6.1.2.Was verdachte in staat een tegenprestatie (voorkeursbehandeling) te geven aan aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven?
6.1.2.1.
[naam 1] en [naam 2] en de aan hen gelieerde ondernemingen
De verdenking ziet er op dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan omkoping, door giften aan te nemen van [naam 1] en [naam 2] en van de aan hen gelieerde ondernemingen. De rechtbank zet hierna op een rij hoe deze verschillende ondernemingen aan deze personen zijn gelieerd. Dat geldt alleen voor de ondernemingen waarvoor de rechtbank hierna tot een bewezenverklaring komt.
[naam 1] is in de (onderzoeks-)periode betrokken geweest bij de bedrijfsvoering van [naam VOF] Hij was daarvan 100% aandeelhouder en bestuurder.
ABM Civiel B.V. is opgericht op 8 september 1999.
[naam 1] is via zijn B.V.’s 100% aandeelhouder en bestuurder.
[naam VOF] is op 1 januari 2000 opgericht. De onderneming heeft als activiteiten: Wegenbouw, Grondverzet en Stratenmaken. Als vennoten zijn geregistreerd [naam B.V.] (vanaf 1 januari 2000) en [naam B.V.] (sinds 31 december 2013). Tot 31 december 2013 respectievelijk 1 januari 2013 stonden als vennoten geregistreerd [naam B.V.] en [naam B.V.]In feite is er sprake van een familiebedrijf: leden van de familie [familienaam bedrijf] (vader [naam 2] en de broers [broer 1] en [naam 1] ) zijn allen voorzitter van een afzonderlijke stichting die verschillende vennootschappen beheren.
6.1.2.2.
Relatie tussen verdachte en [naam 1] en [naam 2] en de aan hen gelieerde bedrijven
De rechtbank vindt dat er voldoende bewijs is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een zodanige positie binnen de gemeente had dat hij in staat was om de aannemers [naam 1] en [naam 2] of één van hun bedrijven, een voorkeursbehandeling te geven.
Zakelijke relatie tussen verdachte en [naam 1] voorafgaande aan en tijdens ten laste gelegde periode
Verdachte is namelijk vanaf 1 september 1981 werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
Verdachte heeft verklaard dat hij [naam 1] vanaf ongeveer 1995 kent. [naam 1] zat op een shovel en werkte op dat moment voor zijn vader [naam 2] aan klussen voor de gemeente Amsterdam. Ze zagen elkaar op het werk en in de schaftkeet. Verdachte is bevriend geraakt met [naam 1] en ziet hem ongeveer één keer in de drie à vier weken. Zij komen ook bij elkaar thuis en hij is ook wel eens op een verjaardag bij hem geweest.,
[naam 1] heeft verklaard dat hij verdachte zakelijk heeft leren kennen maar dat het contact in de loop der jaren is uitgegroeid tot een vriendschap. Toen verdachte in het stadsdeel Bos en Lommer werkte, werkte [naam 1] ook voor de gemeente Amsterdam in dat stadsdeel. [verdachte] is op enig moment vanuit het stadsdeel Bos en Lommer vertrokken naar stadsdeel Centrum.
[naam 1] heeft twee opdrachten gehad gerelateerd aan een project dat hij heeft aangenomen van het ingenieursbureau van stadsdeel Centrum. Dat ging over een project Oudezijds Voorburgwal en daarnaast wat straatwerk dat hersteld moest worden. Voor dat straatwerk moest overleg vanuit het ingenieursbureau worden gepleegd met de afdeling Beheer en Onderhoud van het stadsdeel Centrum. Vanuit de afdeling Beheer en Onderhoud is toen de goedkeuring gekomen om dat straatwerk rond dat project te realiseren. Deze opdrachten zijn via verdachte vanuit de afdeling Beheer en Onderhoud naar [naam 1] toegekomen.
Verdachte verstrekt informatie over projecten aan [naam 1]
Anders dan verdachte het doet voorkomen en door de verdediging is gesteld, is de rechtbank van oordeel dat uit de navolgende WhatsApp-gesprekken blijkt dat verdachte en [naam 1] in de ten laste gelegde periode geregeld contact hebben gehad over zakelijke projecten bij de gemeente Amsterdam. Daarbij is door verdachte informatie over projecten aan [naam 1] verstrekt en is tussen hen gesproken over het verkrijgen van opdrachten voor [naam 1] en het manipuleren van facturen.
Op 22 en 24 oktober 2010 verzond verdachte de volgende WhatsApp-berichtenaan [naam 1] :
22 oktober 2010:
[verdachte] : De antwoorden op de nota komen er aan. Ben er net over gebeld.
(…) Er zijn spanningen. [naam 5] doet niet meer mee.
24 oktober 2010:
[verdachte] : [naam 1] , ik meld het af. Alles is binnen !!! ik herhaal, Alles is binnen !!! (met icoontjes spierballen)
De rechtbank leest de berichten van 22 oktober 2010 zo dat verdachte informatie geeft over bouwbedrijf [naam 5] dat kennelijk niet langer meedingt naar een opdracht. Uit het gesprek van 24 oktober 2010 kan worden afgeleid dat [naam 1] of één van zijn bedrijven de opdracht heeft binnengehaald. Dit wordt op triomfantelijke manier door verdachte aan [familienaam bedrijf] meegedeeld en als een overwinning gepresenteerd.
Uit deze gesprekken kan worden vastgesteld dat verdachte informatie geeft met betrekking tot een opdracht die voor [familienaam bedrijf] van belang kon zijn om zijn strategie te bepalen om deze te verkrijgen. Gezien de inhoud van het bericht van 24 oktober 2010 was ook het streven er kennelijk op gericht dat [familienaam bedrijf] de opdracht zou binnenhalen.
Op 24 en 25 november 2013 vonden de volgende WhatsApp-gesprekkenplaats tussen verdachte en [naam 1] :
24 november 2013:
[verdachte] : Heb vrijdag met [naam 6] over je gesproken hij wist me veel ins en outs te vertellen. Als jij [naam 7] belt zit hij er bijna altijd naast
[naam 1] : Oh dan moet ik opletten
[verdachte] : Ja dat moetje zeker. Ik weet wel dat je hoog scoort met je plan maar weet pas morgen hoeveel. Ben je ervan overtuigd datje concurrentie lager inschrijven? Ik moet het nog zien
[naam 1] : Ja ik hoop van niet maar denk van wel! Ik ben aan het bidden.
25 november 2013
[naam 1] : En?
De rechtbank interpreteert deze gesprekken aldus dat verdachte aan [naam 1] informatie geeft met betrekking tot een lopende aanbesteding waarvoor ook [naam 1] zich heeft ingeschreven. Verdachte waarschuwt [naam 1] dat een collega, [naam 6] , meeluistert als [naam 1] met [naam 1] zaken bespreekt die [naam 6] kennelijk niet mag horen. Verdachte laat [naam 1] verder weten dat hij er niet van overtuigd is dat de concurrentie lager zal inschrijven dan [naam 1] . Hij weet te melden dat [naam 1] hoog scoort maar dat hij de volgende dag meer weet. Opvallend is dat [naam 1] de volgende dag appt met de vraag “En?”. Kennelijk informeert hij bij verdachte of deze al meer over de aanbesteding weet te melden.
Ook hier is het opmerkelijk dat verdachte kennelijk informatie vergaard heeft over de betreffende aanbestedingsprocedure die hij met [naam 1] deelde.
Op 24 november 2014 vond het volgende WhatsApp-gesprektussen verdachte en [naam 1] plaats.
[verdachte] : En en kan ik je al feliciteren?
[naam 1] : Yub
[verdachte] : Zie je wel, appeltje eitje. Gefeliciteerd
[naam 1] : ja maar? Voor een bloedprijs
[verdachte] : Je had ook die duurdere offerte moeten inleveren
[naam 1] : Dan nog!!
[verdachte] : Dan moeten we sleutelen aan het project
(…) Zojuist [naam 8] gesproken hij komt net ruim glimlachend binnenlopen. Hij verteld dat ie nog zo’n project kan maken en dan nog budget over houd. De projectraming is 1,9 milj
[naam 1] : Ja hij mag wel een beetje medelijden met me hebben
[verdachte] : Kop op zoek de fouten in het bestek dan krik je de offerte weer op
De rechtbank stelt vast dat verdachte opnieuw interne informatie aan [naam 1] verstrekt over een aanbesteding en dat hij hem suggesties aan de hand doet over hoe hij meer bij de gemeente kan declareren dan op basis van de goedgekeurde offerte het geval zou zijn.
Op 18 mei 2015 stuurde [naam 1] het volgende WhatsApp-berichtaan verdachte:
[familienaam bedrijf] : [verdachte] ik raak er van de week uit met een koppeltje dat altijd bij [naam 7] zit kan er nog een opdracht verstrekt worden denk je?
Opmerkelijk is dat [naam 1] aan verdachte vraagt of er nog een opdracht verstrekt kan worden nu hij kennelijk twee werknemers (‘een koppeltje’) beschikbaar heeft. Dit lijkt er op te wijzen dat [naam 1] er vanuit gaat dat verdachte invloed op die opdrachtverstrekking kon uitoefenen.
Op 14 juni 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprekplaats.
[verdachte] : [naam 1] , (…) die meneer kuijverhoven is bij ons een?
En dan moet ik voor jouw nog voorzichtig zijn want dit werk is een aanstrating op basis vergunning en loopt altijd via onze afdeling. Bert heeft hier afspraken gemaakt met de gebiedsmanagement ik ga deze meneer morgen effe bellen want die palen gaan er niet in.
Ik help je wel met je mis calculatie
[familienaam bedrijf] : O Oke
[verdachte] : Zit die man op de Stopera
[familienaam bedrijf] : Ik ken m niet? Weet niet, kan het wel ff vragen?
[verdachte] : Hou het maar effe rustig.
Belangrijk is dat je het werkje mag maken en het officieel gegund is.
Ook uit dit gesprek komt naar voren dat verdachte [naam 1] informeert over interne zaken met betrekking tot de gunning van bepaalde werkzaamheden. Ook biedt verdachte aan om [naam 1] te helpen met het herstellen van een kennelijk door [naam 1] gemaakte foutieve berekening, welk aanbod door [naam 1] wordt geaccepteerd.
Met betrekking tot het door [naam 1] in zijn verhoor genoemde project Oudezijds Voorburgwal en ander straatwerk, zijn WhatsApp-gesprekken aangetroffen tussen verdachte en [naam 1] . De volgende gesprekken vonden plaats:
31 augustus 2015:
[verdachte] : Er komt een kans…
[naam 1] : Waarmee?
[verdachte] : Meerwerk Oudezijds voorburgwal
[naam 1] : hihi
15 september 2015:
[naam 1] : Daar moet op gedronken worden. Dat is lang geleden. Dat ik je een factuur kan sturen
[verdachte] : Volgende week factuur maar qua hoogte effe iets meer. Dat laatste gaan we in goed overleg bepalen.
[naam 1] : (smiley)
[verdachte] : Ik kijk effe of het mogelijk is om dat andere straatje ook aan te pakken
[naam 1] : Oe dat zou leuk zijn. Dat is de kers. Op de taart
17 september 2015:
[naam 1] : Heb je al nagedacht. Over welk straatje.
[verdachte] : Wijngaardstraatje en Oudezijds armsteeg
18 september 2015:
[verdachte] : Oudezijds armsteeg 120 m2 klinkers df. Wijngaardsstraatje 85 m2 klinkers df.
Als je een beetje cijfert kom je op ca € 6 duizend uit
21 september 2015:
[verdachte] : Factuur net goedgekeurd, stuur zsm nieuwe offerte volgens vorige whatsapp. (smiley met uitgestoken tong)
Verdachte heeft, geconfronteerd met het WhatsApp-bericht van 31 augustus 2015, verklaard dat vanuit het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam aan [naam 1] het project Heintje Hoeksteeg en Oudezijds Armsteeg was gegund, bij een pand van het Leger des Heils. Dit pand zou door Maxima worden geopend. Er was niet genoeg budget binnen het project om de voorkant van het gebouw aan de Oudezijds Voorburgwal opnieuw te bestraten, waarop de projectmanager aan verdachte heeft gevraagd of verdachte vanuit zijn afdeling kon bijdragen omdat zij te weinig geraamd hadden voor het opknappen van de straat. Dat is toen gebeurd. [naam 1] was daar al bezig en het was voor hem een kans om geld op meerwerk te verdienen.
Uit deze berichten kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat verdachte [naam 1] er op heeft gewezen dat [naam 1] wellicht meerwerk zou kunnen krijgen. Ook heeft hij geprobeerd om [naam 1] er toe aan te zetten om een factuur met een opgehoogd eindbedrag in te dienen, waarbij de hoogte van het bedrag in goed overleg tussen hen zou worden bepaald. Verdachte heeft tevens aan [naam 1] toegezegd dat hij gaat kijken of het mogelijk is om ook een ander straatje aan te pakken. Kennelijk was het de bedoeling dat [naam 1] ook deze opdracht zou krijgen. [naam 1] noemde dit immers de kers op de taart. Met het noemen van een bedrag en de oppervlaktematen gaf [verdachte] feitelijk instructies aan [naam 1] zodat deze op de door hen afgesproken manier zijn offerte kon indienen.
Verdachte keurt facturen van [familienaam bedrijf] goed
Op 27 november 2015 en 2 december 2015 stuurde verdachte de volgende WhatsApp-berichtenaan [naam 1] :
27 november 2015:
[verdachte] : Factuurtje spuistraat hotel komt nu ook in beweging, net afgetekend
2 december 2015:
[verdachte] : Factuur Spuistraat heb ik net in AFS officieel goedgekeurd en wordt vannacht of morgen uitbetaald (smiley)
De rechtbank leest deze berichten zo dat verdachte voor [naam 1] door hem ingediende facturen heeft goedgekeurd.
Verdachte brengt [naam 1] op de hoogte van interne audit op diens factuur
Op 10 februari 2016 vond het volgende WhatsApp-gesprekplaats tussen verdachte en [naam 1] :
[verdachte] : We hebben een Acam controle op div facturen en werkzaamheden. Ik zie er 1 van jouw. Dus (oogjes-emoji) Factuur, 5 maart 2015 Euro 199.663,20 Inkooporder 10004257
[naam 1] : Owke
[verdachte] : Egelantier denk ik.
De rechtbank stelt vast dat verdachte [naam 1] op de hoogte heeft gesteld van een accountantscontrole van één van zijn voor de gemeente uitgevoerde projecten waarin [naam 1] een factuur heeft gestuurd. Uit het gebruik van de oogjes-emoji leidt de rechtbank af dat verdachte [naam 1] adviseert goed op te letten.
Afkeuring handelen verdachte door zijn leidinggevende
Dat de hiervoor genoemde contacten niet door de beugel kunnen vindt bevestiging in het verhoor van de getuige [getuige 1] , de toenmalige leidinggevende van verdachte. In dit verhoor is hij geconfronteerd met enkele van de hiervoor genoemde WhatsApp-berichten. Met betrekking tot de zinsnede: “
zoek de fouten in het bestek dan krik je de offerte weer op” verklaarde hij: “Dit kan niet.” Over de opmerking van verdachte: “
Dan moeten we sleutelen aan het project”zei hij dat dit niet gebruikelijk is. Ook verklaarde hij in relatie tot de WhatsApp-gesprekken dat een ambtenaar niet mee helpt met miscalculatie en dat het niet gebruikelijk is dat gemeenteambtenaren aannemers informeren over het betalen van facturen. Evenmin is het gebruikelijk dat een werknemer van de gemeente met de functie van verdachte tegen aannemer [naam 1] zegt dat er een ‘kans’ komt.
Verdachte werkte lang bij de gemeente Amsterdam en had op die manier een informatiepositie verworven voor projecten die voor [naam 1] interessant waren. Hij kende [naam 1] , en zijn vader [naam 2] , al lange tijd. Zij hadden zowel een zakelijke als privérelatie in de ten laste gelegde periode. Gelet op de berichten over opdrachtverstrekking, de goedkeuring van facturen en de informatieverstrekking over de interne accountantscontrole had verdachte een zodanige positie binnen de gemeente dat hij in staat was om [naam 1] en [naam 2] en hun bedrijven een voorkeursbehandeling te geven.
6.1.3.Heeft verdachte giften aangenomen?
De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is geweest van een door [naam 1] en [naam 2] , of één van hun bedrijven, verleende gift, belofte of dienst die door verdachte is aangenomen.
Had verdachte voldoende contant geld beschikbaar om [naam 1] mee terug te betalen?
Verdachte heeft verklaard dat hij contant geld beschikbaar had, waarmee hij [naam 1] terugbetaalde als die iets voor hem had gekocht. De rechtbank zal eerst bespreken of de verklaring van verdachte over het contante geld aannemelijk is. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of de zaken die [naam 1] zou hebben voorgeschoten, als giften moeten worden beschouwd.
Verdachte heeft verklaard dat het contante geld afkomstig was van zijn oma, die in december 2014 is overleden en dat geld in haar stoel bewaarde. Dat betrof € 28.500,- waarvan € 19.950,- bij de doorzoeking is aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte nog € 40.000,- aan contanten van zijn vader geërfd, maar dat is niet in beslag genomen. Op de zitting heeft verdachte daaraan toegevoegd dat hij na fiscaal advies van zijn boekhouder regelmatig contant geld opnam van zijn rekening om dat thuis te bewaren.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring voor het contant terugbetalen aan [naam 1] onaannemelijk is. Een concrete link tussen een terugbetaling en contante opnames ontbreekt. Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij de terugbetalingen van de erfenis van oma heeft gedaan. Daarvoor had hij echter slechts € 28.500,- minus € 19.950,- = € 8.550,- tot zijn beschikking. Dat is onvoldoende om al die terugbetalingen mee te kunnen hebben gedaan. Daar komt bij dat een deel van de terugbetalingen al voorafgaand aan de dood van oma is gedaan, zodat die niet uit de erfenis kunnen zijn betaald. Bovendien lopen de verklaringen van verdachte en zijn moeder over de erfenis uiteen en verklaart moeder wisselend, zodat haar getuigenverklaring onbetrouwbaar is. Tot slot is het ongeloofwaardig dat de Rijksrecherche niet goed heeft gezocht en het geld van vader niet zou hebben gevonden.
De rechtbank overweegt dat de door verdachte en zijn moeder afgelegde verklaringen over de manier waarop verdachte aan het contante geld is gekomen, vragen oproepen en niet volledig overtuigen. Niettemin kan worden vastgesteld dát verdachte op het moment van de doorzoeking op 5 juli 2016 over een fors contant geldbedrag beschikte. Niet meer kan worden vastgesteld hoeveel dat precies was. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring dat verdachte contante geldbedragen aan [naam 1] heeft terugbetaald best op waarheid zou kunnen berusten. Die verklaring kan niet zondermeer terzijde worden geschoven.
Bij de doorzoeking in de woning [verdachte] werd een iPad in beslag genomen.Het betreft een iPad Air, Wifi 64GB Goud, inclusief een smart case middernachtblauw en een Logitech toetsenbord.
In de bedrijfsadministratie van [naam 1] werd in een ordner van [naam VOF]een kassabon van de Apple Store op het Leidseplein te Amsterdam aangetroffen. Uit deze kassabon blijkt dat op 21 december 2014 een IPad Wifi 64GB Goud, ter waarde van € 599,- werd gekocht.
Ook werd een iPad Air smart case en een toetsenbord gekocht. De totaalprijs van
€ 777,95 werd contant betaald.
In december 2014 vonden onder meer de volgende WhatsApp-gesprekken plaats tussen verdachte en [naam 1] .
11 december 2014:
[verdachte] : Joehoe, heeft die kale nog de kaartjes gekocht of als het nog kan IPad 2, WiFi, 64GB, Goud
[naam 1] : Oké Maandag weet ik het
19 december 2014:
[verdachte] : ben je al in de buurt
[naam 1] : Nee half 3.
[verdachte] : Oke rij je naar Stork of naar Leidseplein?
[naam 1] : Stork maar ik zou je € kunnen geven. Denk dat het moeilijk wordt in tijd.
[verdachte] : Bel maar als je er bent
[naam 1] : Oké
[naam 1] heeft verklaard dat hij verdachte een iPad heeft gegeven als huwelijkscadeau. Hij had Apple producten gekocht bij de Apple Store op het Leidseplein in Amsterdam.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Uit het WhatsApp-gesprek van 11 december 2014 blijkt dat verdachte bij [naam 1] een specifieke bestelling heeft gedaan van een dure iPad. Deze gang van zaken past niet bij de lezing van verdachte en [naam 1] dat sprake is geweest van een huwelijkscadeau. Bewezen kan worden dat verdachte de iPad als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat deze iPad met toebehoren door [naam 1] als huwelijkscadeau aan hem en zijn vrouw is gegeven in januari 2015.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het cadeau had niet het kennelijke doel of de uiterlijke strekking om begunstiging te bewerkstellingen. Gezien de vriendschap tussen verdachte en [naam 1] was een dergelijk huwelijkscadeau maatschappelijk en sociaal geaccepteerd en kan daarom niet worden gezien als een gift in de zin van artikel 363 Sr.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte van [naam 1] een iPad met toebehoren ter waarde van € 777,95 inclusief btw, als gift heeft aangenomen. Deze iPad met toebehoren is volledig door [naam 1] betaald. Uit de zinsnede in het WhatsApp-gesprek van 11 december 2014: “
of als het nog kan IPad 2, WiFi, 64GB, Goud” maakt de rechtbank op dat verdachte bij [naam 1] informeert of hij nog ruimte ziet om deze specifiek door verdachte omschreven iPad voor hem aan te schaffen. Een dergelijke vraag is moeilijk te rijmen met de stelling van verdachte dat sprake was van een huwelijkscadeau voor het huwelijk dat bovendien pas een maand later plaatsvond. Ook het WhatsApp-gesprek van 19 december 2014 wijst erop dat de iPad geen huwelijkscadeau betrof. [naam 1] bood verdachte immers aan hem geld te geven zodat hij zelf de IPad kon gaan kopen bij de Apple Store op het Leidseplein. Omdat de rechtbank oordeelt dat dit geen huwelijksgeschenk is, komt zij niet toe aan de beoordeling van de vraag of het een maatschappelijk en sociaal geaccepteerde (huwelijks)gift is.
Twee VIP-tickets concert One Direction
Verdachte heeft op 28 maart 2013 in een WhatsApp-bericht aan [naam 1] gevraagd of het hem nog lukt om twee kaarten voor een concert van One Direction te kopen. Op 28 september 2013 heeft [naam 1] vanaf het e-mailadres van [naam VOF] een e-mailbericht naar [verdachte] gezonden, met in de bijlage een bevestiging van een bestelling van twee VIP-kaarten voor een concert van One Direction op 24 juni 2014, voor een bedrag van totaalbedrag van € 631,86.
Een dag na het concert stuurde verdachte een WhatsApp-bericht aan [naam 1] om hem namens de kinderen te bedanken.
[naam 1] heeft verklaard dat verdachte de kosten voor de tickets contant aan hem heeft terugbetaald. Voor verdachte was het lastig om aan die kaarten te komen en daarom had hij dit voor verdachte geregeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om via het internet tickets te bemachtigen voor zijn dochters, maar dat hem dit niet lukte. [naam 1] kon echter via een vriend van hem wel aan kaartjes komen en die heeft ze toen voor hem besteld. Hij heeft het aankoopbedrag van de tickets later contant aan [naam 1] terugbetaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten niet aannemelijk dat verdachte het aankoopbedrag van de door [naam 1] betaalde tickets later contant aan hem heeft terugbetaald. De verklaring van verdachte dat het hem niet lukte om de tickets te bestellen en dat hij de kaartjes daarom via [naam 1] heeft geregeld, is ongeloofwaardig. Het was zijn eigen dochters immers wel gelukt om dezelfde dag dat [naam 1] de kaartjes stuurde, nog acht tickets voor hetzelfde concert te bestellen. De officieren van justitie zijn daarom van mening dat bewezen kan worden dat verdachte de tickets als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het is niet onaannemelijk dat verdachte het aankoopbedrag van de tickets heeft terugbetaald aan [naam 1] . Daarom is niet sprake geweest van een gift. Ook van een dienst is geen sprake geweest omdat er geen immaterieel voordeel is vast te stellen.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat [naam 1] de twee VIP-tickets voor het concert van One Direction voor de dochters van verdachte heeft besteld en betaald. De rechtbank vindt het niet onaannemelijk dat verdachte het aankoopbedrag voor de tickets later aan [naam 1] heeft terugbetaald. Verdachte en [naam 1] verklaren in gelijke zin over de reden waarom verdachte de kaartjes niet zelf had besteld. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte de twee VIP-tickets als gift heeft aangenomen.
Op basis van het dossier kan wel worden vastgesteld dat [naam 1] voor verdachte de aankoop van twee tickets voor een concert van One Direction heeft geregeld. De rechtbank zal hierna onder 6.1.6. beoordelen of daarbij sprake is geweest van het aannemen van een dienst in de zin van artikel 363 Sr.
Twee tickets concert van Beyoncé
Bij [naam 1] werd een e-mailbericht aangetroffen met een bestelling van 5 april 2013 van twee tickets voor een concert van Beyoncé in de Ziggo Dome op 21 april 2013 voor een totaalbedrag van € 612,95. De tickets zijn op 5 april 2013 vanaf de bankrekening van [naam VOF] betaald aan 4alltickets. Op 21 april 2013 schreef [verdachte] in een WhatsApp-bericht aan [naam 1] dat zijn kinderen helemaal blij zijn. Ze zijn naar het concert geweest van Beyoncé en het was steengoed. Verdachte heeft verklaard dat hij het aankoopbedrag van de tickets contant aan [naam 1] heeft terugbetaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
[naam 1] heeft via zijn bedrijf [naam VOF] de tickets voor het concert van Beyoncé voor de kinderen van verdachte gekocht en betaald. Het is niet aannemelijk dat verdachte het aankoopbedrag later contant aan [naam 1] heeft terugbetaald. De officieren van justitie zijn daarom van mening dat bewezen kan worden dat verdachte de tickets als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het is aannemelijk dat verdachte het aankoopbedrag van de tickets heeft terugbetaald aan [naam 1] . Daarom is geen sprake geweest van een gift. Ook van een dienst is geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier volgt dat [naam 1] de twee tickets voor het concert van Beyoncé heeft besteld en betaald. Deze tickets waren bedoeld voor de dochters van verdachte. De rechtbank vindt het, gelet op de gelijkluidende verklaringen van verdachte en [naam 1] , niet onaannemelijk dat verdachte het aankoopbedrag voor de tickets later aan [naam 1] heeft terugbetaald. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte de twee tickets als gift heeft aangenomen.
Op basis van het dossier kan wel worden vastgesteld dat [naam 1] voor verdachte de aankoop van twee tickets voor een concert van Beyoncé heeft geregeld. De rechtbank zal hierna onder 6.1.6. beoordelen of daarbij sprake is geweest van het aannemen van een dienst in de zin van artikel 363 Sr.
Motor van het merk Suzuki
Verdachte heeft op 31 oktober 2008 een Suzuki motorfiets, type DL650A met kenteken [kenteken] op zijn naam gesteld. Deze motorfiets stond daarvoor, vanaf 29 juni 2007 op naam van [naam VOF]
De datum 29 juni 2007 is tevens de datum van eerste toelating.
Uit een factuur van [naam VOF] van 16 oktober 2008, gericht aan verdachte blijkt dat de motorfiets aan verdachte is verkocht en geleverd voor bedrag van € 1.368,50, inclusief btw.
Op 27 oktober 2008 is vanaf de bankrekening van [verdachte] een bedrag van
€ 1.368,50 overgemaakt naar het rekeningnummer van [naam VOF] , met als omschrijving: wegenbouw-bestrating N motorfiets Suzuki.
Er is navraag gedaan bij de klantenservice van Suzuki naar de nieuwwaarde van de motorfiets Suzuki DL650A. De consumentenprijs voor deze motorfiets was in zowel 2007 als 2008 € 8.490,-.Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte werd de motor met het kenteken [kenteken] in beslag genomen.Verdachte heeft verklaard dat hij de motor heeft gekocht van de vader van [naam 1] .
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Verdachte heeft voor de motor een veel te lage prijs betaald en heeft een voordeel genoten van € 8.490,- minus € 1.368,50 = € 7.121,50. Dit bedrag kan als strafbare gift worden aangemerkt.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de motor goedkoop heeft gekregen maar dat hij niet heeft berekend wat deze motor echt waard was.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De Rijksrecherche heeft op internet gekeken naar de waarde van eenzelfde type motor maar niet naar de specifieke motor die bij verdachte is aangetroffen. De staat van de motor op het moment van de koop is daarom niet meegenomen bij de waardebepaling, waardoor deze onbetrouwbaar is. Het kan daarom niet worden vastgesteld dat verdachte de motor voor te weinig geld heeft gekocht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 16 oktober 2008 de Suzuki motorfiets voor een geldbedrag van € 1.368,50 heeft gekocht van [naam VOF] Deze koop verliep via [naam 2] , de vader van [naam 1] . De nieuwwaarde van de motor was in 2008
€ 8.490,-. De motor was op het moment van de koop ongeveer één jaar en drie maanden oud. De exacte marktwaarde van de motor op 16 oktober 2008 is niet vast te stellen, maar deze moet in ieder geval fors hoger zijn geweest dan het geldbedrag dat verdachte voor de motor heeft betaald. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte van [naam 2] als vennoot van [naam VOF] een geldbedrag als gift heeft aangenomen ter grootte van het verschil tussen de marktwaarde van de Suzuki op 16 oktober 2008 en het aankoopbedrag van
€ 1.368,50. De rechtbank schat dit bedrag op (ten minste) € 4.000,-.
Levering en installatie 6 zonnepanelen en levering en installatie LED verlichting
Op 30 november 2015 ontving verdachte op zijn privé e-mailadres een e-mail van [naam 9] van AaboGreenProjects met in de bijlage offertes voor LED verlichting en zonnepanelen. Een van de offertes heeft betrekking op zonnestroom-installatie op het adres [adres] .
Op de bij AaboGreenProjects aangetroffen factuur van 18 november 2015 voor deze zonnestroom-installatie is met de hand geschreven: “fakturen naar [naam VOF] 8 5406XT Uden”
[naam 9] heeft op 10 december 2015 een e-mail gezonden aan [naam 1] met in de bijlage een factuur van AaboGreenProjects d.d. 10 december 2015 met factuurnummer VFG00325850, voor een totaalbedrag van € 4.302,55 exclusief btw en € 5.206,09 inclusief btw. Deze factuur is gericht aan [naam VOF] , t.n.v. [naam 1] . Op de factuur staat als omschrijving vermeld:
“Hierbij factureren wij conform afspraak”.
Dezelfde factuur werd bij [naam 1] aangetroffen. Op deze bon is met de hand geschreven: “
Betaald 15-12”. Op de bijbehorende hoeveelhedenbon van [naam VOF] staat als omschrijving genoemd: “levering groene energie” voor een bedrag van
€ 4.302,55.Op 15 december 2015 is vanaf de bankrekening van [naam VOF] een bedrag van € 5.206,09 overgeschreven naar de rekening van AaboGreenProjects met vermelding van factuurnummer VFG00325850.
Op 4 april 2016 is door een verbalisant geconstateerd dat op het dak van de woning van verdachte op het adres [adres] zonnepanelen aanwezig waren.
Ledsgoled heeft op 10 december 2015 een e-mail gezonden aan [naam 1] ( [e-mailadres] ). In de bijlage zit een factuur van Ledsgoled met factuurnummer 15150. Deze factuur komt wat betreft de te leveren ledverlichting overeen met de eerder aan [verdachte] gezonden offerte maar wijkt in prijs iets af. Het gaat om een totaalbedrag van € 697,45 exclusief btw en € 843,91 inclusief btw.
Deze factuur is ook in de bedrijfsadministratie van [naam 1] aangetroffen. Op deze bon is met de hand geschreven: “
Betaald 15-12”. Op de bijbehorende hoeveelhedenbon d.d. 12 december 2015 van [naam VOF] staat als project: “Algemene kosten” en als omschrijving “levering groene energie” voor € 697,45.
Op 15 december 2015 is vanaf de bankrekening van [naam VOF] een bedrag van € 843,91 overgemaakt naar de rekening van [naam B.V.] met omschrijving ‘factnr 15150’, een en ander overeenkomstig het gestelde op de factuur van Ledsgoled.
[naam 1] heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij de zonnepanelen en de ledverlichting voor [verdachte] heeft verzorgd.
Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat verdachte hem het bedrag van de zonnepanelen contant heeft terugbetaald, exclusief btw.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de kosten voor de aanschaf van de zonnepanelen en de ledverlichting van respectievelijk € 5.206,09 en € 843,91 als gift heeft aangenomen. Het is niet gebleken dat verdachte de betreffende kosten, met dan wel zonder btw, aan [naam 1] heeft terugbetaald. Dat verdachte over contant geld beschikte uit een erfenis is niet komen vast te staan, terwijl evenmin geld via de bank is overgemaakt. Ook in de administratie van [naam 1] blijkt niet dat verdachte hem heeft betaald.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de zonnepanelen via [naam 1] heeft gekocht omdat hij via hem een korting zou krijgen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier blijkt dat [naam 1] heeft bemiddeld bij de aanschaf van de zes zonnepanelen om een btw-korting voor verdachte, met wie hij bevriend is, te regelen, waarna verdachte het aankoopbedrag contant aan [familienaam bedrijf] heeft voldaan. Van een strafbare gift of dienst is geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat [naam 1] via zijn bedrijf [naam VOF] de zes zonnepanelen en de ledverlichting voor de woning van verdachte heeft betaald. De aanschaf van deze zonnepanelen en ledverlichting is door [familienaam bedrijf] vervolgens op frauduleuze wijze in de boekhouding van [naam VOF] verwerkt. Deze wijze van administreren ondersteunt de verklaring van [familienaam bedrijf] dat sprake is geweest van een btw-truc, waarbij verdachte de zonnepanelen en ledverlichting met een btw-voordeel geleverd kreeg en [familienaam bedrijf] het verschil op de belastingdienst kon afwentelen. Zoals eerder besproken, vindt de rechtbank het niet onaannemelijk dat verdachte contant geld voorhanden had.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte geldbedragen van € 903,54 en
€ 146,46 als gift heeft aangenomen. Dat is 21% btw over de aankoopbedragen van de zes zonnepanelen en de ledverlichting. In de tenlastelegging zijn ten aanzien van de ledverlichting verkeerde bedragen opgenomen. De rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving en zal dit in de bewezenverklaring corrigeren.
Levering en installatie 3 zonnepanelen
Op 15 februari 2016 vond een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [naam 1] . In dit gesprek zegt verdachte onder andere:
Die... die...(niet te verstaan)... is twee keer bij mijn op mijn dak geweest hé?
(…) Hij heeft mij geadviseerd he, hij heeft uitgerekend...ik kon maar maximaal 6 panelen... weetje dat er ehhh ...dat er ehhhh... dat er 3 panelen bij kunnen.
(…) ik heb gezegd stuur maar een offerte ik wil eerst zien wat het gaat kosten.
De offerte voor de drie panelen met toebehoren en montage is gericht aan E. [verdachte] en dateert van 22 februari 2016. Het gaat om een bedrag van € 2.002,55 inclusief btw. Op deze offerte zijn het klantnummer 506956 en het offertenummer VOF00071703 vermeld.
Op 1 maart 2016 werd [naam 1] gebeld door [naam 9] van AaboGreenProjects. Het volgende gesprek vond plaats:
[naam 9] : (…) ik weet niet of je [verdachte] nog gesproken hebt de laatste tijd?
(…) Ik heb het met monteurs over gehad en er kunnen nog drie panelen bij plaatsen.
(…) Heb ik gebeld vorige week en dan zegt ie ja ik kom er op terug.
(…) Maar ik hoor niks meer van hem dus ik denk joh wee je ik… ik … ik vind dat ik toch jou effe moet laten weten want ik effe goed wat ik er mee moet omdat de vorig keer via jou liep weet je wel?
[naam 1] : Oo...ja maar dat zal deze keer dan ook zijn maar ik zal hem effe. ehh... ik zie hem van de week effe.
[naam 9] : (…) het gaat om drie paneeltjes .. het gaat om totaal ehh ex...ex btw gaat het om 1655 euro.
[naam 1] belde later die dag naar verdachte. In dit gesprek zei hij dat hij die ochtend met [naam 9] heeft gesproken en dat “die dacht aan drie zonnen cellen”. Verdachte zei:
Ja maar ik wilde het je nu niet vragen man, het wordt anders te veel jongen, ik weet niet hoe je het allemaal weg moet plukken.
[naam 1] zei hierop:
Ja maar daarom doen wij.... ik heb wel een ideetje, doen we morgen of overmorgen wel effe babbelen.
(…)
Ik heb leuke… ik heb wel ehh bepaald ideetje maar ik moet nog met jou even overleggen.
(…) Maar dan doen we wel ehhh... ik ben morgen toch ook wel zwerf ik in de buurt en overmorgen ook en we passen wel iets in... we passen altijd iets in, komt altijd goed.
Op 2 maart 2015 belde [naam 1] naar [naam 9] . [naam 1] zei in dit gesprek dat hij belt in verband met die offerte van die drie panelen. Na een discussie over het offertebedrag vond de volgende conversatie tussen hen plaats:
[naam 1] : Nou doe dat zo maar, dan doe maar mij die factuur. Zou die factuuromschrijving hetzelfde doen als de laatste keer of gaat dat niet?
[naam 9] : ja, ik ga het wel op de zelfde manier doen [naam 1] , komt in orde.
[naam 1] : kun je dan met [verdachte] even afspreken wanneer je dat installeert?
Op 8 maart 2016 heeft AaboGreenProjects een factuur verzonden naar [naam VOF] t.n.v. [naam 1] , voor een bedrag van € 2.002,55 inclusief btw. Bij de omschrijving is vermeld: “
Hierbij factureren wij conform afspraak”. Op deze factuur zijn het klantnummer 506820 en het factuurnummer VFG00338154 vermeld.
Op 8 maart 2016 is de woning van [naam 1]en het kantooradres van [naam VOF]door de Rijksrecherche doorzocht.
Op 9 maart 2016 is op de rekening van AaboGreenProjects een bedrag van € 2.002,55 bijgeschreven vanaf de rekening van verdachte onder vermelding van klantnummer 506956 en offertenummer VOF00071703.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat [naam 1] de belofte heeft gedaan om de drie zonnepanelen ter waarde van € 2.002,55 te leveren en te installeren en de betaling daarvan voor zijn rekening te nemen. Dat verdachte uiteindelijk na de doorzoeking bij [naam 1] noodgedwongen zelf heeft betaald doet daar niet aan af.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de volledige kosten voor de drie extra zonnepanelen vanaf zijn rekening betaald. Het is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [naam 1] bij de aanschaf van de zonnepanelen een rol zou spelen. Van een strafbare gift of belofte is daarom geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en [naam 1] en tussen [naam 9] en [naam 1] naar voren komt dat verdachte en [naam 1] de levering en installatie van de drie extra zonnepanelen op eenzelfde wijze wilden regelen als de zes eerder geplaatste zonnepanelen.
De rechtbank leest deze berichten zo dat [naam 1] een manier zocht om de zonnepanelen in de boekhouding van één van zijn bedrijven te verwerken en daarbij opnieuw aan verdachte een btw-korting te geven bij de koop en installatie van de drie extra zonnepanelen. De betreffende factuur is gedateerd 8 maart 2016. Van betaling van deze factuur door [naam 1] is het echter niet meer gekomen omdat eveneens op 8 maart 2016 doorzoekingen plaatsvonden bij [naam 1] en zijn bedrijven.
Verdachte heeft op 9 maart 2016 het volledige bedrag voor de drie zonnepanelen via zijn bankrekening naar AaboGreenProjects overgemaakt. Bij deze overboeking heeft hij het klantnummer en offertenummer vermeld, zoals deze op de offerte van 22 februari 2016 stonden vermeld en niet het klantnummer en factuurnummer op de factuur van 8 maart 2016. Dit is niet verwonderlijk. Verdachte beschikte immers niet over deze factuur omdat deze naar [naam 1] was gezonden. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte door [naam 1] op de hoogte is gebracht van het onderzoek van de Rijksrecherche en dat hij er toen voor heeft gekozen om onmiddellijk het aankoopbedrag van de drie zonnepanelen te betalen om op die manier de schade zo veel mogelijk te beperken.
Dit laat onverlet dat door [naam 1] wel degelijk de belofte was gedaan dat hij de btw over de drie zonnepanelen voor zijn rekening zou nemen en dat verdachte deze belofte heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de belofte van een geldbedrag van
€ 347,55 heeft aangenomen, zijnde 21% btw over het aankoopbedrag van de drie zonnepanelen.
Op 15 januari 2015 schreef [naam 1] een e-mail naar de heer Voskuil van Voskuiltenten. Naar aanleiding van een telefoongesprek die middag gaf [naam 1] wijzigingen door, namelijk 6 statafels in plaats van 4 en 12 barkrukken in plaats van 8. Het afleveradres is [adres] , Fam [verdachte] . Plaatsing dient te geschieden op 22 januari om 09.00 uur.
In januari 2016 vonden diverse WhatsApp-gesprekken plaats tussen [verdachte] en [naam 1] , waaronder:
13 januari 2015:
[verdachte] : Volgende week donderdag middag 22 januari gaan [naam vrouw] en [verdachte] trouwen. We zouden het leuk vinden als je op onze receptie aanwezig kunt zijn om op ons geluk te proosten. De receptie geven we thuis, [adres] .
19 januari 2015:
[verdachte] : Er schijnt vanmiddag iemand bij me voor de deur te hebben gestaan om te kijken voor de tent. [naam party] tent is vanmiddag binnen geweest en heeft mijn tuin stapvoets gemeten. Dus er zit muziek in.
20 januari 2015:
[naam 1] : Woensdag middag 15.00 uur plaatsen ze
[verdachte] : Perfect, Thanks.
In de bedrijfsadministratie van [naam 1] is een factuur van [naam tenten service] aangetroffen van 17 januari 2015, gericht aan [naam VOF] t.n.v. [naam 1] met factuurnummer 20150019 en klantnummer 5415 voor de huur van een tent, verwarming, statafels, barkrukken, het opzetten en afbreken van de tent en het bezorgen en ophalen van de goederen. Het factuurbedrag bedraagt € 357,- exclusief btw en € 431,97 inclusief btw. Op de factuur is met de hand geschreven: “Betaald 19-1”. Op de bijbehorende hoeveelhedenbon van [naam VOF] is als omschrijving vermeld “catering nieuwjaars receptie”.
Op 19 januari 2015 is vanaf de rekening van [naam VOF] € 431,97 overgemaakt naar [naam tenten service] , met omschrijving factnr 20150019/5415.
[naam 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij factuur voor de huur van de partytent heeft betaald en dat verdachte hem contant heeft terugbetaald, exclusief btw.
Verdachte heeft verklaard dat hij € 350,- contant aan [naam 1] heeft gegeven voor de huur van de partytent.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte een strafbare gift ter waarde van € 431,97, zijnde de huur van de partytent, heeft aangenomen. Verdachte heeft wisselende en onbetrouwbare verklaringen afgelegd en heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij een contant geldbedrag aan [naam 1] heeft betaald.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er was niet sprake van een gift omdat het door [naam 1] betaalde bedrag aan hem is terugbetaald. Evenmin kan worden gesproken van een dienst omdat de door [naam 1] gegeven hulp aan verdachte relatief gering was en moet worden bezien in het licht van de vriendschap tussen hen beiden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de factuur voor de huur van de partytent door [naam 1] , via zijn bedrijf NL Infra 81 B.V. op 19 januari 2015 aan [naam tenten service] is betaald. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij in verband met de huur van deze partytent een contant geldbedrag aan [naam 1] heeft betaald, niet als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. De huur van de partytent is door [naam 1] op frauduleuze wijze in de boekhouding van [naam VOF] verwerkt als zou deze partytent door het bedrijf zijn gehuurd voor een nieuwjaarsreceptie. Deze wijze van administreren lijkt ook hier te duiden op een door [naam 1] bedachte btw-truc, waarbij verdachte de huur van de partytent zonder btw hoefde te betalen, en waarbij [naam 1] het verschil op de belastingdienst kon afwentelen. Het bedrag van € 350,- dat verdachte zegt aan [naam 1] te hebben betaald komt daarmee min of meer overeen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 81,97 heeft aangenomen, zijnde 21% btw over het aankoopbedrag van de huur van de partytent.
Bij de doorzoeking in de woning [verdachte] op 5 juli 2016 werd (vanuit de auto) een Apple Watch inbeslaggenomen.Het serienummer van deze Apple Watch is [nummer] .
Deze Apple Watch bleek te zijn gekoppeld aan de iPhone van [verdachte] .
In de bedrijfsadministratie van [nummer] werd in een ordner met opschrift ABM Civiel BV Bank 2015een kassabon van de Apple Store op het Leidseplein te Amsterdam aangetroffen. Uit deze kassabon blijkt dat op 10 september 2015 een Apple Watch, ter waarde van € 1.269,- werd gekocht. De Apple Watch heeft het serienummer [nummer] . Voor de Apple Watch is contant betaald.
Op 10 september 2015, de dag van de aankoop van de Apple Watch vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [nummer] en zijn zoon [naam zoon] .
[naam zoon] : Waarvoor was je nou apple
Laten maken??
[naam 1] : Nee
(…) iWatch
Voor [verdachte]
[naam zoon] : Aardig ben jij
In [naam 1] 2016 vonden onder meer het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [verdachte] en [naam 1] .
22 februari 2016:
[verdachte] : Gisteren een slechte dag gehad
[naam 1] : Waarom heb je een slechte dag gehad?
[verdachte] : Heb mijn IWatch uit mijn hand laten glijden, glad gebroken ben er ziek van en heb donderdag een afspraak bij de appel store. Hij doet het nog wel.
25 februari 2016
[verdachte] : Ja, jongeman, ik ben nu in de Apple store voor mijn IWatch.
(…)
[verdachte] : Hadden we Apple care op de IWatch afgesloten, weet je dat nog?
De Apple Watch voorzien van het serienummer [nummer] is op 25 februari 2016 ter reparatie bij de Apple Store aangeboden.
Deze beschadigde Apple Watch is vervangen door een nieuw exemplaar voorzien van het serienummer [nummer] . [verdachte] heeft van Apple op 4 maart 2016 een e-mailbericht ontvangen dat hij zijn Apple Watch kon ophalen.
[naam 1] heeft verklaard dat verdachte door hem aan een Apple Watch is gekomen. Verdachte heeft hem daarvoor een briefje van 500 euro gegeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij van [naam 1] een Apple Watch heeft overgenomen voor € 500,-.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte een strafbare gift ter waarde van € 1.269,- heeft aangenomen, zijnde het aankoopbedrag van de Apple Watch. Verdachte en [naam 1] hebben beiden verklaard dat verdachte € 500,- voor het horloge heeft betaald, maar deze verklaringen lijken op elkaar afgestemd en zijn onbetrouwbaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de Apple Watch niet als gift of dienst kan worden aangemerkt omdat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de waarde van het horloge op het moment dat deze aan verdachte werd doorverkocht. Het is daarom niet uit te sluiten dat € 500,- een redelijke prijs was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat de door [naam 1] op 10 september 2015 voor € 1.269,- gekochte Apple Watch met serienummer [nummer] kort na de aankoop in het bezit is gekomen van verdachte. Nadat dit horloge beschadigd raakte heeft verdachte van de reparatieservice van Apple een vervangend exemplaar ontvangen met een ander serienummer, te weten het exemplaar dat bij de doorzoeking in de woning van verdachte is inbeslaggenomen.
Zowel verdachte als [naam 1] hebben verklaard dat verdachte voor het horloge een contant geldbedrag van € 500,- aan [naam 1] heeft overhandigd. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om deze verklaringen als ongeloofwaardig ter zijde te schuiven en zij gaat er daarom vanuit dat verdachte inderdaad € 500,- voor de Apple Watch heeft betaald.
De rechtbank acht de verklaring van [naam 1] , dat hij de Apple Watch eerst enkele maanden zelf heeft gedragen en pas daarna aan verdachte heeft doorverkocht omdat het horloge hem niet beviel, niet geloofwaardig. Zijn verklaring is in de eerste plaats in strijd met het WhatsApp-gesprek tussen [naam 1] en zijn zoon [naam zoon] op de dag van aankoop van de Apple Watch. [naam 1] zegt hierin dat hij die dag bij Apple was in verband met een Apple Watch voor [verdachte] . Ook de vraag van verdachte in het WhatsApp-gesprek van 25 februari 2016: “
Hadden we Apple care op de IWatch afgesloten, weet je dat nog?”, duidt er op dat verdachte al vanaf het moment dat de Apple Watch door [naam 1] werd gekocht bij deze koop betrokken is geweest. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [naam 1] de Apple Watch niet voor zichzelf maar voor verdachte heeft aangeschaft.
Anders dan [naam 1] het doet voorkomen heeft verdachte dan ook niet een tweedehands maar een nieuwe Apple Watch van hem ontvangen. Het door verdachte betaalde geldbedrag van € 500,- is dan veel te laag. De rechtbank acht bewezen dat verdachte van [naam 1] een geldbedrag van € 769,- als gift heeft aangenomen, zijnde het verschil tussen de aankoopprijs van € 1.269,- voor de Apple Watch en het geldbedrag van € 500,- dat verdachte voor het horloge aan [naam 1] heeft overhandigd.
Belofte geldbedrag i.v.m. aanschaf Renault Captur, Opel Mokka, Onderhoud Opel Zafira juni/juli 2015, Belofte/toezeggen reparatie telefoon bij Teleworld
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ontoereikend is om tot een bewezenverklaring te komen voor deze beloften en/of giften, zodat de rechtbank verdachte van deze onderdelen zal vrijspreken.