost?” Verdachte antwoordt: “
Yub. Die is van yacht [24]
De rechtbank stelt vast dat verdachte in deze gesprekken op verzoek van [naam 1] informatie verstrekt die hij vanuit zijn functie als ambtenaar heeft over de interne organisatie van de gemeente Amsterdam en de mensen die daar werkzaam zijn. Niet valt in te zien welk privébelang [naam 1] zou kunnen hebben bij het verkrijgen van deze informatie, zodat aangenomen kan worden dat [naam 1] daar een zakelijk belang bij heeft.
Verdachte verstrekt informatie over toekomstige projecten aan [naam 1]
Op 10 juni 2015 vindt het volgende WhatsApp-gesprek [25] plaats tussen verdachte en [naam 1] :
: Weet jij waar ik werk kan binnen halen???
(…)
Ik hoorde dat Rokin oost & west ook komt is dat niet wat?
[verdachte] : West komt binnenkort
Maar die gaat naar 3 grote
De rechtbank stelt vast dat verdachte in dit gesprek informatie aan [naam 1] verstrekt die hij vanuit zijn functie als ambtenaar heeft over projecten die door de gemeente Amsterdam worden uitgegeven.
Verweer verdachte en conclusie
De verdediging heeft betoogd dat verdachte in de ten laste gelegde periode [naam 1] , of één van zijn bedrijven, niet van werk
konvoorzien en dat verdachte niet in een positie verkeerde om derden aan te sturen ten gunste van [naam 1] . De rechtbank gaat hier niet in mee. Op basis van de hiervoor genoemde bevindingen kan naar haar oordeel worden vastgesteld dat verdachte en [naam 1] , of zijn bedrijven, ook in de ten laste gelegde periode zakelijke contacten hadden. De rechtbank weegt mee dat verdachte lang heeft gewerkt voor de gemeente Amsterdam op veel verschillende functies, waardoor hij een groot netwerk had. Tevens blijkt dat verdachte als gemeenteambtenaar binnen de gemeente Amsterdam in staat was om [naam 1] met dat netwerk in contact te brengen en om hem van zakelijke informatie te voorzien die hem in een betere positie kon plaatsen ten opzichte van andere aannemers. De conclusie is dus dat verdachte in staat was [naam 1] en de aan hem gelieerde ondernemingen een voorkeursbehandeling te geven.
6.1.3.
Heeft verdachte giften aangenomen?
De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is geweest van een door [naam 1] , dan wel één van zijn bedrijven, verleende gift, belofte of dienst die door verdachte is aangenomen. Als zij tot dit oordeel komt, zal zij vervolgens – onder 6.1.5. – bezien of de omvang, aard en frequentie van deze giften, beloften of diensten zodanig zijn dat deze niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om voor [naam 1] of één van zijn bedrijven, een voorkeursbehandeling te verkrijgen. Daarbij zal de rechtbank ook bezien of er mogelijk contra-indicaties aanwezig zijn om dit aan te nemen.
Airconditioningssystemen
[naam eigenaar 1] , eigenaar van Mda Installatietechniek, heeft verklaard dat hij rond mei 2014 is benaderd door een aannemer met de voornaam [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ). Deze [naam 1] gaf aan dat hij een klant had voor een airco-installatie. De klant betrof [verdachte] , uit [adres] (de rechtbank begrijpt: verdachte). [naam eigenaar 1] heeft een offerte gemaakt en die naar het e-mailadres van de aannemer gestuurd. Rond juli 2014 is de airco-installatie geplaatst. [26] [naam eigenaar 1] heeft tijdens zijn verhoor diverse documenten overgelegd, waaronder een offerte [27] en een factuur [28] beide van 7 mei 2014 en gericht aan ABM Civiel. Voor het leveren en monteren van de aircosystemen is een bedrag in rekening gebracht van € 6.300,- exclusief btw en € 7.623,- inclusief BTW. [29]
Op 16 mei 2014 is € 3.811,50 overgeschreven vanaf de bankrekening van ABM Civiel B.V. naar de bankrekening van [naam eigenaar 1] [30] Op 10 december 2014 is nogmaals
€ 3.811,50 overgeschreven vanaf de bankrekening van ABM Civiel B.V. naar de bankrekening van [naam eigenaar 1] . [31]
Verdachte heeft verklaard dat hij de airco’s heeft laten installeren en heeft afgerekend via [naam 1] . Hij heeft [naam 1] contant geld gegeven, waarbij hij een btw-voordeel had. [32] [naam 1] heeft in gelijke zin verklaard. Verdachte heeft aan hem de airco’s contant terugbetaald met een btw-korting. [33]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat het volledige aankoopbedrag voor de airco-installatie door ABM Civiel B.V. is betaald. Het is niet aannemelijk dat verdachte dit geldbedrag of een deel daarvan cash heeft terugbetaald. De door verdachte hierover afgelegde verklaringen dat het geld deels afkomstig was van een gift die hij van zijn moeder had gehad, zijn ongeloofwaardig en inconsistent en vinden geen steun in de financiële en boekhoudkundige gegevens.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte het aankoopbedrag minus de btw contant aan [naam 1] heeft terugbetaald. Het contante geld was deels afkomstig van een gift van zijn moeder. Verdachte heeft aldus een btw-voordeel verkregen.
Oordeel van de rechtbank
[naam 1] heeft via zijn bedrijf ABM Civiel B.V. de nota’s van Mda Installatietechniek voor de airco installaties in de woning van verdachte betaald. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij het aankoopbedrag van de airco installaties minus de btw contant aan [naam 1] heeft terugbetaald met geld dat hij van zijn moeder had ontvangen, niet als onaannemelijk aan de kant kan worden geschoven. In het dossier is bij andere goederen aantoonbaar eenzelfde constructie te zien, terwijl er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat verdachte over de aankoop van de airco installaties niet de waarheid zou spreken. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 1.323,-, zijnde 21% btw berekend over de aankoop van de airco installaties, als gift heeft aangenomen.
Badkamermeubel
Op 21 april 2016 werden tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte in een kast in de woonkamer twee koopovereenkomsten d.d. 30 juli 2015 van Sani-Dump aangetroffen. [34] Deze koopovereenkomsten hebben ordernummers Z052735 [35] en Z052736 [36] en zien op de levering van badkamermeubilair voor een totaalbedrag van
€ 6.283,-, inclusief btw. De koopovereenkomsten zijn op naam gesteld van CAB Infra te De Kwakel. [37]
Verdachte heeft verklaard dat hij de bij de doorzoeking in zijn woning aangetroffen koopovereenkomst met Sani-Dump heeft ondertekend. [38]
Vanaf de privérekening van [naam 1] zijn de volgende bedragen overgeschreven naar Sani-Dump:
- op 20 augustus 2015, € 1.250,- met omschrijving: Z 052735 voorschot [39] [40] ;
- op 31 augustus 2015, € 5.033,- omschrijving: ordernummer Z 052735 ref nr 2052735. [41] [42]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat het volledige aankoopbedrag voor het badkamermeubel, te weten € 6.283,-, door [naam 1] is betaald. De verklaring van verdachte dat hij € 4.800,- cash aan [naam 6] zou hebben betaald is ongeloofwaardig. Verdachte heeft het badkamermeubilair als gift van [naam 1] aangenomen.
Standpunt van de verdediging
Op de koopovereenkomsten staat het telefoonnummer van [naam 6] , wiens partner eigenaar is van CAB Infra.
Verdachte heeft verklaard dat hij het aankoopbedrag voor het badkamermeubel in het bijzijn van [naam 1] in café Silversant contant aan [naam 6] heeft betaald, minus de btw, te weten € 4.800,-. Verdachte heeft daarmee een btw-voordeel verkregen.
Ter onderbouwing van die verklaring heeft verdachte een kwitantie overgelegd waarvan hij stelt dat deze door [naam 6] is getekend. Die kwitantie is twee weken na het verhoor van verdachte door de raadsman aan de Rijksrecherche verstrekt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de facturen van Sani-Dump voor het in de woning van verdachte geplaatste badkamermeubilair door [naam 1] zijn betaald. Zowel verdachte als [naam 1] hebben verklaard dat verdachte in café Silversant, in aanwezigheid van [naam 1] , een cash geldbedrag van € 4.800,- aan [naam 6] heeft gegeven. Het zou verdachte daarbij te doen zijn geweest om een btw-korting.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat een dergelijke betaling heeft plaatsgevonden. In de eerste plaats is het niet logisch dat verdachte aan [naam 6] zou betalen nu [naam 1] de facturen heeft voldaan. In de tweede plaats komt het bedrag van € 4.800,- niet overeen met een btw-korting van 21% over € 6.283,-. Het voordeel van verdachte zou dan groter zijn dan alleen een btw-voordeel. Het is niet begrijpelijk waarom [naam 6] met een dergelijke betalingsconstructie akkoord zou gaan. [naam 6] ontkent bovendien geld van verdachte te hebben ontvangen en zegt hij verdachte in het geheel niet te kennen. Het is ook opmerkelijk dat de kwitantie niet tijdens de doorzoeking bij verdachte is aangetroffen maar pas naderhand is overhandigd. De verklaring van [naam 1] dat hij de facturen van Sani-Dump heeft betaald omdat [naam 6] daar financieel niet toe in staat was en dat hij deze later heeft verrekend met andere projecten komt gekunsteld over. Die verklaring maakt namelijk niet inzichtelijk waarom verdachte aan [naam 6] heeft betaald en niet aan [naam 1] , die immers op dat moment de facturen van Sani-Dump had voldaan. Wanneer verdachte inderdaad in café Silversant geld aan [naam 6] zou hebben overhandigd, had het voor de hand gelegen dat [naam 6] deze envelop onmiddellijk had doorgegeven aan [naam 1] , maar dat is volgens [naam 1] niet gebeurd.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte in het geheel niet heeft betaald voor het badkamermeubilair van Sani-Dump en zij acht bewezen dat verdachte dit badkamermeubilair ter waarde van € 6.283,- als gift van [naam 1] heeft aangenomen.
Verbouwing woning [adres]
Verdachte wordt verweten dat hij een belofte heeft aangenomen dat hij de kosten voor de verbouwing van zijn huis door aannemer [naam aannemer] door [naam 1] zou laten betalen.
[naam aannemer] van Bouw- en Onderhoudsbedrijf B.V. heeft in november en december 2015 gemaild met [naam partner verdachte ] , de partner van verdachte, over de verbouwing van de woning van verdachte. [43]
Op 24 november 2015 heeft [naam 1] een WhatsApp-bericht aan verdachte gestuurd met de tekst: “
Btw moeten we nog ff wat afspreken onder het genot van waar we het onlangs over hadden”. Achter deze zin staat een icoontje van een huis. [44]
Op 8 maart 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [naam 1] en het pand van [naam V.O.F.] . [45] Op 11 maart 2016 heeft [naam 7] aan [naam partner verdachte ] een e-mail gezonden, waarin hij onder meer schrijft: “
Wij zijn gisteren gehoord i.v.m. mogelijke corruptie tussen [verdachte] en [naam 1] waarbij wij gebruikt zouden zijn. Hoewel dit naar zover ons bekend nooit de bedoeling is geweest geeft ons dit wel de nodige spanningen. Vandaar dat wij toch graag een factuur sturen met daarin inbegrepen het materiaal en de arbeid tot dusver gebruikt.” Aan de mail is een factuur gehecht ter hoogte van € 22.285,74 inclusief btw. De btw bedraagt € 221,10 (6%) en € 3.189,86 (21%). [46]
Deze factuur is op 14 maart 2016 vanaf de bankrekening van verdachte voldaan. [47]
Verdachte heeft verklaard dat de verbouwing van zijn woning aan de [adres] is uitgevoerd door Bouwbedrijf [naam aannemer] . Hij is door [naam 1] aan dat bedrijf gekomen. Hij had zijn vrouw als projectleider aangesteld. [naam 1] en hij waren van plan om een btw-trucje uit te halen, maar hebben dat uiteindelijk niet gedaan. [48]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
[naam 1] heeft de belofte gedaan om de totaalfactuur voor de verbouwing van de woning van verdachte aan verdachte te schenken. Verdachte heeft deze belofte aangenomen. Dat uiteindelijk door het ‘klappen van het onderzoek’ de verbouwing door verdachte zelf is betaald, staat niet aan een bewezenverklaring van omkoping in de weg. Daarnaast heeft [naam 1] aan verdachte een dienst geleverd door als tussenpersoon op te treden bij de verbouwing van de woning van verdachte. Verdachte heeft deze dienst aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat [naam 1] alleen als tussenpersoon heeft gefungeerd door verdachte, als vriendendienst, in contact te brengen met bouw- en onderhoudsbedrijf [naam aannemer] . Aanvankelijk was het de bedoeling dat verdachte daarbij een btw-voordeel zou krijgen maar [naam 1] is daar op teruggekomen. Uiteindelijk heeft verdachte het gehele factuurbedrag van € 22.285,74, inclusief btw, aan [naam aannemer] B.V. voldaan. Van een btw-voordeel is dus geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte van [naam 1] de belofte heeft aangenomen dat [naam 1] de btw over de kosten van de verbouwing van de woning van verdachte, te weten een bedrag van € 3.410,96 (€ 221,10 + € 3.189,86), voor zijn rekening zou nemen. Verdachte heeft verklaard dat het aanvankelijk de bedoeling was dat hij een btw-voordeel zou krijgen. Dit wordt bevestigd door het WhatsApp-gesprek van 24 november 2015, waarin [naam 1] zegt dat ze nog iets over de btw moeten afspreken. De rechtbank gaat er vanuit dat dit gesprek betrekking heeft op de verbouwing van de woning van verdachte nu dit gesprek plaatsvond in de periode dat er veelvuldig communicatie was over deze op handen zijnde verbouwing en omdat [naam 1] de betreffende zin over de btw laat volgen door een icoontje van een huis.
Op 8 maart 2016 hebben er doorzoekingen plaatsgevonden bij [naam 1] en zijn bedrijven. Op 10 maart 2016 is [naam 7] als verdachte gehoord met betrekking tot de verbouwing. Op 11 maart 2016 heeft hij, onder toezending van de factuur van de verbouwing, verdachte hiervan in kennis gesteld. Hieruit maakt de rechtbank op dat [naam 1] op 8 maart 2016 wist dat er een onderzoek liep naar de omkoping van verdachte. Verdachte was daar in ieder geval vanaf 11 maart 2016 ook van op de hoogte door de e-mail van [naam aannemer] .
De rechtbank neemt aan dat deze omstandigheid verdachte heeft doen besluiten om het gehele factuurbedrag van de verbouwing, inclusief btw, zelf te betalen. Deze omstandigheid laat echter onverlet dat verdachte de belofte heeft aangenomen dat [naam 1] de btw voor zijn rekening zou nemen.
Omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dat verdachte de belofte van een btw-voordeel heeft aangenomen, komt zij niet toe aan de vraag of verdachte mogelijk ook een dienst heeft aangenomen van [naam 1] door hem als tussenpersoon op te laten treden bij de verbouwing. Deze verdenking is immers als (meer) subsidiair in de tenlastelegging opgenomen.
Vrijspraak ten aanzien van: Huur aanhangwagen
Verdachte wordt verweten dat hij van [naam 1] een gift heeft ontvangen doordat [naam 1] de huur van een aanhangwagen voor hem heeft betaald. Die aanhangwagen is op 22 februari 2016 gebruikt om onder andere een matras vanuit Noord-Brabant, waar [naam 1] en [naam 7] wonen, naar de woning van verdachte in [woonplaats] te vervoeren. [naam 1] heeft over de logistiek daarvan telefonisch contact gehad met [naam 7] . Die gesprekken zijn getapt.
[naam 1] heeft verklaard dat hij de rekening voor de huur van de aanhangwagen heeft betaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten mede op basis van de afgeluisterde telefoongesprekken bewezen dat verdachte de huur van een aanhangwagen als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
Verdachte was er niet van op de hoogte dat [naam 1] een aanhanger had gehuurd. [naam 1] heeft dit op eigen initiatief gedaan. Verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat [naam 1] een aanhangwagen heeft gehuurd voor het vervoer van matrassen naar de woning van verdachte in Amsterdam. [naam 1] heeft de factuur voor deze huur betaald via zijn bedrijf [naam B.V.] De huur van deze aanhangwagen lijkt echter vooral een zaak te zijn geweest tussen [naam 1] en [naam aannemer] . Het kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten weten dat er een aanhanger was gehuurd en wie daarvoor had betaald. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte de door [naam 1] gedane gift heeft aangenomen.
Audi
Verdachte wordt verweten dat hij een Audi A4 als gift van [naam 1] heeft aangenomen.
Uit RDW-gegevens blijkt dat verdachte op 13 november 2015 een personenauto van het merk Audi A4 met kenteken [kenteken] op zijn naam gesteld heeft gekregen. Deze auto stond van 6 augustus 2015 tot 4 november 2015 op naam van Athlon Car Lease Nederland B.V. en van 4 november 2015 tot 13 november 2015 op naam van [naam 8] . [49]
De Audi A4 met kenteken [kenteken] is, zo blijkt uiteen factuur van 4 november 2015, op dezelfde datum door Athlon Car Lease Nederland B.V. aan [naam 8] . verkocht voor een bedrag van € 26.500,-. [50]
Uit een factuur van 6 november 2015 met factuurnummer 2015172 blijkt dat de auto door [naam 8] . is verkocht aan ABM Civiel B.V. voor een bedrag van € 26.600,- inclusief btw. De 21% btw bedraagt € 4.062,72. [51]
Op 9 november 2015 is vanaf de bankrekening van ABM Civiel B.V. een bedrag van € 26.600,- overgeschreven naar [naam 8] onder vermelding van factuurnummer 2015172. [52]
Uit analyse van de bankafschriften van het rekeningnummer op naam van verdachte blijkt dat hij in de periode van 11 december 2015 tot en met 22 december 2015 een geldbedrag van in totaal € 21.000,- contant heeft opgenomen. [53]
Op 3 november 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [naam 1] en verdachte: [54]
[naam 1] : En? Istwa?
[verdachte] : Ja zie er wel mooi uit ja. Wat doet dat
[naam 1] : Er ligt nu bod van 26000,- incl btw. We kunnen creatief denken Btw 21% En nog wat dingetjes
[verdachte] : Tis feitelijk een nieuwe auto 36km is niks. En de mijne is weer eens tuk
[naam 1] : Weet genoeg ga ff m'n best doen
Op 6 november vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [naam 1] en verdachte [verdachte] : [55]
[naam 1] : Hij os er al. (stuurt foto’s) Mooi hoor.
[verdachte] : (stuurt een duimpje) Veel schade?
[naam 1] : Niks
Op 13 november 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen verdachte [verdachte] en zijn vrouw [naam partner verdachte ] : [56]
Vermeulen : Maak even foto voor [naam 9]
[verdachte] : Nee, [naam 9] moet nog eff wachten.
Vermeulen : Hoezo?
[verdachte] : Verhaal moet kloppen. Ff wachten
Vermeulen : Oh maar je neemt m wel mee?
[verdachte] : Yes
Vermeulen : Heb wel gezegd dat je nieuwe auto bent halen hoor… Niet waar etc maar gewoon een nieuwe auto. Als je m meeneemt zit ie t toch?
[naam directeur] , directeur van [naam 8] . heeft verklaard dat [naam 1] tegen hem had gezegd dat de auto was bestemd voor ABM Civiel. [57]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de Audi A4 als gift heeft aangenomen. De door de verdediging overgelegde koopovereenkomst lijkt achteraf te zijn opgemaakt om de waarheid te verbloemen. Uit de tapgesprekken blijkt dat de aankoop van de auto kennelijk niet in de haak was, terwijl er geen logische verklaring is waarom verdachte, als hij de auto zelf zou hebben betaald, niet rechtstreeks van Prinssen zou hebben gekocht.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de auto tegen contante betaling gekocht van [naam 1] voor een bedrag van € 26.850,-, inclusief de btw. Dit is vastgelegd in een koopovereenkomst die aan de Rijksrecherche is overgelegd.
In het aankoopbedrag waren ook aanpassingen en accessoires begrepen. Bij deze aanpassingen en accessoires was wel sprake van een btw-voordeel, wat het verschil verklaart tussen het door [naam 1] aan Prinssen betaalde bedrag en het door verdachte aan [naam 1] betaalde bedrag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte bij de aankoop van de Audi van [naam 1] een gift heeft ontvangen ter hoogte van de over de aankoopprijs van de auto berekende btw, te weten een bedrag van € 4.062,72.
Zij vindt daarvoor onder meer steun in het WhatsApp-gesprek van 3 november 2015, waarin [naam 1] in relatie tot de Audi zegt:
We kunnen creatief denken Btw 21% En nog wat dingetjes. De rechtbank leest deze opmerking van [naam 1] zo dat [naam 1] bij de aankoop van de Audi de 21% btw voor zijn rekening wil nemen en daarnaast nog enkele extra kosten of accessoires. Die btw-korting is bovendien ook bij andere giften toegepast. Dat sprake is geweest van een btw-korting wordt ondersteund door de drie door verdachte gedane geldopnames in december 2015 ter hoogte van in totaal € 21.000,-. Dit bedrag komt in de buurt van het aankoopbedrag van de Audi, minus de btw. Anders dan de officieren van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet onaannemelijk is dat verdachte dit geldbedrag in verband met de aankoop van de Audi heeft opgenomen en aan [naam 1] heeft betaald.
De rechtbank acht in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk dat verdachte het gehele aankoopbedrag van de Audi heeft terugbetaald aan [naam 1] .
Wanneer het de bedoeling zou zijn geweest dat verdachte het gehele aankoopbedrag van de Audi zou betalen is niet inzichtelijk gemaakt waarom deze Audi eerst door ABM Civiel B.V. is gekocht en niet rechtstreeks door verdachte.
De rechtbank hecht geen waarde aan de door verdachte en [naam 1] overgelegde koopovereenkomst, waaruit zou moeten blijken dat verdachte op 28 december 2015 een contant geldbedrag van € 26.850,- voor de Audi aan [naam 1] heeft betaald. De rechtbank vindt het opmerkelijk dat bij de doorzoekingen bij zowel verdachte als bij [naam 1] en zijn bedrijven deze koopovereenkomst niet werd aangetroffen. Bovendien is deze overeenkomst pas laat in de procedure ingebracht en is er weinig informatie verschaft over de aanleiding voor het opstellen van deze overeenkomst en de wijze waarop deze tot stand is gekomen. De rechtbank gaat er vanuit dat deze overeenkomst achteraf en in strijd met de waarheid is opgemaakt om de werkelijke gang van zaken rond de aankoop van de Audi te verhullen.
Aanpassingen, onderhoud en accessoires Audi
Verdachte wordt verweten dat hij aanvullende kosten bij de aankoop van de Audi en accessoires als gift heeft gekregen van [naam 1] .
Velgen
Op 11 november 2015 vindt het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [naam 1] en [verdachte] :
[naam 1] : Is dit wat?
[verdachte] : Zonde
[naam 1] :
[verdachte] : Welke maat is dat?
[naam 1] : 18 inch ligt er nu op 20 inch max kan Advies is 18 of 19 20 is wel mooi [58]
Op 7 januari 2016 vindt het volgende gesprek tussen hen plaats:
[naam 1] : Moet ff bij wielpoint op site kijken
[verdachte] : Ja doe ik ff [59]
Op 12 februari 2016 werd een bedrag van € 1.000,- overgemaakt vanaf de rekening van ABM Civiel B.V. naar Wheelpoint B.V. met omschrijving factuurnummer 160082/03. [60]
Bij een doorzoeking op 8 maart 2016 in de auto waar [naam 1] gebruik van maakte werd een laptop aangetroffen met daarop zeven foto’s van een zwarte Audi. Op enkele foto’s is het kenteken [kenteken] zichtbaar. Te zien is dat er twee verschillende typen velgen onder het voertuig zijn gemonteerd. [61]
Verdachte heeft verklaard dat [naam 1] hem vroeg op de site van Wheelpoint te kijken omdat hij velgen moest aanwijzen voor de winterbanden. Op de foto’s die op de laptop van [naam 1] zijn aangetroffen is de Audi A4 van hem te zien, met winterbanden en velgen. [62]
Alarmkeuring
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is een zwarte portefeuille aangetroffen met papieren van de Audi A4 met kenteken [kenteken] [63] , waaronder: een KIWA personenauto alarmcertificaat nr. [nummer] , afgegeven op 13 januari 2016 door firma Carplace Soundcenter te Uden. [64]
Op een factuur van Carplace Soundcenter van 15 januari 2016 is vermeld dat de alarmkeuring inclusief certificaat voor de Audi [kenteken] € 72,60 inclusief btw bedroeg. Deze factuur is gericht aan ABM Civiel B.V. te Uden en heeft als factuurnummer 13286. [65]
Op 20 februari 2016 is vanaf een rekeningnummer op naam van ABM Civiel B.V. een bedrag van 72,60 overgeschreven naar Carplace Soundcenter, onder vermelding van factuurnummer 13286. [66]
[naam 1] heeft verklaard dat hij het alarm bij Carplace Soundcenter te Uden heeft laten testen. De kosten die daarmee gemoeid waren heeft hij betaald. [67]
APK-keuring en ruitenvloeistof
In dezelfde zwarte portefeuille met papieren van de Audi A4 met kenteken [kenteken] [68] zat ook een RDW-keuringsrapport, afgegeven door de firma Cartech Uden op 11 november 2015. [69] Cartech heeft op 11 november 2015 daarvoor een factuur opgesteld, waarop tevens kosten voor het bijvullen van ruitensproeiervloeistof staan vermeld. In totaal gaat het om een bedrag van € 32,97 inclusief btw. [70]
[naam 1] heeft verklaard dat hij kosten voor de Apk-keuring voor de betreffende Audi heeft betaald. Als deze betaling niet uit de bankafschriften blijkt, dan heeft hij cash betaald. [71]
Folie op de autoramen
Op 20 januari 2016 vindt een telefoongesprek plaats tussen [naam 1] en [naam eigenaar 2] . Dit gesprek is afgeluisterd:
[naam eigenaar 2] : hai hai… [naam 1] die ehh…Audi A4?
[naam 1] : Ja
[naam eigenaar 2] : Moet di ehhh…op jouw naam of moet ie op bedrijf?
[naam 1] : Ja, ABM Civiel BV
[naam eigenaar 2] : Enn dan moet ik er geen kenteken bij zetten of wel?
[naam 1] : nee en dan ehh…, adressering is gewoon [adres]
[naam eigenaar 2] : Ja ok, maar niet Audi A4?
[naam 1] : nee, nee, nee, nee
[naam eigenaar 2] : (lacht) Ik zet hem wel op werkzaamheden
[naam 1] : Ja
[naam eigenaar 2] : en dan ehh…weet jij genoeg
[naam 1] : Joe [72]
Het adres van de tenaamstelling van het telefoonnummer van [naam eigenaar 2] is gelijk aan het vestigingsadres van het bedrijf Autoglaspro te Uden. Eén van de diensten die dit bedrijf aanbiedt is het tinten en blinderen van autoruiten. [73]
Op 24 januari 2016 wordt een telefoongesprek afgeluisterd tussen [naam 1] en verdachte:
[naam 1] : En wat vind je van de ruiten zo?
[verdachte] : Ja top
[naam 1] : Niet te licht?
[verdachte] : nee hoor
[naam 1] : nee nee nee
[verdachte] : precies goed [74]
Op 3 februari 2016 is vanaf de bankrekening van ABM Civiel B.V. een bedrag van
€ 182,79 en een bedrag van € 162,18 overgemaakt naar de rekening van Autoglaspro. [75]
[naam 1] heeft verklaard dat hij de ruiten van de Audi A4 met kenteken [kenteken] heeft laten voorzien van getinte folie bij een bedrijf in Uden. [76]
Chiptunen van de motor
In een WhatsApp-gesprek op 11 november 2015 tussen [naam 1] en verdachte vraagt [naam 1] aan verdachte “
hoeveel pk moet erbij”. Verdachte zegt daarop: “
Maximaal hihi Lekker zuinig en veel pk”. [77]
In een afgeluisterd telefoongesprek tussen [naam 1] en verdachte op 24 januari 2016 vindt de volgende conservatie plaats:
[naam 1] : even iets heel anders. Hoe vind jij da nou rijden met da chippen?
[verdachte] : Ja goed
(…)
[naam 1] : zit daar nou genoeg vermogen in of niet?
[verdachte] : nou ik heb nog niet zeg maar uuuh…tot op de bodem ben ik geweest
[naam 1] : ja ok, hij zou nog een tikkeltje meer kunnen als je zou willen zeg maar. Maar dit is wel verantwoord.
[verdachte] : dan laten we het even zo voorlopig. [78]
Verdachte heeft verklaard dat het betreffende WhatsApp-gesprek van 11 november 2015 gaat over het opvoeren van de motor. Er is uiteindelijk 40 pk bijgekomen. De auto is ergens in Brabant gechipt. Hij denkt dat dit ergens in januari 2016 was. [79]
[naam 1] heeft verklaard dat hij de betreffende Audi heeft laten chippen. Hij heeft de rekening contant betaald of laten betalen. Het was een bedrag van rond de € 200,-. [80]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de aanpassingen en accessoires als gift van [naam 1] heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de Audi A4 van [naam 1] gekocht, inclusief aanpassingen en accessoires. Bij deze aanpassingen en accessoires heeft hij een btw-korting gekregen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat [naam 1] de facturen voor de velgen, de alarmkeuring, de Apk-keuring en ruitenvloeistof, de folie op de autoramen en het chiptunen van de motor volledig heeft betaald. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte de kosten of een deel daarvan heeft terugbetaald aan [naam 1] .
ABM Civiel B.V. heeft op 3 februari 2016 twee nota’s betaald aan Autoglaspro. Uit het dossier is niet op te maken welke van de twee nota’s betrekking heeft op de Audi A4. De rechtbank zal daarom ten gunste van verdachte uitgaan van het laagste bedrag, te weten € 162,18.
De rechtbank gaat niet mee in de verklaring van verdachte dat de aanpassingen en accessoires van de Audi al in de koopprijs begrepen waren en dat hij alleen bij deze aanpassingen en accessoires een btw-voordeel zou hebben genoten.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen leest zij het WhatsApp-bericht van [naam 1] van 3 november 2015 “
We kunnen creatief denken Btw 21% En nog wat dingetjes”zo dat [naam 1] bij de aankoop van de Audi de 21% btw voor zijn rekening wil nemen en daarnaast nog enkele extra kosten of accessoires. De btw-korting ziet dus alleen op de auto en niet op “
nog wat dingetjes”. De rechtbank ziet daarom alle aanpassingen en accessoires volledig als gift. Verdachte was op de hoogte van deze aanpassingen en accessoires en heeft daarbij een actieve rol gehad, zodat hij deze als gift heeft aangenomen.
6.1.4.
Totale omvang van de door verdachte aangenomen giften en belofte
De rechtbank stelt vast dat verdachte de volgende giften en belofte heeft aangenomen:
- € 1.323,- (21% btw 4 airco-installaties);
- € 6.283,- (badkamermeubilair);
- belofte € 3.410,96 (6% en 21% btw verbouwing woning);
- € 4.062,72 (21% btw Audi A4);
- € 1.000,- (velgen);
- € 72,60 (alarmkeuring);
- € 32,97 (Apk-keuring en ruitenvloeistof);
- € 162,18 (folie autoramen);
- ongeveer € 200,- (chiptunen).
De totale omvang van de giften en belofte die verdachte heeft aangenomen ziet dus op een bedrag van ongeveer € 16.547,43.
6.1.5.
Is gelet op de omvang, aard en frequentie van de giften het doel van [naam 1] geweest een voorkeursbehandeling te krijgen?
De rechtbank is van oordeel dat de omvang, aard en frequentie van de hiervoor onder 6.1.4. genoemde giften en belofte bevestigen dat deze door [naam 1] zijn gedaan met het kennelijke doel om een relatie met verdachte te doen ontstaan of te onderhouden waardoor hij van verdachte, in diens hoedanigheid van ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, een voorkeursbehandeling zou krijgen. Verdachte wist dit. Dat maakt de rechtbank op uit de gunsten die verdachte in de periode 2014-2015 aan [naam 1] verleende, toen verdachte ook giften en een belofte van hem en zijn ondernemingen ontving Die giften en belofte stegen bovendien ruimschoots uit boven hetgeen binnen een gemiddelde vriendschappelijke relatie als gebruikelijk mag worden beschouwd. Desondanks heeft verdachte deze giften en belofte keer op keer aangenomen binnen een periode van twee jaar.
6.1.6.
Is sprake van contra-indicaties?
De giften en belofte zijn van dien aard dat deze geen rechtvaardiging kunnen vinden in de tussen verdachte en [naam 1] bestaande vriendschap. De door verdachte aangenomen goederen en belofte kunnen niet worden gezien als een acceptabele attentie binnen een vriendschapsrelatie. De waarde van de goederen en de frequentie waarin ze zijn aangenomen, staan daaraan in de weg. Weliswaar kostten de giften, voor zover gedaan in de vorm van een btw-constructie, niet [naam 1] en zijn ondernemingen, maar de fiscus geld. Toch heeft [naam 1] een aanzienlijk risico genomen door aankoopbedragen voor verdachte onder valse voorwendselen in zijn boekhouding weg te schrijven. Bovendien is de vriendschap ontstaan uit een zakelijke relatie en is [naam 1] ook met in ieder geval één andere ambtenaar van de gemeente Amsterdam bevriend, die ook wordt veroordeeld voor passieve ambtelijke omkoping. Dit lijkt dus geen eenmalig voorval te zijn dat zich enkel afspeelt binnen de vriendschapsrelatie van verdachte en [naam 1] . Door het aannemen van de giften en belofte moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat van hem werd verwacht dat hij bij zijn werkzaamheden als ambtenaar in bijzonder de belangen van [naam 1] in het oog moest houden en dat heeft hij ook gedaan.
6.1.7.
Conclusie
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte is omgekocht met de huur van de aanhanger.
Met betrekking tot de overige in de tenlastelegging opgenomen onderdelen acht de rechtbank telkens ambtelijke omkoping bewezen, op de wijze zoals hierna vermeld onder 7.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in voetnoten opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van teamleider IB van het projectenbureau van Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid,
een gift van [naam 1] in zijn hoedanigheid van bestuurder van ABM Civiel B.V., te weten:
- een geldbedrag van € 1.323,-, zijnde 21% btw berekend over de aankoop van vier airconditioningsystemen ter waarde van € 6.300,- van MDA Installatie Techniek,
heeft aangenomen, wetende dat deze gift hem, verdachte gedaan werd ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan de bedrijven van de omkoper zouden worden gegund;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
in de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 8 maart 2016 in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van Projectleider/Projectmanager bij het Cluster Ruimte en Economie, afdeling Projectmanagement Centrum Noord bij het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid,
giften van [naam 1] in privé en in zijn hoedanigheid als bestuurder van ABM Civiel B.V., te weten:
- een badkamermeubel ter waarde van € 6.283,- inclusief btw bij Sani-Dump door tussenkomst van het bedrijf CAB Infra B.V., en
- een geldbedrag van € 4.062,72, zijnde 21% btw berekend over de aankoopprijs van een auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [kenteken] van € 22.537,28 gekocht bij [naam B.V.] ,
- aanpassingen en onderhoud aan de auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [kenteken] te weten:
o velgen voor de auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [kenteken] ter waarde van € 1.000,- inclusief btw bij Wheelpoint.nl, en
o een alarmkeuring ter waarde van € 72,60 inclusief btw voor de auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [kenteken] bij Carplace Uden, en
o een APK-keuring en ruitenvloeistof ter waarde van € 32,97 inclusief btw voor de auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [kenteken] bij Cartech Uden, en
o folie op de ramen van de auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [kenteken] bij Autoglaspro Uden, en
o het chiptunen van de auto van het merk Audi, type A4 met kenteken [kenteken] ,
en een belofte van [naam 1] (in privé en/of in zijn hoedanigheid als bestuurder en/of vennoot en/of feitelijk leidinggevende van [naam B.V.] en/of ABM Civiel B.V. en/of [naam V.O.F.] .), te weten:
- een geldbedrag van € 3.410,96,- (zijne 6% btw à € 221,10,- + 21% btw à € 3.189,86) berekend over de totaalprijs van € 18.874,78 voor de verbouwing aan de woning van verdachte aan de [adres] , verricht door [naam aannemer] Bouw- en Onderhoudsbedrijf B.V.
heeft aangenomen, wetende dat deze giften en belofte hem, verdachte gedaan, werden, telkens ten einde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan de bedrijven van de omkoper zouden worden gegund.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straffen

10.1.
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen en een geldboete van € 15.000,-, te vervangen door 110 dagen hechtenis.
10.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte inmiddels al genoeg is gestraft als gevolg van deze al jaren voor hem slopende strafzaak. Hij is zijn baan kwijtgeraakt en wordt door zijn ex-collega’s met de nek aangekeken. Bij een eventuele strafoplegging kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
10.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in twee jaar tijd ruim € 16.000,- voordeel gekregen via [naam 1] , die als doel had een voorkeursbehandeling te krijgen bij het verstrekken van stratenmakerswerk bij de gemeente Amsterdam. Verdachte heeft daarmee zijn (informatie)positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf te verrijken.
Door hieraan mee te werken heeft verdachte het aanzien en het vertrouwen in de integriteit van de gemeente Amsterdam ernstig geschaad. Voor het goed functioneren van het openbaar bestuur is het van essentieel belang dat het zuiver handelt. Dat is waarom hoge integriteits-eisen worden gesteld aan ambtenaren. De samenleving als geheel, en andere aannemersbedrijven dan die van [naam 1] in het bijzonder, moeten erop kunnen vertrouwen dat ambtenaren hun werk integer uitvoeren. Alleen dan kan sprake zijn van een gelijk speelveld voor alle partijen.
Ook heeft verdachte het vertrouwen van zijn ex-collega’s geschonden, onder meer door informatie over hen door te spelen aan [naam 1] . Als zij dat verdachte kwalijk nemen, komt dat voor zijn eigen rekening.
Door samen met [naam 1] ‘btw-trucs’ toe te passen heeft verdachte bovendien meegewerkt aan het misleiden van de fiscus. Verdachte kwam als privépersoon geen btw-korting toe, maar hij ging desondanks op zoek naar een ‘deal’, zoals hij het zelf ter zitting noemde. Verdachte vond in [naam 1] een bondgenoot, die met boekhoudkundige misleiding een tijd lang onder de radar voordelen heeft uitgedeeld aan verdachte. Dat is een slinkse manier van doen, die oneerlijk is ten opzichte van iedereen die wel btw betaalt.
Verdachte lijkt geen spijt te hebben van zijn gedrag. Zijn opmerkingen tijdens de zitting hebben er eerder de schijn van dat hij zich een dief van zijn eigen portemonnee voelde als hij niet dit soort btw-trucs zou toepassen.
De rechtbank vindt deze vorm van omkoping wel ernstig. Daarom kan zij deze feiten in beginsel niet anders dan met een taakstraf van 200 uren sanctioneren. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn. Ook legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand op met een proeftijd van twee jaren, om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de behandeling van de strafzaak lang op zich heeft laten wachten. Verdachte is in verband met de beschuldiging op 2 november 2016 voor het eerst als verdachte gehoord. Deze datum kan worden beschouwd als het moment waarop de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is gestart. Verdachte heeft niet in voorarrest gezeten. De strafzaak had daarom binnen 2 jaren moeten zijn afgedaan. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak vond echter pas plaats op vanaf 1 november 2021, terwijl op 10 januari 2022 vonnis wordt gewezen. De redelijke termijn is daarom met ongeveer drie jaar en twee maanden overschreden. De lange duur van de vervolging is niet aan de verdediging te wijten, terwijl de ingewikkeldheid en omvang van de zaak de overschrijding slechts voor een klein deel rechtvaardigen. Dit dient in het voordeel van verdachte tot uitdrukking te komen in de hoogte van de straf. De rechtbank zal daarom de taakstraf van 200 uren met 20 uren verminderen en 180 uur taakstraf opleggen en één maand voorwaardelijke gevangenisstraf.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 363 en 363 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 tenlastegelegde, waar het betreft de
huur van een aanhangerniet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
telkens als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) maand.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2022.

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.
2.1609121116.DOC, blz. 301050 e.v.
3.1609121117.DOC, blz. 301052 e.v.
4.1609121118.DOC, blz. 301056
5.1609121119.DOC, blz. 301057
6.1609121121.DOC, blz. 301058 e.v.
7.1609121101.DOC, blz. 301032 e.v.
8.1609121102.DOC, blz. 301034 e.v.
9.1609121105.DOC, blz. 301039
10.1609121112.DOC, blz. 301046 e.v.
11.1509010934.DOC, blz. 300365 e.v.
12.1510271402.AMB, blz. 300446
13.1509021412.DOC, blz. 300367 e.v.
14.1508131000.DOC, blz. 300289 e.v.
15.1611211015. [code] , blz. 301168 e.v.
16.1611220955. [code] , blz. 301179 e.v.
17.1701121705.DOC blz. 301350 e.v.
18.1701121705.DOC blz. 301364 en blz. 301370
19.1701121705.DOC blz. 301365 e.v.
20.701160910.AMB, blz. 301380
21.1701121742.DOC, blz. 301371
22.1702010900.AMB, blz. 301454 e.v.
23.1701160910.AMB (in het bijzonder blz. 301382 e.v.)
24.1701160910.AMB (in het bijzonder blz. 301391 e.v.)
25.1701160910.AMB (in het bijzonder blz. 301387 e.v.)
26.1607081300. [code] , blz. 300954 e.v.
27.1607081301.DOC, blz. 300957 e.v.
28.1607081302.DOC, blz. 300962
29.1607081302.DOC, blz. 300962
30.1611011348.DOC, blz. 301123
31.1611011349.DOC, blz. 301124
32.1611011300, blz. 301118 e.v.
33.1611230955. [code] , blz. 301208 e.v.
34.1604211235.IBN, beslagdossier blz. 008324
35.160517610.DOC, blz. 300839 e.v.
36.160517610.DOC, blz. 300842 e.v.
37.1701231636.AMB, blz. 301423
38.1610312049, blz. 301102 e.v.
39.1701031441.DOC, blz. 301317
40.1701041801. DOC, blz. 301327
41.1701031442.DOC, blz. 301318
42.1701041802. DOC, blz. 301328
43.1603171510.AMB, blz. 300773 e.v.
44.1606061338.AMB, blz. 300917
45.1612011459.AMB, blz. 301258
46.1605101357.DOC, blz. 300829 e.v.
47.1702150930.AMB, blz. 301481 e.v.
48.1610311416.VEH, blz. 301089 e.v.
49.1601191531.DOC, blz. 300464 e.v.
50.1603101732.DOC, blz. 300734
51.1603141208.DOC, blz. 300765
52.1603211354.DOC, blz. 300790 e.v.
53.1702151256.AMB, blz. 301490 e.v. (in het bijzonder blz. 301499 en 301500)
54.1606061338.AMB, blz. 300911
55.1606061338.AMB, blz. 300912
56.1606061338.AMB, blz. 300914
57.1603101730. [code] , blz. 300729 e.v.
58.1606061338.AMB, blz. 300913
59.1606061338.AMB, blz. 300915
60.1605310908.AMB, blz. 300895 e.v. (in het bijzonder blz. 300900)
61.1605310908.AMB, blz. 300895 e.v.
62.1610281000.VEH, blz. 301077 e.v. (in het bijzonder blz. 301084 e.v.)
63.1605241436.AMB, blz. 300848 e.v.
64.1605101409.DOC, blz. 300836
65.1606131323.DOC, blz. 300935
66.1606281432.DOC, blz. 300953
67.1611220955. [code] , blz. 301179 (in het bijzonder blz. 301192)
68.1605241436.AMB, blz. 300848 e.v.
69.1605101412.DOC, blz. 300837
70.1606131001.DOC, blz. 300931
71.1611220955. [code] , blz. 301179 (in het bijzonder blz. 301192 e.v.)
72.1601200818. [code] , blz. 300470
73.1702160808. AMB, blz. 301518 e.v. (in het bijzonder 301520)
74.1601242149. [code] , blz. 300478
75.1702151256.AMB, blz. 301490 e.v. (in het bijzonder blz. 301513)
76.1611220955. [code] , blz. 301179 e.v. (in het bijzonder blz. 301193)
77.1606061338.AMB, blz. 300910 (in het bijzonder blz. 300913)
78.1601242149. [code] , blz. 300478
79.1610281000.VEH, blz. 301077 e.v. (in het bijzonder blz. 301081 e.v.)
80.1611220955. [code] , blz. 301179 e.v. (in het bijzonder blz. 301187 e.v.)