ECLI:NL:RBAMS:2022:5531

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
13.325092.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens waanstoornis met tbs met voorwaarden voor bedreiging

Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 70-jarige man die op 2 december 2021 zijn buurvrouwen had bedreigd met een hakbijl. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte leed aan een waanstoornis ten tijde van de feiten, wat leidde tot zijn ontslag van alle rechtsvervolging. De verdachte werd echter wel veroordeeld tot tbs met voorwaarden. Tijdens de zitting op 9 september 2022 heeft de officier van justitie de bewezenverklaring van de bedreiging van de buurvrouwen gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak voor de poging tot zware mishandeling bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, gezien zijn geestelijke toestand, en dat de feiten niet aan hem konden worden toegerekend. De rechtbank volgde de conclusies van de deskundigen die de verdachte hadden onderzocht en concludeerden dat hij lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis. De rechtbank legde een tbs-maatregel op met voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en meewerken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen en de veiligheid van anderen te waarborgen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de voorwaarden voor de tbs-maatregel gedetailleerd uiteengezet, inclusief de verplichtingen van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.325092.21
Datum uitspraak: 23 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] , [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. L.M.A. Schwartz naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1: primair: een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , door met een hakbijl in haar richting te zwaaien, op 2 december 2021 in Amsterdam;
subsidiair is dit ten laste gelegd als een eenvoudige mishandeling.
Feit 2: de bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een misdrijf tegen het leven gericht, op 2 december 2021 in Amsterdam.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ). [slachtoffer 1] heeft de bijl moeten afweren. Er was een aanmerkelijke kans dat verdachte haar hoofd of hals had geraakt als zij dit niet had gedaan. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
De officier van justitie acht de onder feit 2 ten laste gelegde bedreigingen ook bewezen. De verklaringen van aangeefsters komen overeen en worden ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte voor feit 1 moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft niet gezwaaid met een bijl. Hij was niet in staat om met een bijl te zwaaien vanwege reumatische klachten. De verklaring van de aangeefster vindt geen steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Zij kwamen pas na het incident het café uit. Mocht de rechtbank dit verweer verwerpen, dan meent de verdediging dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De aangeefster heeft verklaard dat verdachte de bijl met de botte kant naar haar toe richtte. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat het sneetje in de hand van aangeefster is veroorzaakt met de bijl. Het letsel past beter bij het scenario dat aangeefster een sleutelbos in haar hand had, waardoor een sneetje in haar pink is ontstaan.
Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 - vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot zware mishandeling (feit 1). De rechtbank stelt hierbij voorop dat, anders dan de raadsman heeft bepleit, de verklaring van [slachtoffer 1] op verschillende punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo hebben diverse getuigen verdachte ook met een bijl zien zwaaien respectievelijk met een bijl in allerlei richtingen te wijzen en gehoord dat hij zich hierbij dreigend uitliet. Ook had [slachtoffer 1] verwondingen aan haar hand, wat duidt op een fysieke confrontatie met verdachte. Er is echter niemand direct getuige geweest van het incident dat [slachtoffer 1] beschrijft; de waarnemingen van de getuigen hebben betrekking op wat er daarna is gebeurd. De rechtbank kan daarom enkel op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] beoordelen of sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling. Op basis hiervan kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte die kans bewust zou hebben aanvaard. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een aantal keer met de bijl naar haar toe zwaaide op 30 centimeter afstand, maar zij heeft niet verklaard op welke delen van haar lichaam deze zwaaiende bewegingen waren gericht en of zij zou zijn geraakt indien zij geen afwerende of ontwijkende bewegingen zou hebben gemaakt. Verder heeft zij verklaard dat verdachte de bijl op enig moment omhoog hief alsof hij ermee wilde gaan slaan. Uit haar verklaring volgt niet dat verdachte toen nog een keer heeft uitgehaald. Een poging zware mishandeling kan om deze redenen niet worden bewezen.
Daarnaast volgt niet uit de aangifte van [slachtoffer 1] hoe zij aan de verwondingen aan haar hand komt of dat verdachte haar met de hakbijl heeft geraakt. Daarmee is dus ook niet komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geraakt met de hakbijl, waardoor verdachte ook vrijgesproken dient te worden van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Feit 2 - bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 2 oordeelt de rechtbank dat – gelet op de wettige bewijsmiddelen – verdachte zich op 2 december 2021 schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verklaringen van aangevers komen op belangrijke punten overeen en worden ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 2 december 2021 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht door dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jullie vermoorden" en "ik maak jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij, verdachte, met een hakbijl heeft gezwaaid en op de trapleuning heeft geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of verdachte strafbaar is. De rechtbank ziet zich hierbij voor de vraag gesteld of de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend.
6.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is van mening dat de feiten weliswaar verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend, maar dat hij niet volledig ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd en dus wel strafbaar is. Er is pas sprake van ontoerekeningsvatbaarheid indien ieder inzicht in de reikwijdte van de gedraging ontbreekt. Daarvan was bij verdachte geen sprake, omdat hij nog wel enig inzicht in zijn handelen had. Zo heeft hij duidelijk verklaard over de aanleiding en het feit dat hij [slachtoffer 1] bewust heeft opgewacht. Ook kan hij achteraf op zijn handelen reflecteren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het ten laste gelegde niet aan verdachte kan worden toegerekend. Zijn handelen werd volledig gestuurd vanuit agitatie en boosheid voorkomend uit een waanstoornis. Daardoor waren redelijke overwegingen niet meer mogelijk. Er was bovendien sprake van oordeels- en kritiekstoornissen. Een en ander wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] , die zei dat het leek alsof verdachte psychotisch was.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 6 juni 2022 opgemaakt door M.G. Burgers, psychiater in opleiding, onder supervisie van M.M. Sprock, psychiater. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 2 juni 2022, opgemaakt door E. Stam, psycholoog.
Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat verdachte lijdt aan een ernstige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Uit het psychiatrisch rapport volgt onder meer dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis, een lichte stoornis in cannabisgebruik en een matige stoornis in alcoholgebruik. Verder is er mogelijk sprake van antisociale persoonlijkheidstrekken en cognitieve achteruitgang. Beide deskundigen rapporteren dat de ziekelijke stoornis van de geestvermogens de gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde volledig heeft beïnvloed. Het handelen van verdachte werd volledig gestuurd vanuit agitatie en boosheid voortkomend uit zijn waanstoornis. Redelijke overwegingen waren voor hem op dat moment niet meer mogelijk aangezien er sprake was van ernstige oordeels- en kritiekstoornissen vanwege de ziekelijke achterdocht. Verdachte is onvoldoende in staat geweest om zijn gedrag en emoties te reguleren, zijn impulsen te controleren en de gevolgen van zijn handelen te overzien. Beide deskundigen hebben daarom geadviseerd om de feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
Ter terechtzitting zijn de psycholoog en psychiater als deskundigen gehoord en zij hebben de inhoud van de rapportages bevestigd.
De rechtbank volgt de conclusies uit de Pro Justitia rapportages op grond van de onderbouwing ervan en volgt het advies dat het ten laste gelegde verdachte niet kan worden toegerekend. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het advies van de deskundigen. De rapportages van de deskundigen zijn volledig en de conclusies zijn deugdelijk onderbouwd. De psychiater heeft expliciet overwogen dat er sprake was van ernstige oordeels- en kritiekstoornissen vanwege de paranoïdie. Redelijke afwegingen waren dan ook niet meer mogelijk. De rechtbank acht verdachte voor het onder feit 2 bewezenverklaarde dan ook volledig ontoerekeningsvatbaar. Verdachte is niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, uitgaande van verminderde toerekeningsvatbaarheid, gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes weken en de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden op te leggen. Zij heeft gevorderd dat hieraan – naast de standaard voorwaarden – de aanvullende voorwaarden zoals opgenomen in het maatregelenrapport Reclassering Fivoor van 26 augustus 2022 worden verbonden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om aan verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het formuleren van de voorwaarden rekening te houden met het feit dat verdachte terug wil naar Suriname. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen schulden heeft, waardoor een voorwaarde om mee te werken aan schuldhulpverlening niet noodzakelijk is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn buurvrouwen met een misdrijf tegen het leven gericht. Dit heeft verdachte gedaan in de portiek van het gebouw waar zij wonen. Hij heeft hierbij dreigend staan zwaaien met een hakbijl. De aangeefsters hebben zich hierdoor ernstig bedreigd gevoeld. Dit hebben zij ook tot uitdrukking gebracht in de slachtofferverklaringen die zij op de zitting hebben voorgelezen. Hieruit volgt dat zij tot op heden een sterk gevoel van onveiligheid in- en rondom hun eigen woning ervaren, omdat zij bang zijn dat verdachte terugkomt. Hun woongenot wordt hierdoor ernstig aangetast. Daarnaast zijn verschillende andere mensen getuige geweest van de bedreigingen door verdachte. Dit heeft voor onrust op straat gezorgd en ook bij de omstanders een gevoel van onveiligheid veroorzaakt.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij twee keer eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, één keer voor verboden wapenbezit en één keer voor poging doodslag, meermalen gepleegd. Deze laatste veroordeling stamt uit 2005.
Bij de beslissing of aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd en zo ja, welke, heeft de rechtbank acht geslagen op de hierboven genoemde dubbelrapportage die ten behoeve van verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat er grote zorgen zijn rondom de persoon van verdachte nu hij tot op heden kampt met een waanstoornis. Uit deze waanstoornis komt voort dat verdachte denkt dat hij door zijn buurvrouwen wordt gehackt en afgeluisterd. Dit leidt tot hoogoplopende frustraties bij verdachte. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht en hij heeft zich in aanloop naar de zitting niet bereid getoond om zich te laten behandelen. Beide deskundigen schatten het risico op recidive als hoog in. Als verdachte teruggaat naar zijn woning zal de overlast weer doorgaan. Het is daarnaast niet uit te sluiten dat verdachte in een nieuwe woonomgeving nieuwe wanen naar nieuwe mensen toe ontwikkelt. Het is noodzakelijk dat de waanstoornis behandeld wordt, waarbij in kaart kan worden gebracht welke factoren negatief of positief beïnvloedend zijn op het psychiatrische beeld van verdachte. Afhankelijk van deze analyse kunnen aanknopingspunten voor behandeling worden gezocht. Het is hierbij van belang dat de behandeling klinisch gestart wordt. Beide deskundigen hebben in overweging gegeven een zorgmachtiging aan te vragen, waarbij de psychiater wel opmerkt dat deze mogelijk niet als doelmatig wordt gezien nu het maar de vraag is in hoeverre medicatie doeltreffend zal zijn en plaatsing in een forensische setting geen vanzelfsprekendheid is. Mocht een zorgmachtiging niet mogelijk zijn, dan is een terbeschikkingstelling de enige optie. De psychiater schrijft dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden mogelijk is als verdachte in staat is zich te committeren aan voorwaarden. Mocht dit niet lukken dan rest niets anders dan terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de eerdergenoemde maatregelenrapportage van de Reclassering Fivoor van 26 augustus 2022, opgemaakt door S. Janssen, reclasseringswerker. De reclassering sluit zich aan bij de resultaten van het Pro Justitia onderzoek dat het tbs-kader het meest passend is voor de situatie van verdachte. Er is geen andere mogelijkheid die de kans op recidive kan verminderen. De reclassering is met verdachte in gesprek gegaan en verdachte heeft kenbaar gemaakt dat hij niet wil meewerken aan psychische hulpverlening en zich niet wil laten behandelen. Hij volhardt in zijn oordeel dat er niets mis met hem is en hij geen hulpverlening nodig heeft. Voor een tbs met voorwaarden is volgens de reclassering daarom geen ruimte, tenzij verdachte op de zitting tot andere inzichten komt. Mocht dat niet zo zijn dan resteert naar het oordeel van de reclassering niets anders dan een tbs met dwangverpleging.
Tijdens de zitting heeft verdachte kenbaar gemaakt dat hij toch wil meewerken aan een tbs met voorwaarden. Verdachte heeft zich ter zitting bereid getoond om zich te houden aan de voorwaarden zoals genoemd in het maatregelenrapport. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze kans geboden moet worden.
Motivering van de tbs-maatregel met voorwaarden
De voorwaarden voor oplegging van een tbs-maatregel staan in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Eén van die voorwaarden is dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Daarnaast is vereist dat de rechter beschikt over een advies van minimaal twee gedragsdeskundigen met een verschillende achtergrond, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37 lid 2 Sr). Ook moet op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaar of meer staan of er moet sprake zijn van één van de misdrijven die staan genoemd in artikel 37a lid 1 Sr. Tot slot moet sprake zijn van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Als sprake is van groot herhalingsgevaar kan de rechtbank bepalen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
Het bewezenverklaarde feit levert een misdrijf op zoals genoemd in artikel 37a lid 1 Sr. Daarnaast is gebleken dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en deze de gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde volledig heeft beïnvloed. De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting, de inhoud van de Pro Justitia rapportages en het maatregelenrapport van de reclassering overtuigd geraakt van de noodzaak van langdurige behandeling, zodat de kans op recidive zou kunnen verminderen. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de feiten, het hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden eisen.
De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met daaraan verbonden – naast de standaard voorwaarden – de volgende aanvullende voorwaarden: meewerken aan reclasseringstoezicht, opname in een zorginstelling, meewerken aan een time-out, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling, middelenverbod en meewerken aan middelencontrole, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind, een reisverbod en een contact- en locatieverbod (met elektronische controle). Gelet op de wens van verdachte om naar Suriname te remigreren zal de rechtbank ten aanzien van het reisverbod opnemen dat hier met toestemming van de officier van justitie van kan worden afgeweken.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal voorts bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ongemaximeerde tbs
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit kan worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de totale duur van de tbs-maatregel een periode van vier jaar te boven mag gaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het in rubriek 4 bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
- Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
- Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht:
o Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o Veroordeelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
o Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o Veroordeelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
o Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
o Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
o Veroordeelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk.
o Veroordeelde zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.
- Veroordeelde laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
o De opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden.
o Betrokkene houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • Veroordeelde werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA/FPK of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal veertien weken per kalenderjaar.
  • Aansluitend aan zijn klinische opname zal veroordeelde verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden.
o Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat veroordeelde zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
o Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • Veroordeelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.
  • Veroordeelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.
  • Veroordeelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.
  • Veroordeelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven, tenzij de officier van justitie hiervoor toestemming geeft.
  • Veroordeelde heeft op geen enkele manier contact (direct of indirect) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende op het adres [adres] , en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende op het [adres] . Veroordeelde zal zich tevens niet binnen een straal van 1 kilometer van hun huisadressen bevinden. Hierop kan, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, worden toegezien middels elektronische controle, waaraan de veroordeelde dan dient mee te werken.
Geeft aan GGZ Reclassering Fivoor de opdracht om toezicht te houden op de naleving van bovenstaande voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en mr. A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S.J.H. Spronk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2022.
Mr. P.L.C.M. Ficq is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.