ECLI:NL:RBAMS:2022:5523

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
AMS 21/4030
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering subsidieaanvraag voor evenement onder de Subsidieregeling Sociale Basis Amsterdam 2021

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een organisatie die een subsidieaanvraag had ingediend voor een evenement, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat de aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor de subsidie op grond van de Subsidieregeling Sociale Basis Amsterdam 2021 terecht was afgewezen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een periodieke subsidie voor een evenement dat gericht was op basisschoolleerlingen. Verweerder stelde dat het evenement niet voldeed aan de criteria van subsidiabele activiteiten zoals gedefinieerd in de regeling, omdat het evenement tijdens schooltijd plaatsvond en niet door jeugdigen werd georganiseerd. Eiseres voerde aan dat het evenement wel onder de subsidieregeling viel, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende ruimte had om de aanvraag te weigeren. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een subsidiabele activiteit en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt de beslisruimte van het college bij het toekennen van subsidies en de noodzaak voor organisaties om zich aan de voorwaarden van de subsidieregeling te houden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4030

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 september 2022 de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.H.J. van Riessen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

( [gemachtigde] ).

Procesverloop

Met een besluit van 4 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiseres geweigerd.
Met een besluit van 27 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2022.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder was ook aanwezig [persoon 2] .

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een periodieke subsidie voor het evenement [naam evenement] op grond van de Subsidieregeling Sociale Basis Amsterdam 2021 (hierna: de subsidieregeling).
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het evenement niet past binnen de subsidiabele activiteiten van de subsidieregeling als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, aanhef en onder c, van de subsidieregeling. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder vindt, overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie, dat het evenement [naam evenement] geen activiteit is als bedoeld in artikel 2.3.1, tweede lid, onder b, van de subsidieregeling.
Standpunt van partijen
4. Eiseres voert – samengevat – aan dat de subsidie ten onrechte is geweigerd. Volgens haar valt het evenement onder het doel van de subsidieregeling. De [naam evenement] is een jaarlijks evenement voor ongeveer 5.500 basisschoolleerlingen van groep 8 en hun begeleiders. Amsterdamse kunstinstellingen presenteren tijdens de [naam evenement] een speciaal programma. Volgens eiseres staat het evenement volledig los van het lescurriculum van de participerende scholen.
5. Verweerder vindt dat het evenement van eiseres geen activiteit is waarvoor vanuit de subsidieregeling subsidie kan worden verleend. Het evenement is verbonden met het lescurriculum, omdat het evenement zich direct richt op scholen, het aansluit bij wat in de lessen is aangeboden en degenen die meedoen aan het evenement zijn leerlingen van scholen.
Het oordeel van de rechtbank
Procesbelang
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of eiseres nog belang heeft bij een beoordeling van haar beroep. De datum waarop het evenement, waarvoor subsidie is aangevraagd zou plaatsvinden, is al verstreken. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat het gaat om een periodieke subsidieaanvraag en dat zij ook een aanvraag voor het jaar 2022 heeft ingediend, waarbij dezelfde rechtsvragen spelen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van haar beroep.
Subsidieaanvraag
7. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder de subsidie heeft mogen weigeren. De rechtbank moet daarbij de beslisruimte in acht nemen die verweerder heeft bij de toewijzing van subsidiemiddelen.
8. In artikel 2.3.1 van de subsidieregeling wordt de term ‘subsidiabele activiteiten’ omschreven en in het tweede lid, onder b, van dit artikel staat dat het college een eenmalige of periodieke subsidie kan verlenen voor activiteiten (veelal) buiten schooltijd voor en door jeugdigen op het gebied van de thema’s sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie in het kader van brede talentontwikkeling.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het evenement van eiseres waarvoor zij subsidie heeft aangevraagd, niet aan te merken is als een subsidiabele activiteit in de zin van de subsidieregeling. Het evenement van eiseres vindt plaats tijdens schooltijd en wordt niet door jeugdigen georganiseerd in het kader van brede talentontwikkeling.
10. Verweerder heeft in het verweerschrift en op de zitting als toelichting gegeven, dat alle middelen rondom cultuureducatie in relatie tot scholen in 2014 stedelijk zijn gecentraliseerd. De middelen die voorheen door de stadsdelen konden worden gebruikt om subsidie te verlenen voor het evenement van eiseres, zijn sindsdien toegevoegd aan het budget dat gemoeid is bij de Verordening lokaal onderwijsbeleid Amsterdam (hierna: VLOA). De essentie van de VLOA is dat subsidiegeld voor scholen beschikbaar is en dat de scholen zelf bepalen waarvoor zij middelen aanvragen en inzetten. Voor cultuureducatie tijdens les- of schooluren, zoals het evenement van eiseres, kunnen door de scholen zelf middelen worden aangevraagd op grond van de VLOA. Eiseres zou dus de scholen moeten benaderen met de vraag of zij middelen voor de [naam evenement] beschikbaar willen stellen.
11. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van artikel 1.6, tweede lid, aanhef en onder g, van de subsidieregeling subsidie kan weigeren als sprake is van een activiteit waarin al op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is. De rechtbank stelt vast dat de toelichting van verweerder feitelijk gaat over deze weigeringsgrond. De VLOA is sinds 2014 de ‘andere’ regeling op grond waarvan financiering mogelijk is. Eiseres heeft de toelichting van verweerder niet betwist, zodat de rechtbank die toelichting voor juist houdt. Op grond van de toelichting is de rechtbank van oordeel dat verweerder ook deze weigeringsgrond in heeft kunnen roepen, als reden voor de weigering.
12. Eiseres heeft hier tegen ingebracht dat de weg om via alle afzonderlijke scholen subsidie te vragen omslachtig is en gedoemd te mislukken. De scholen hebben namelijk niet de financiële ruimte om wezenlijk bij te dragen aan de kosten. Verweerders wijziging van de allocatie van middelen naar de scholen, is dus geen oplossing voor eiseres. Tot nu toe (sinds 2014) heeft eiseres de financiering rondgekregen op alternatieve wijze en door gebruik te maken van de reserves, maar die bronnen drogen op. Eiseres vreest dat het evenement niet meer mogelijk zal zijn door het gebrek aan middelen.
13. Dit betoog, hoewel begrijpelijk, leidt niet tot het gewenste resultaat voor eiseres. Verweerder heeft veel beslisruimte om te bepalen hoeveel subsidie op welke wijze beschikbaar wordt gesteld. De rechtbank moet, zoals al gezegd onder 7, die ruimte respecteren. Voor zover de verandering in de allocatie van middelen ertoe leidt dat eiseres aanzienlijk minder, of zelfs niet meer (indirect) door verweerder wordt gesubsidieerd, is dat een gevolg van de keuze die verweerder heeft gemaakt en heeft mogen maken over de mate waarin subsidiemiddelen worden ingezet.
Conclusie
14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een activiteit die valt onder de subsidieregeling. De aanvraag mocht daarom worden afgewezen.
14. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
15. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe voorzitter, en mr. R. van de Water en
T.L. Fernig-Rocour, leden,in aanwezigheid van mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.