ECLI:NL:RBAMS:2022:5514

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
C/13/714915 / HA ZA 22-210
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van notaris voor onjuiste informatie over erfpachtbestemming en canonverhoging

In deze zaak vorderen eisers, die een pand hebben gekocht, schadevergoeding van de gedaagden, waaronder de notaris, wegens wanprestatie en onrechtmatige daad. De eisers stellen dat de notaris hen niet correct heeft geïnformeerd over de erfpachtcanon en de bestemming van het pand, wat hen heeft benadeeld bij de aankoop. De rechtbank onderzoekt of de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden door niet te waarschuwen voor de risico's van het gebruik van het pand als woning in strijd met de erfpachtbestemming. De rechtbank concludeert dat de notaris tekort is geschoten in zijn zorgplicht, omdat hij de eisers niet heeft gewezen op de mogelijke gevolgen van het gebruik van het pand als woning en de risico's van een canonverhoging. De rechtbank oordeelt dat de eisers schade hebben geleden door deze beroepsfout en dat de notaris aansprakelijk is voor de geleden schade. De zaak wordt verwezen naar een deskundige om de schade te quantificeren en de rechtbank houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/714915 / HA ZA 22-210
vonnis van 21 september 2022
in de zaak van

1.[eiser ] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. B.P. van Overeem te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.J. Delhaas te Amsterdam.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eiser ] , [eiseres] , [gedaagde 1] , en [gedaagde 2] worden genoemd.
Partijen zullen hierna samen [eisers] en [gedaagden] worden genoemd

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord van 25 mei 2022;
  • het tussenvonnis van 22 juni 2022; en
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 juli 2022.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] is notaris. Hij is werkzaam bij het notariskantoor [gedaagde 1]
2.2.
[gedaagde 2] is in opdracht van [eisers] voor [eisers] als notaris opgetreden voor kort gezegd de koop en levering van het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van het pand aan de [adres] (hierna: het Pand).
2.3.
In de akte van splitsing in appartementsrechten van 15 januari 2007, die onder meer ziet op het Pand, is, voor zover relevant, het volgende opgenomen (hierna: de Splitsingsakte).

F. OMSCHRIJVING APPARTEMENTSRECHTEN
De erfpachter zal zijn rechten op het gebouw en op de daarbij behorende grond splitsen in de volgende appartementsrechten:1. Het appartementsrecht omvattende het uitsluitende gebruik van de bedrijfsruimte cum annexis met buitenruimte, gelegen op de begane grond en kelderverdieping van het gebouw,plaatselijk bekend [adres] , kadastraal bekend [kadastergegevens], (..)
G. SPLITSING IN APPARTEMENTSRECHTEN, VASTSTELLING REGLEMENT EN OPRICHTING VERENIGING VAN EIGENAARSDe gerechtigde: (..)
- richt hierbij een vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 5:112, lid 1 onder e van het Burgerlijk Wetboek op; en
- stelt hierbij een reglement vast als bedoeld in artikel 5:111 onder d van het Burgerlijk Wetboek als volgt:
van toepassing zijn de bepalingen van het modelreglement bij splitsing in appartementsrechten van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, met uitzondering van de bijbehorende ANNEX. Dit modelreglement is vastgesteld bij een akte verleden op zeventien januari tweeduizend zes voor Mr A.G. Hartman, notaris te Amsterdam. (..)
H. UITWERKING MODELREGLEMENTOp de tekst van het modelreglement worden hierbij de navolgende aanvullingen en/of wijzigingen vastgesteld: (..)Artikel 25Lid 1 wordt gewijzigd in:
“Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé-gedeelte te gebruiken overeenkomstig de bestemming.”De bestemming is voor het op de begane grond gelegen privé-gedeelte met indexnummer 1: bedrijfsruimte en woning en voor elk der overige privé-gedeelten: woning voor privé-doeleinden.
(..)

K. VERDELING CANON
Blijkens het hiervoor onder E vermelde besluit is bepaald dat: (..)
2. het nieuw te vormen recht van erfpacht is bestemd voor één bedrijfsruimte en elf woningen.
(..)
III De splitsing in appartementsrechten en de aandelen in de canon worden als volgt vastgesteld:
-
appartementsrecht met indexnummer 1, plaatselijk aangeduid als [adres] , met de bestemming bedrijfsruimte, gelegen op de begane grond en in de kelder, alsmede met tuin (groot éénhonderd vijfendertig vierkante meter), heeft een bruto vloeroppervlakte van éénhonderd zesenveertig (146) vierkante meter;
de historische grondwaarde is vierhonderd twintig euro en vierenveertig eurocent (€ 420,44) en de grondwaarde na canonherziening is vierduizend zevenentachtig euro en zesennegentig eurocent (€ 4.087,96); de canon zal jaarlijks gaan bedragentweehonderd vijfenzeventig euro en vijfenvijftig eurocent (€ 275,55); (..)
VI. Maximaal dertig procent (30%) bruto vloeroppervlak van het appartementsrecht met indexnummer A1 mag als kantoor worden gerealiseerd en/of gebruikt. De gestelde canon kan worden verhoogd, indien een hoger bruto percentage bruto vloeroppervlak als kantoor wordt gerealiseerd en/of gebruikt.”
2.4.
Op 8 maart 2019 heeft de heer [naam 1] van de Gemeente Amsterdam (hierna: de Gemeente) het volgende gemaild aan de makelaar van Sloterdam Vastgoed B.V.

Geachte mevrouw [naam 2] ,
In de bestemming Gemengd 3 is wonen op de begane grond inderdaad toegestaan. Daarnaast is het mogelijk om een beroep of bedrijf aan huis te hebben bij een woning. Dit is echter geen verplichting.
[documenten]
Met vriendelijke groet,
[naam 1]
Senior WABO casemanager Bouw / Ruimtelijke Ordening
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel West
2.5.
In mei 2019 hebben Sloterdam Vastgoed B.V., de voormalige erfpachter van het Pand, en [eisers] overeenstemming bereikt over de aankoop van het Pand voor € 530.000,-.
2.6.
In de definitieve koopovereenkomst die [eisers] en Sloterdam Vastgoed B.V. op 20 juni 2019 hebben getekend, is het verkochte Pand als volgt omschreven:

Verkoper verkoopt aan Koper, die van Verkoper koopt:
het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte cum annexis met buitenruimte, gelegen op de begane grond en kelderverdieping, gelegen te [adres] , (..)
en in artikel 2 lid 3

3. De in de erfpachtvoorwaarden toegestane bestemming is bedrijfsruimte. (..)
en in artikel 6 sub c

c. Hij is voornemens de Gebruikseenheid te gebruiken als bedrijfsruimte / woning.”
en in artikel 19 lid 5:

5. Koper verklaart ermee bekend te zijn dat de huidige canon is vastgesteld op basis van een bedrijfsbestemming.”
2.7.
[gedaagde 2] heeft op 20 juni 2019 aan [eisers] aangegeven dat het zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk is toegestaan om het Pand te gebruiken als woning.
2.8.
Op 11 september 2019 is de door [gedaagde 2] opgestelde leveringsakte getekend en het Pand overgedragen aan [eisers]
2.9.
[eisers] hebben na de koop het Pand in gebruik genomen als woning.
2.10.
[eisers] hebben op enig moment bij de Gemeente informatie ingewonnen over de mogelijkheid om over te stappen naar eeuwigdurende erfpacht. In het kader van die procedure stuurde de Gemeente op 12 april 2021 [eisers] bij e-mail een aanbieding voor een erfpachtbestemmingswijziging van het Pand van bedrijfsruimte naar wonen. De nieuwe canon na bestemmingswijziging bedraagt
€ 2.264,38 per jaar. De huidige canon bedraagt € 300,38 per jaar. Het tijdvak van de huidige canon loopt van 1 oktober 1996 tot en met 30 september 2046. De Gemeente verklaart in de e-mail onder meer:

Gewijzigd gebruik in strijd met erfpachtvoorwaardenUit de feitelijke omstandigheden ter plaatse, blijkt dat het gebruik van het erfpachtrecht is gewijzigd. Het is de erfpachter niet toegestaan het gebruik te wijzigen zonder voorafgaande privaatrechtelijke toestemming van de gemeente in haar hoedanigheid van de grondeigenaar. Deze toestemming is echter niet aangevraagd. U handelt hiermee in strijd met de erfpachtvoorwaarden.
Deze aanbieding kan beschouwd worden als een aanbod om deze strijdigheid op te heffen. Wanneer u deze aanbieding accepteert, wordt het erfpachtrecht aangepast aan de feitelijke situatie. U handelt dan niet langer in strijd met de erfpachtvoorwaarden.
Wanneer u deze aanbieding niet accepteert, blijft u handelen in strijd met de erfpachtvoorwaarden. De gemeente behoudt zich het recht voor om in dit geval de haar voorkomende (rechts)maatregelen te treffen. De gemeente kan vorderen dat u de feitelijke situatie weer in overeenstemming brengt met de erfpachtvoorwaarden. Daarnaast kan de gemeente aan u een boete opleggen.”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen hoofdelijk veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 49.100,- vermeerderd met kosten en rente en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn. De vordering van [eisers] is primair gebaseerd op wanprestatie (artikel 6:74 jo. 7:401 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) en subsidiair op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
3.2.
[gedaagden] voeren gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Tekortkoming?
4.1.1.
Een notaris dient als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan deze zorgvuldigheidsplicht meebrengen dat de notaris bij het verlijden van een akte niet slechts de zakelijke inhoud daarvan meedeelt en toelicht, maar ook wijst op de gevolgen die uit die inhoud voortvloeien. [1] Of een notaris in een bepaald geval op grond van de op hem rustende zorgplicht dient te waarschuwen voor aan de rechtshandeling verbonden risico’s is onder meer afhankelijk van de (hem redelijkerwijs kenbare) omvang van het risico, de hoedanigheid van de betrokken partijen en hun onderlinge verhouding. Beoordeeld dient dus te worden of [gedaagde 2] bij de afhandeling van de verkoop en levering van het Pand in juni 2019 jegens [eisers] heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam notaris mocht worden verwacht.
4.1.2.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat [gedaagde 2] niet had mogen aangeven dat het publiekrechtelijk en privaatrechtelijk was toegestaan om in het Pand te wonen. [gedaagde 2] had er voor moeten waarschuwen dat het gebruik van het Pand als woning in strijd is met de erfpachtbestemming en dat aan het wijzigen van deze bestemming een canonverhoging kon worden verbonden. Wonen in het Pand is op grond van de erfpachtbestemming niet toegestaan. Dit volgt uit de Splitsingsakte waarin op meerdere plekken is opgenomen dat de erfpachtbestemming van het Pand bedrijfsruimte is. Artikel 25 van het reglement van de Vereniging van Eigenaars (hierna: VVE), dat ook in de Splitsingsakte is opgenomen, waarin staat dat de bestemming ook wonen is geldt alleen binnen de VVE. De Gemeente is daar dan ook niet aan gebonden.
4.1.3.
[gedaagden] betwisten de stelling van [eisers] en voeren aan dat het Pand een duale erfpachtbestemming heeft namelijk wonen en bedrijfsruimte. Dit volgt uit voornoemd artikel 25 van het reglement van de VVE. Dat sprake is van een duale erfpachtbestemming wordt bevestigd door het feit dat publiekrechtelijk gezien ook sprake was van een duale bestemming en het feit dat in de Splitsingsakte is opgenomen dat de canon is gebaseerd op bedrijfsruimte. Dit gebeurt alleen als men zich ervan bewust is dat het Pand op twee manieren gebruikt kan worden. Tijdens het overleg bij de notaris is uitvoerig besproken dat er sprake is van een duale bestemming en dat het Pand bewoond mag worden. In dit kader is ook de e-mail van de Gemeente (zie hiervoor onder § 2.4) aan de makelaar van belang. In de openbare informatie die over het Pand beschikbaar is, is de bestemming “gemengd” opgenomen. Het is dus toegestaan om in het Pand te wonen en het kan de notaris niet worden verweten dat het gebruik als woning in strijd zou zijn met de bestemming. Het standpunt van de Gemeente is dus onjuist.
4.1.4.
De rechtbank overweegt dat bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde 2] tekort is geschoten, onderscheid gemaakt moet worden tussen verschillende vormen van bestemming. De publiekrechtelijke bestemming van een pand wordt bepaald door de lokale overheid. De privaatrechtelijke bestemming wordt bepaald door de eigenaar die het pand in erfpacht heeft uitgegeven. In dit geval is de Gemeente zowel eigenaar van het Pand als degene die publiekrechtelijk de bestemming bepaalt. Voor de vraag wat de (privaatrechtelijke) erfpachtbestemming inhoudt is de Splitsingsakte bepalend, niet de publiekrechtelijke documentatie en correspondentie met de makelaar hierover met de afdeling Bouw/Ruimtelijke ordening van de Gemeente. De eigenaar die een pand in erfpacht heeft uitgegeven, in dit geval de Gemeente, gaat bij het bepalen van de hoogte van de canon uit van de bestemming in de Splitsingsakte.
4.1.5.
In de Splitsingsakte zijn er aanwijzingen te vinden die erop wijzen dat het Pand alleen de erfpachtbestemming bedrijfsruimte heeft. In de Splitsingsakte wordt namelijk onder het kopje “F. OMSCHRIJVING APPARTEMENTSRECHTEN” onder 1 en onder het kopje “K. VERDELING CANON” onder I.2 en III aangegeven dat het Pand de erfpachtbestemming bedrijfsruimte heeft. Onder K.VII staat ook dat slechts 30% van het Pand als kantoor mag worden gebruikt. De advocaat van [eisers] heeft ter zitting toegelicht dat dit niet betekent dat de andere 70% bewoond kan worden, maar dat dit gedeelte als bedrijfsruimte (niet zijnde kantoorruimte) mag worden gebruikt. Dit lijkt dus een bevestiging van de erfpachtbestemming bedrijfsruimte.
4.1.6.
Daartegenover staat dat in artikel 25 van het reglement van de VVE, dat is opgenomen in de Splitsingsakte, bedrijfsruimte
enwonen als bestemmingen van het Pand worden genoemd. Het reglement van de VVE regelt in principe alleen de onderlinge verhoudingen van de leden van de VVE; de Gemeente staat daar buiten. De Gemeente heeft in dit geval echter wel de Splitsingsakte, waarin dus ook artikel 25 van het reglement van de VVE is opgenomen, ondertekend. De Gemeente wist dus of kon redelijkerwijs weten van de duale bestemming voor het Pand die binnen de VVE was afgesproken en heeft dit klaarblijkelijk geaccepteerd. Dit kan mogelijk tot onduidelijkheid leiden over of het Pand naast de erfpachtbestemming bedrijfsruimte ook de erfpachtbestemming wonen heeft.
4.1.7.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het op grond van de Splitsingsakte onvoldoende duidelijk is of de erfpachtbestemming van het Pand
ookwonen is. Duidelijk is wel dat de door de Gemeente vastgestelde canon is vastgesteld aan de hand van de bestemming bedrijfsruimte en dat de canon daarmee veel lager is dan die zou zijn bij de bestemming wonen. Gelet hierop en aangezien [gedaagde 2] wist dat [eisers] in het Pand wilden gaan wonen, had van [gedaagde 2] mogen worden verwacht dat hij [eisers] had gewezen op mogelijke risico’s met betrekking tot de erfpachtbestemming, de canon die gebaseerd is op de bestemming bedrijfsruimte en het feitelijk gebruik van bewoning. Deze situatie brengt het risico met zich mee dat dit op enig moment tot problemen kan leiden ten aanzien het feitelijk gebruik van het Pand en/of het opnieuw vaststellen van de canon door de Gemeente. Dit geldt des te meer nu [eisers] in tegenstelling tot Sloterdam Vastgoed B.V. niet door een makelaar werden bijgestaan. Gezien de onduidelijkheid had [gedaagde 2] [eisers] er dus ook niet van mogen verzekeren dat het zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk was toegestaan in het Pand te wonen. [gedaagde 2] heeft [eisers] de mogelijkheid ontnomen om met voornoemde risico’s bij de koop rekening te houden, waardoor [gedaagde 2] zijn zorgplicht als notaris en goed opdrachtnemer heeft geschonden.
4.1.8.
[gedaagden] hebben nog aangevoerd dat in de Splitsingsakte is opgenomen dat de canon is gebaseerd op bedrijfsruimte en dat dit alleen gebeurt als men zich ervan bewust is dat het Pand op twee manieren gebruikt kan worden. De rechtbank kan dit standpunt niet goed volgen. Bovendien maakt dit het oordeel van de rechtbank dat sprake is van voornoemde onduidelijkheid en dat [gedaagde 2] [eisers] op de bijbehorende risico’s had moeten wijzen niet anders.
4.1.9.
Aangezien aldus sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht tussen [eisers] en [gedaagden] , zijn [gedaagden] aansprakelijk voor de door [eisers] als gevolg van deze beroepsfout geleden schade.
4.2.
Causaal verband en schade?
4.2.1.
De beroepsfout moet een voorwaarde zijn zonder welke het gevolg (de schade) niet zou zijn ingetreden, een zogeheten ‘condicio sine qua non’. Om te beoordelen of dit causaal verband bestaat, wordt een vergelijking gemaakt tussen de feitelijke situatie en de hypothetische situatie zonder de beroepsfout.
4.2.2.
[eisers] stellen dat de mogelijkheid om in het Pand te wonen en de hoogte van de canon belangrijke factoren voor hen waren bij de aankoop van een huis. Zij hebben schade geleden nu zij op basis van onjuiste informatie van [gedaagden] het Pand hebben gekocht. Indien zij van de risico’s hadden geweten, hadden zij (i) het Pand niet gekocht of (ii) het Pand voor een lager bedrag gekocht. Als schade hebben zij opgevoerd het verschil tussen de huidige canon op grond van de erfpachtbestemming bedrijfsruimte en de canon op grond van de erfpachtbestemming wonen die door de Gemeente is aangeboden.
4.2.3.
[gedaagden] voeren aan dat het causaal verband tussen de beroepsfout en de schade ontbreekt. De verhoging van de canon is namelijk veroorzaakt door de beslissing van de Gemeente en niet door [gedaagden] Ook wisten [eisers] al dat zij op een gegeven moment meer moesten gaan betalen aan canon. Daarnaast hebben [gedaagden] de hoogte van de schade betwist.
4.2.4.
De rechtbank concludeert dat de daadwerkelijke verhoging van de canon door de Gemeente niet het directe gevolg is van de beroepsfout van [gedaagden] , maar van de beslissing van de Gemeente. Vaststaat echter wel dat door de beroepsfout van [gedaagden] [eisers] de mogelijkheid is ontnomen om een volledig geïnformeerde beslissing te nemen over de koop van het Pand.
4.2.5.
[gedaagden] hebben onvoldoende gemotiveerd betwist dat, indien [eisers] juist waren geïnformeerd, zij het Pand niet, althans voor een lager bedrag zouden hebben gekocht. In tegenstelling tot [gedaagden] aangeven hebben [eisers] verklaard dat zij wisten dat zij bij een eventuele omzetting naar eeuwigdurende erfpacht meer moesten gaan betalen en niet dat zij wisten dat zij eventueel een hogere canon moesten gaan betalen om in het Pand te kunnen wonen. Daarnaast heeft [gedaagde 2] aangegeven dat hij wist dat het belangrijk was voor [eisers] om in het Pand te kunnen wonen, terwijl vaststaat dat het risico dat hiervoor eventueel de erfpachtbestemming moest worden omgezet (met een hogere canon tot gevolg) een waarde drukkend effect op het Pand zou hebben gehad. Het had dan ook op de weg van [gedaagden] gelegen om in het licht van hun betwisting toe te lichten waarom [eisers] met de kennis van de risico’s alsnog het Pand voor hetzelfde bedrag zouden hebben gekocht.
4.2.6.
De rechtbank zal voor het vaststellen van de schade aansluiten bij de stelling van [eisers] dat zij het Pand voor een lager bedrag zouden hebben gekocht indien zij hadden geweten van de risico’s met betrekking tot de erfpachtbestemming en de canon. De schade betreft dan het verschil tussen de daadwerkelijke verkoopprijs en de fictieve verkoopprijs.
4.2.7.
[eisers] hebben gesteld dat de schade € 49.100,- betreft. [gedaagden] hebben dit betwist. De grondslag van de opgevoerde schade is het verschil tussen de huidige en de door de Gemeente gewenste canon. Over het verschil tussen de daadwerkelijke koopprijs en de fictieve koopprijs is door [eisers] alleen gesteld dat deze laatste lager zou hebben gelegen. De rechtbank heeft daarom ter zake van de (fictieve) koopprijs behoefte aan voorlichting door een deskundige.
4.2.8.
De rechtbank is aldus voornemens een deskundige te benoemen en is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van vastgoed taxaties.
4.2.9.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Zou een koper een lager bedrag betalen voor het erfpachtrecht met betrekking tot het Pand indien er onduidelijkheid is over de erfpachtbestemming in relatie tot het beoogd gebruik (wonen) en die onduidelijkheid in de toekomst kan leiden tot een hogere canon?
2. Zo ja, kan u bij benadering aangeven wat in dat geval op 20 juni 2019 de koopsom van het Pand zou zijn geweest?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.2.10.
Partijen worden uitgenodigd om zich uit te laten over wie geschikt zou zijn om als deskundige te benoemen, bovenstaande vragen en desgewenst zelf vragen te formuleren. De rechtbank verzoekt [eisers] en [gedaagden] hierover te overleggen en zo veel mogelijk een gezamenlijk standpunt in te nemen. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen zodat [eisers] en [gedaagden] hierover tegelijkertijd een akte kunnen nemen.
4.2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eisers] moeten worden betaald. De rechtbank zal in het eindvonnis bepalen wie de kosten van de deskundige moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 oktober 2022 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van der Vegte en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022. [2]

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:288.
2.type: