ECLI:NL:RBAMS:2022:5505

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
9348429 CV EXPL 21-10615
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichting voor stadswarmte door consument tegen energiebedrijf

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap Vattenfall Sales Nederland N.V., voorheen bekend als N.V. Nuon Sales Nederland, betaling van een bedrag van € 3.116,89 aan een consument voor de levering van stadswarmte. De consument, aangeduid als gedaagde, was niet verschenen in de procedure en er was verstek verleend. Vattenfall stelde dat er een overeenkomst tot levering van warmte was gesloten in 2013, maar kon dit niet voldoende onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel Vattenfall de enige energieleverancier op het adres van de gedaagde was, dit niet betekende dat de informatieplichten niet nageleefd hoefden te worden. De rechter concludeerde dat de stelling van Vattenfall over de datum van de overeenkomst niet voldoende was onderbouwd, en dat de vordering tot afsluiting van de levering van warmte niet aan de orde was. Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van Vattenfall af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9348429 CV EXPL 21-10615
vonnis van: 15 september 2022

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e
1. de naamloze vennootschap VATTENFALL SALES NEDERLAND N.V.voorheen genaamd N.V. NUON SALES NEDERLAND

2. de naamloze vennootschap VATTENFALL WARMTE N.V.

voorheen genaamd N.V. NUON WARMTE
beide gevestigd te Amsterdam
eisers, nader te noemen Vattenfall
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde, nader te noemen [gedaagde]
niet verschenen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij exploot van dagvaarding van 13 juli 2021, met producties, vordert Vattenfall zoals in de dagvaarding nader omschreven.
[gedaagde] heeft geen uitstel verzocht en evenmin geantwoord. Tegen haar is verstek verleend, waarna vonnis is bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Vattenfall vordert [gedaagde] primair te veroordelen tot betaling van € 3.116,89 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten. Voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, dan wel wanneer wordt geoordeeld dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, vordert Vattenfall - kort gezegd - een machtiging om gedaagde af te sluiten van de levering van warmte.
Vattenfall stelt dat tussen haar en [gedaagde] ‘op een datum gelegen in 2013’ een overeenkomst tot levering van warmte tot stand is gekomen. Wanneer en op welke wijze deze overeenkomst precies is gesloten heeft Vattenfall door het ontbreken van de schriftelijke overeenkomst of contractbevestiging niet meer kunnen achterhalen, maar het vermoeden is dat onderhavige overeenkomst op afstand is gesloten. Volgens Vattenfall is voldaan aan de informatieplichten en voor zover dat niet het geval is, is het onaanvaardbaar om de vordering af te wijzen. Vattenfall is immers de enige energieleverancier op het adres van [gedaagde] en zij heeft de tarieven conform de Warmtewet in rekening gebracht. Het is inherent aan de levering van energie dat de levering de betreffende woning in stand blijft of direct aanvangt. Er mag ook vanuit worden gegaan dat gedaagde niet heeft gewild dat de levering van warmte zou zijn onderbroken, voor de duur van de bedenktermijn. [gedaagde] heeft meerdere termijnbedragen onbetaald gelaten, waarvoor zij is aangemaand, aldus Vattenfall.
[gedaagde] is een consument. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen). De kantonrechter moet, indien de overeenkomst is gesloten na 13 juni 2014, ook ambtshalve onderzoeken of (de rechtsvoorganger van) Vattenfall de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd en of sprake is van oneerlijke handelspraktijken.
Volgens Vattenfall is de overeenkomst met [gedaagde] gesloten in 2013, zodat zij (dan wel haar rechtsvoorganger) niet hoefde te voldoen aan de informatieplichten van artikel 6:230m BW. De eerste betalingen van [gedaagde] op het door Vattenfall ter toelichting ingebrachte historisch betaaloverzicht van productie 2b dateren echter van november 2014, zodat uit dat overzicht niet kan worden opgemaakt dat de overeenkomst in 2013 is aangegaan. Andere aanknopingspunten om daarvan uit te kunnen gaan zijn niet naar voren gebracht, zodat de stelling van Vattenfall dat de overeenkomst dateert uit 2013, die in dit geval alles bepalend is voor de vraag of het aangaan daarvan ambtshalve moet worden getoetst, niet voldoende is toegelicht.
De omstandigheid dat Vattenfall de enige is die energie (stadswarmte) kan leveren op het betreffende adres en is gebonden aan de Warmtewet betekent niet dat de aan de kantonrechter opgedragen plicht om ambtshalve te toetsen komt te vervallen. Vattenfall is, net als andere energieleveranciers, een commercieel bedrijf dat handelt met een winstoogmerk en is te kwalificeren als een handelaar, zodat de Richtlijn 2011/83/EU (Richtlijn consumentenrechten) op de overeenkomst tussen partijen van toepassing is. Voor zover Vattenfall mocht doelen op een parallel met Waternet gaat die niet op. De doelstellingen die de Warmtewet nastreeft houden immers wel verband met de bescherming van de economische belangen van consumenten, zodat het krachtens de Warmtewet leveren van energie valt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken, de Richtlijn koop op afstand en de Richtlijn consumentenrechten (ECLI:NL:HR:2021:1889).
Ten slotte heeft Vattenfall afsluiting gevraagd voor het geval [gedaagde] niet aan de gevraagde veroordeling tot betaling voldoet dan wel voor het geval wordt geoordeeld dat tussen partijen geen overeenkomst bestaat. Beide gevallen zijn gelet op het voorgaande niet aan de orde, zodat de vordering tot afsluiting wordt afgewezen.
Vattenfall wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Vattenfall in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 15 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.