Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiseres] ,
[eiser],
1.De procedure
- het dossier van de zaak C/13/690991 HA ZA 20-1014 met de dagvaarding met producties van 29 september 2020, en het bij voorraad uitvoerbaar verklaard verstekvonnis van 4 november 2020, aangepast bij herstelvonnis van 16 december 2020, waarin de vorderingen van [eisers] zijn toegewezen
- de verzet dagvaarding van 15 december 2021 en incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring
- de conclusie van antwoord in het incident met producties,
- het vonnis in incident van 6 april 2022, hersteld bij vonnis van 11 mei 2022
- het tussenvonnis van 6 april 2022, waarin de mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging producties van [eisers]
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 augustus 2022
- de brief van mr. Van der Leer van 25 augustus 2022 met opmerkingen op het proces-verbaal.
2.De feiten
Media Pub, toevoeging rechtbank] ter uitvoering van haar verplichting tot het stellen van aanvullende zekerheid tot nakoming van alle verplichtingen uit hoofde van de Leningen, op grond van respectievelijk artikel 5 (Pandhouder I [
[eiseres] , toevoeging rechtbank]) en artikel 4 (Pandhouder 2 [
[eiser] , toevoeging rechtbank]), ten gunste van Pandhouders een pandrecht verschaft op alle huidige
en toekomstigebanktegoeden, effectenportefeuille, debiteurenvorderingen, bedrijfsinventaris, voorraden en handelscontracten
en handelsnamen(hierna: ‘de te Verpanden Goederen’) die Pandgever heeft of zal hebben.”