ECLI:NL:RBAMS:2022:5627

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
C/13/713934 / HA ZA 22-155
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vestiging van een pandrecht ter zekerheid van terugbetaling van een lening door een meerderheidsaandeelhouder

In deze zaak vorderen eisers, [eiseres] en [eiser], dat de rechtbank Media Pub, de meerderheidsaandeelhouder van LAG, verplicht om een pandrecht te vestigen ter zekerheid van de terugbetaling van leningen die zij aan LAG hebben verstrekt. De leningen zijn niet terugbetaald, ondanks eerdere afspraken en sommatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geldleningsovereenkomsten zijn tot stand gekomen en dat de terugbetalingsverplichting van LAG opeisbaar is. Media Pub heeft betwist dat zij verplicht is om zekerheid te verstrekken, maar de rechtbank oordeelt dat de zekerheidsbepalingen in de geldleningsovereenkomsten geldig zijn en dat Media Pub moet voldoen aan haar verplichtingen. Het verzet van Media Pub tegen het verstekvonnis wordt ongegrond verklaard en het vonnis wordt bekrachtigd. Media Pub wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/713934 / HA ZA 22-155
Vonnis in verzet van 28 september 2022
in de zaak van

1.[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser],
wonende te Zaandam,
eisers,
gedaagden in het verzet,
advocaat mr. V.H.B. Kruit te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIA PUB B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. L. van der Leer te Alkmaar.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiseres] en [eiser] worden genoemd en gezamenlijk [eisers] en gedaagde zal Media Pub worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het dossier van de zaak C/13/690991 HA ZA 20-1014 met de dagvaarding met producties van 29 september 2020, en het bij voorraad uitvoerbaar verklaard verstekvonnis van 4 november 2020, aangepast bij herstelvonnis van 16 december 2020, waarin de vorderingen van [eisers] zijn toegewezen
  • de verzet dagvaarding van 15 december 2021 en incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring
  • de conclusie van antwoord in het incident met producties,
  • het vonnis in incident van 6 april 2022, hersteld bij vonnis van 11 mei 2022
  • het tussenvonnis van 6 april 2022, waarin de mondelinge behandeling is bepaald
  • de akte overlegging producties van [eisers]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 augustus 2022
  • de brief van mr. Van der Leer van 25 augustus 2022 met opmerkingen op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is getrouwd met de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Samen zijn zij bestuurders en indirect aandeelhouders van Berggeitje B.V. (hierna: Berggeitje). Daarnaast voerden zij een zelfstandig adviesbureau tot deze in juni 2016 werd overgenomen door een derde. Via deze derde heeft [naam 1] Media Pub en haar enig aandeelhouder en bestuurder mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ) leren kennen. [naam 1] is boekhouder geworden (van de vennootschappen) van MediaPub.
2.2.
In 2016 heeft Media Pub de vennootschap L’Autre Groupe B.V. (hierna: LAG) opgericht, waarvan Media Pub met 74% van de aandelen meerderheidsaandeelhouder is. [naam 2] houdt de rest van de aandelen.
2.3.
Op 2 januari 2018 hebben Berggeitje en [eiseres] een geldleningsovereenkomst getekend, waarbij Berggeitje € 350.000 aan [eiseres] heeft geleend door storting van dit bedrag op de bankrekening van LAG.
2.4.
LAG heeft op 5 januari 2018 twee geldleningsovereenkomsten gesloten: een lening van [eiseres] aan LAG van € 350.000,- (geldleningsovereenkomst A) en een lening van [eiser] aan LAG van € 150.000,- (geldleningsovereenkomst B). Met dat geld heeft LAG een belang verworven in een in Luxemburg gevestigde vennootschap, FysioPublishing, die licenties van tijdschriften - onder andere Forbes - bezit.
2.5.
In geldleningsovereenkomst A staat onder meer:
“Artikel 4 Looptijd en aflossing
De looptijd van de lening is van datum verstrekken tot 1 april 2018. Uiterlijk na twee dagen na deze datum zal de aflossing plaatvinden. Voor iedere latere aflossing zal een rente van 10% per maand worden berekend, welke op basis van rentedagen zal worden berekend.
Artikel 5. Zekerheden
(…)
Als aanvullende zekerheid voor de correcte nakoming de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, zal mede-ondergetekende Media Pub BV (tevens aandeelhouder van schuldenaar) op eerste vordering aan schuldeiser verpanden het aan Media Pub BV toebehorende:
Banktegoeden
Effectenportefeuille
Debiteurenvordering
Bedrijfsinventaris
Voorraden
Handelscontracten
Handelsnamen
De verpanding zal alsdan in een afzonderlijke akte worden opgenomen.
2.6.
Geldleningsovereenkomst A is onder meer ondertekend door [eiseres] als schuldeiser, door [naam 2] namens LAG als schuldenaar en door [naam 2] namens Media Pub in verband met artikel 5 (zekerheid).
2.7.
In geldleningsovereenkomst B staat onder meer:
“Artikel 3 Looptijd en aflossing
De looptijd van de lening is van datum verstrekken tot 1 maart 2018. Uiterlijk na twee dagen na deze datum zal de aflossing plaatvinden. Voor iedere latere aflossing zal een aanvullende rente van 10% op jaarbasis naar rato per maand worden berekend.
Artikel 4 Zekerheden
Als aanvullende zekerheid voor de correcte nakoming de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, zal mede-ondergetekende Media Pub BV (tevens aandeelhouder van schuldenaar) op eerste vordering aan schuldeiser verpanden het aan Media Pub BV toebehorende:
Banktegoeden
Effectenportefeuille
Debiteurenvordering
Bedrijfsinventaris
Voorraden
Handelscontracten
De verpanding zal alsdan in een afzonderlijke akte worden opgenomen.”
2.8.
De door [eisers] verstrekte leningen zijn niet terugbetaald.
2.9.
Bij e-mail van 2 juli 2018 heeft [naam 1] aan [naam 2] geschreven:
“We discussed the settlement of the FORBES loaned money as follows:
Mr. [eiser] receives: (…)
TOTAL TO BE REPAID JULY 6th: (…)
[naam 1] (…)
We agreed on the repayment the following:
a. Loan extension until 31-8 for you to arrange the € 350.000 with investors
b. (…)
c. (…)
d. Without further notice the loan is repaid 31-8 (…)”
2.10.
Bij e-mail van 7 mei 2019 heeft [naam 1] aan [naam 2] geschreven:
“(…) 3. FORBES situation
(…) We agreed on the payments of interest they should continue. When you come in June we will talk again to see the timing on solving the repayments.”
2.11.
Bij e-mail van 4 juli 2019 heeft [naam 1] aan [naam 2] geschreven:
“Intrest backlog I expect to be catched up in short notice , fee and main amount I understand will take longer but then I want a proposal.”
2.12.
Bij brieven van 21 juli 2020 heeft de advocaat van [eisers] namens [eisers] LAG aangesproken tot nakoming van haar verplichting tot terugbetaling van de leningen. Bij brief van dezelfde datum, 21 juli 2020, heeft de advocaat van [eisers] namens [eisers] ook een aangetekende brief verstuurd naar MediaPub, waarin hij Media Pub informeert over de sommaties richting LAG en de verwachting uitspreekt dat LAG niet zal kunnen betalen, reden waarom [eisers] een beroep doet op artikel 5 van geldleningsovereenkomst A en artikel 4 van geldleningsovereenkomst B (hierna: ‘de zekerheidsbepalingen’). Voor ontvangst van de brief door Media Pub is getekend.
2.13.
Bij aangetekende brief van 7 augustus 2020 heeft de advocaat van [eisers] namens [eisers] Media Pub geïnformeerd dat LAG ondanks sommatie de leningen niet heeft terugbetaald en dat [eisers] daarom een pandrecht willen vestigen op goederen van Media Pub zoals afgesproken in de geldleningsovereenkomsten. Bij de brief zit een concept pandakte die door het advocatenkantoor van [eisers] is opgemaakt. Daarin staat onder meer:
“(…) c) Pandgever [
Media Pub, toevoeging rechtbank] ter uitvoering van haar verplichting tot het stellen van aanvullende zekerheid tot nakoming van alle verplichtingen uit hoofde van de Leningen, op grond van respectievelijk artikel 5 (Pandhouder I [
[eiseres] , toevoeging rechtbank]) en artikel 4 (Pandhouder 2 [
[eiser] , toevoeging rechtbank]), ten gunste van Pandhouders een pandrecht verschaft op alle huidige
en toekomstigebanktegoeden, effectenportefeuille, debiteurenvorderingen, bedrijfsinventaris, voorraden en handelscontracten
en handelsnamen(hierna: ‘de te Verpanden Goederen’) die Pandgever heeft of zal hebben.”
[onderstrepingen rechtbank]
2.14.
Media Pub wordt in de brief verzocht de pandakte ondertekend terug te sturen. Voor ontvangst van deze brief is getekend. Media Pub heeft niet op de brief gereageerd.
2.15.
Op 29 september 2020 heeft [eisers] Media Pub gedagvaard.
2.16.
Bij het verstekvonnis van 4 november 2020 en 16 december 2020 (herstelvonnis) is de primaire vordering van [eisers] toegewezen, inhoudende dat het vonnis in de plaats zal treden van de op 7 augustus 2020 aan gedaagde toegezonden pandakte op grond van artikel 3:300 lid 2 BW, en is Media Pub veroordeeld in de proceskosten.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair, bepaalt dat op grond van artikel 3:330 lid 2 BW het door de rechtbank te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de op 7 augustus 2020 aan Media Pub toegezonden pandakte (productie 6 bij dagvaarding),
subsidiair, Media Pub gebiedt om binnen 5 dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot ondertekening van de op 7 augustus 2020 aan haar toegezonden pandakte (productie 6 bij dagvaarding), op straffe van een dwangsom,
Media Pub veroordeelt in de proceskosten met nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] stelt – kort weergegeven – dat LAG haar (terug)betalingsverplichtingen uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten niet is nagekomen ondanks sommatie daartoe op 21 juli 2020. LAG is een lege vennootschap die voor haar middelen afhankelijk is van haar aandeelhouders, Media Pub en [naam 2] . Dat is ook de reden dat [naam 2] namens LAG de geldleningsovereenkomsten heeft ondertekend. Toen betaling door LAG uitbleef, heeft [eisers] zich op 7 augustus 2020 tot Media Pub gericht voor het ondertekenen van een pandakte, conform de geldleningsovereenkomsten. Aangezien Media Pub niet op dit verzoek heeft gereageerd, wil [eisers] met deze procedure bewerkstelligen dat de verplichting van Media Pub tot verpanding wordt nagekomen. De inzet van deze procedure is dat een rechterlijke uitspraak de door [eisers] opgestelde akte vervangt op grond van artikel 3:300 lid 2 BW.
3.3.
Media Pub vordert in het verzet dat i) zij zal worden ontheven van de veroordeling tegen haar uitgesproken vonnis van 20 november 2020 (waarin de primaire vordering van [eisers] is toegewezen) met niet ontvankelijkheidsverklaring van [eisers] en ii) dat de vorderingen van [eisers] alsnog worden afgewezen.
3.4.
De verweren van Media Pub tegen de vorderingen van [eisers] komen er in de kern op neer dat op Media Pub geen verplichting rust om zekerheid te verstrekken aan [eisers] Zij heeft primair betwist dat er geldige geldleningsovereenkomsten zijn tot stand gekomen, omdat niet [naam 2] maar [naam 1] bevoegd was om de geldleningsovereenkomsten namens LAG te ondertekenen. Subsidiair heeft ze gesteld dat [eiseres] zich niet kan beroepen op zekerheidsverstrekking door Media Pub in de geldleningsovereenkomst, omdat Berggeitje de gelduitlener is. Ten slotte heeft ze betwist dat de terugbetalingsverplichting van LAG opeisbaar is, omdat in de geldleningsovereenkomsten is voorzien in de mogelijkheid om de leningen voor onbepaalde tijd te laten doorlopen en partijen aan die mogelijkheid uitvoering hebben gegeven. [eisers] heeft de leningen namelijk niet direct opgeëist en heeft alleen (via [naam 1] ) met [naam 2] gecommuniceerd over het betalen van de rente. Media Pub heeft er daarom gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de leningen voor onbepaalde tijd doorliepen (artikel 3:35 BW). Meer subsidiair geldt volgens Media Pub dat er geen geldige titel voor verpanding overeen is gekomen, dan wel dat [eisers] geen aanspraak kan maken op deze bepaling, omdat Media Pub de dagvaarding niet per post heeft ontvangen, omdat het onduidelijk is wie de verpanding kan vorderen en omdat partijen nog geen overeenstemming hebben bereikt over de te verpanden goederen. De vestiging van het pandrecht is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook onaanvaardbaar, omdat [naam 1] zijn zorgplicht als zakelijk en financieel adviseur van [naam 2] heeft geschonden door [naam 2] niet tijdig en op de juiste wijze te informeren over de opeising van de geldleningen en het inroepen van het pandrecht.
Ten slotte betwist Media Pub dat de vordering op grond van artikel 3:300 lid 2 BW kan worden toegewezen, omdat Media Pub geen verplichting heeft tot het vastleggen van een pandakte samen met [eisers] . Voor zover dat wel het geval is, kunnen er geen toekomstige goederen van Media Pub worden verpand omdat daarvoor geen geldige titel bestaat. Ten aanzien van het verstekvonnis heeft Media Pub aangevoerd dat het onduidelijk is welke pandakte het vonnis vervangt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Media Pub in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
Waar gaat deze zaak over?
4.2.
In deze zaak hebben [eiseres] en [eiser] ( [eisers] ) beiden geld geleend aan LAG. Met dat geld heeft LAG, kort gezegd, geïnvesteerd in tijdschriftlicenties. LAG is een dochtervennootschap van meerderheidsaandeelhouder Media Pub; [naam 2] is op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder van Media Pub en houdt de overige aandelen in LAG. Het door [eisers] uitgeleende geld is niet terugbetaald, kennelijk omdat LAG tegen de verwachting van partijen in geen gelden ontving uit haar investering. [eisers] hebben daarom een beroep gedaan op de afspraak met Media Pub dat aan haar toebehorende goederen verpande aan [eisers] tot zekerheid voor de terugbetaling van de leningen. In de kern gaat deze procedure om de vraag of Media Pub die pandrechten moet vestigen.
4.3.
Gelet op de verweren van Media Pub moet daarvoor worden beoordeeld of er geldleningsovereenkomsten tot stand zijn gekomen, en zo ja, tussen wie en hoe die overeenkomsten moeten worden uitgelegd. Daarbij gaat het er steeds om wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (de zogenoemde Haviltex-maatstaf).
Zijn er geldige geldleningsovereenkomsten tot stand gekomen? Ja
4.4.
Tijdens de zitting heeft [naam 1] onbetwist gesteld dat hij de geldleningsovereenkomsten voor [naam 2] heeft vertaald, de inhoud daarvan aan [naam 2] heeft uitgelegd en dat [naam 2] daarna de geldleningsovereenkomsten in het bijzijn van [naam 1] heeft ondertekend. Ook de andere partijen bij de geldleningsovereenkomsten hebben deze ondertekend. Er bestond klaarblijkelijk overeenstemming tussen de partijen bij de geldleningsovereenkomsten: dat dat niet zo was hebben partijen niet aangevoerd en is ook niet gebleken.
4.5.
In de wet staat niet dat geldleningsovereenkomsten schriftelijk moeten worden gesloten. Ook een mondelinge geldleningsovereenkomst is een geldige overeenkomst. Dat betekent, gelet op wat er in 4.4 staat, dat er ook zonder de handtekening van [naam 1] als bestuurder van LAG geldige geldleningsovereenkomsten tot stand zijn gekomen.
Wie is gelduitlener? [eiseres] en [eiser]
4.6.
Niet is in geschil dat [eiser] gelduitlener is onder geldleningsovereenkomst B. In geldleningsovereenkomst A staat dat [eiseres] , de ‘schuldeiser’, € 350.000,- aan LAG verstrekt. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat het de bedoeling was dat zij om belastingtechnische redenen een persoonlijke lening aan LAG verstrekte en dat [naam 2] hiervan op de hoogte was omdat dit met [naam 2] is besproken. Daaruit kan worden afgeleid dat het de bedoeling is geweest van partijen dat [eiseres] degene was die het geld uitleende.
4.7.
Het enkele feit dat Berggeitje het geld aan LAG ter beschikking heeft gesteld, betekent niet dat Berggeitje (in plaats van [eiseres] ) tegenover LAG gelduitlener is geworden. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat LAG het geld snel nodig had en dat Berggeitje het geld snel kon verstrekken. [eiseres] heeft een overeenkomst met Berggeitje overgelegd waarin Berggeitje € 350.000 aan [eiseres] heeft geleend door storting van dit bedrag op de bankrekening van LAG. Het komt er dus op neer dat een derde, Berggeitje, de verplichting van [eiseres] om € 350.000,- te verstrekken ia nagekomen voor [eiseres] . Dat is mogelijk op grond van artikel 6:30 BW.
4.8.
Het voorgaande betekent dat het standpunt van Media Pub dat Berggeitje gelduitlener is en dat [eiseres] als bestuurder van Berggeitje heeft gehandeld, niet slaagt.
Is de (terug)betalingsverplichting van LAG opeisbaar? Ja
4.9.
Tussen partijen staat vast dat [eisers] een beroep kan doen op de zekerheidsbepalingen als de leningen opeisbaar zijn, oftewel als [eisers] aanspraak kan maken op terugbetaling van de leningen. Maar partijen zijn het er niet over eens of de leningen opeisbaar zijn.
4.10.
Het uitgangspunt is dat de lening van [eiseres] had moeten worden terugbetaald op 3 april 2018 en de lening van [eiser] op 3 maart 2018 (hierna: de aflossingsdata). Dat volgt uit de tekst van de bepalingen ‘looptijd en aflossing’ in respectievelijk artikel 4 van geldleningsovereenkomst A en artikel 3 van geldleningsovereenkomst B (zie 2.4 en 2.7).
4.11.
De stelling van Media Pub dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de leningen na het verstrijken van de aflossingsdata voor onbepaalde tijd doorliepen en dat leningen daarom niet opeisbaar zijn, kan niet worden gevolgd. Hoewel [eisers] na de aflossingsdatum uitstel van betaling heeft verleend, zoals [eisers] ook heeft erkend tijdens de mondelinge behandeling, blijkt uit de e-mails van [naam 1] aan [naam 2] van 2 juli 2018, 7 mei 2019 en 4 juli 2019 dat de leningen nog steeds moesten worden terugbetaald.
4.12.
Dat [naam 1] in zijn e-mails aan [naam 2] ook aanspraak maakt op betaling van rente, maakt dat niet anders, aangezien in de geldleningsovereenkomsten nu eenmaal is afgesproken dat voor iedere latere aflossing dan de aflossingsdata rente moet worden betaald. De stelling van Media Pub dat partijen met die renteafspraak hebben bedoeld dat de leningen voor onbepaalde tijd door zouden lopen als deze op de aflossingsdata niet zouden zijn terugbetaald, kan zonder concrete onderbouwing niet worden gevolgd. Die concrete onderbouwing ontbreekt. Uit de omstandigheden die Media Pub heeft geschetst – dat de leningen een investeringskarakter hadden, dat [naam 1] de overeenkomsten eenzijdig en zonder betrokkenheid van advocaten heeft opgesteld en dat [naam 2] volledig vertrouwde op [naam 1] als haar financieel adviseur – kan niet worden afgeleid dat partijen de leningen voor onbepaalde tijd door wilden laten lopen als de leningen niet waren terugbetaald na de aflossingsdata. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog wel gezegd dat hij ‘hier niet had gezeten’ als de rente was doorbetaald. Maar de rentebetalingen zijn ongeveer gelijktijdig met de dagvaarding gestopt, zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken. [eiser] had toen LAG al gesommeerd om de lening terug te betalen (op 21 juli 2020) en een beroep gedaan op de zekerheidsbepalingen tegenover Media Pub (op 7 augustus 2020). In dat licht is de opmerking van [eiser] geen impliciete erkenning van de stelling van Media Pub dat de lening(en) niet opeisbaar zijn.
4.13.
Het voorgaande betekent dat de leningen op 3 maart 2018 en op 3 april 2018 hadden moeten worden terugbetaald. Dat is niet gebeurd, zodat de leningen opeisbaar zijn en [eisers] zich tegenover Media Pub kan beroepen op de zekerheidsbepalingen. Anders dan Media Pub stelt, is daarvoor niet van belang waarom LAG haar betalingsverplichtingen niet kan nakomen en aan wie de sommatiebrieven van 21 juli 2020 zijn verstuurd. Dat geldt te meer nu LAG de leningen kennelijk niet terug kon betalen omdat er niet voldoende (dividend)inkomsten waren vanuit FysioPublishing, zoals Media Pub tijdens de mondelinge behandeling zelf heeft toegelicht.
Is er een titel voor verpanding? Ja
4.14.
In de geldleningsovereenkomsten staat dat Media Pub ‘op eerste vordering’ bepaalde goederen zal verpanden aan schuldeiser als aanvullende zekerheid voor de correcte nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst(en). Als uit de woorden ‘op eerste vordering’ al kan worden afgeleid dat dit een voorwaarde is voor verpanding door Media Pub, geldt dat daaraan is voldaan met het dagvaarden van Media Pub op 29 september 2020. Daarmee hebben [eisers] immers gevorderd dat Media Pub meewerkt aan verpanding.
4.15.
Volgens Media Pub had [naam 1] de dagvaarding en voornoemde brief ook per e-mail naar [naam 2] moeten sturen omdat al hun correspondentie per e-mail verliep. [naam 1] heeft verklaard dat hij deze stukken ook per e-mail naar [naam 2] heeft verstuurd. Media Pub heeft dat betwist, zodat dit niet is komen vast te staan. Wat daar verder ook van zij, de wet bepaalt dat de dagvaarding moet worden betekend aan het kantoor van de rechtspersoon. [eisers] heeft onbetwist gesteld dat zij dat heeft gedaan met de betekening aan het [adres] . Blijkens de onbetwiste verklaring van [naam 1] tijdens de mondelinge behandeling is dit ook het woon/werk adres van enig bestuurder [naam 2] . Zij draagt dan ook de verantwoordelijkheid dat haar post in de gaten wordt gehouden.
4.16.
Verder staan in de zekerheidsbepalingen alle essentialia die nodig zijn voor een geldige titel voor verpanding. Uit de zekerheidsbepalingen volgt namelijk dat:
Media Pub de pandgever is,
[eisers] de pandhouders zijn,
het pandrecht wordt gegeven ter zekerheid van de vorderingen van [eiseres] en [eiser] op LAG uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten, en
het pandrecht wordt gevestigd op de aan Media Pub toebehorende banktegoeden, effectenportefeuille, debiteurenvordering, bedrijfsinventaris, voorraden en handelscontracten; in tegenstelling tot geldleningsovereenkomst B staan in geldleningsovereenkomst A ook de aan Media Pub toebehorende handelsnamen genoemd.
4.17.
Dan resteert de vraag of partijen zijn overeengekomen dat ook toekomstige goederen van Media Pub aan [eisers] worden verpand, zoals opgenomen in de concept pandakte (zie 2.13). In de zekerheidsbepalingen staat niet of er huidige en/of toekomstige goederen worden verpand. Hierover hebben partijen dus niks afgesproken. In de wet staat dat een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook de rechtsgevolgen die naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien (artikel 6:248 lid 1 BW). Het is gebruikelijk dat tot zekerheid voor de nakoming van betalingsverplichtingen ook toekomstige goederen worden verpand. Er zijn geen redenen aangevoerd of gebleken waarom in dit geval van deze gewoonte zou moeten worden afgeweken. Dat betekent dat de afspraak tot verpanding tussen partijen zich ook uitstrekt tot de verpanding van toekomstige (in de zekerheidsbepalingen opgesomde) goederen van Media Pub, uiteraard voor zover de wet dat toestaat.
Overige
4.18.
Het feit dat [naam 1] [naam 2] niet per e-mail zou hebben geïnformeerd over de opeising van de geldleningen, betekent niet dat het beroep van [eisers] op de zekerheidsbepalingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Media Pub heeft zelf getekend voor het verstrekken van zekerheid aan [eisers] voor het geval LAG haar terugbetalingsverplichtingen niet zou nakomen. Die verplichting moet Media Pub, gelet op alles wat hiervoor is overwogen, nakomen.
4.19.
Wat Media Pub verder heeft aangevoerd in haar verzet dagvaarding, zoals een beroep op opschorting en verrekening, wordt bij gebrek aan duidelijke toelichting en onderbouwing gepasseerd.
Slotsom
4.20.
Het voorgaande betekent dat Media Pub een pandrecht moet vestigen ten behoeve van [eisers] Aangezien Media Pub dat toe nu toe heeft geweigerd, kan de akte door een vonnis worden vervangen. Dat volgt uit artikel 3:300 lid 2 BW. Voor toewijzing van deze primaire vordering is niet doorslaggevend of in de zekerheidsbepalingen staat dat partijen gezamenlijk een pandakte moeten opmaken. In dit geval is het voldoende dat partijen hebben afgesproken dat het pandrecht in een afzonderlijke akte zal worden opgenomen.
4.21.
Daarmee is het verzet van Media Pub tegen het verstekvonnis ongegrond. Het verstekvonnis zal daarom worden bekrachtigd.
4.22.
In het verstekvonnis is beslist dat dat vonnis in de plaats treedt van de op 7 augustus 2020 aan Media Pub toegezonden pandakte. In de beslissing van onderhavig vonnis zal worden verduidelijkt dat het gaat om de pandakte die [eisers] als productie 6 bij haar oorspronkelijke dagvaarding heeft overgelegd, aangezien onbetwist is dat dat de bijlage is bij de op 7 augustus 2020 aan Media Pub gestuurde brief. Deze conceptakte zal aan dit vonnis worden gehecht. Ook zal in de beslissing worden opgenomen dat de handelsnamen niet aan [eiser] worden verpand, omdat deze niet zijn opgenomen in geldleningsovereenkomst B en voor verpanding daarvan jegens [eiser] dus geen titel bestaat.
4.23.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat er beslag is gelegd op goederen van Media Pub en een deel van de beslagen is geëxecuteerd in verband met het vonnis inzake de persoonlijke borgtocht van [naam 2] aan [eiseres] . In de onderhavige procedure is niet aan bod gekomen wat de precieze omvang is van de vordering van [eiseres] op LAG. De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat het pandrecht dat (na inschrijving) wordt gevestigd ingevolge het verstekvonnis en dit vonnis, alleen kan worden uitgewonnen voor het bedrag dat [eisers] nog op LAG te vorderen heeft onder de geldleningsovereenkomsten.
Proceskosten
4.24.
Media Pub zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het verzet. De kosten aan de zijde van [eisers] worden tot op heden begroot op € 563,- aan salaris advocaat (één punt voor de mondelinge behandeling tegen tarief II).
4.25.
Hierna in ‘de beslissing’ staat welk bedrag Media Pub moet betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval [eisers] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die zij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het door deze rechtbank op 4 november 2020, aangepast bij herstelvonnis van 16 december 2020, onder zaaknummer / rolnummer C/13/690991 / HA ZA 20-1014 gewezen verstekvonnis, waarbij met ‘de op 7 augustus 2020 aan gedaagde toegezonden pandakte’ wordt bedoeld de pandakte die aan dit vonnis is gehecht, met dien verstande dat de aan Media Pub toebehorende handelsnamen niet aan [eiser] worden verpand, zoals overwogen in 4.22,
5.2.
veroordeelt Media Pub in de kosten van de verzetprocedure aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 563,00,
5.3.
veroordeelt Media Pub in de na dit vonnis aan de zijde van [eisers] ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, bijgestaan door mr. T. Kok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: CMEdK