ECLI:NL:RBAMS:2022:5403

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
13/104215-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

Op 13 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank Łódź in Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft strafbare feiten die naar Pools recht zijn gepleegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure is behandeld op openbare zittingen op 21 en 29 juni 2022. Tijdens deze zittingen zijn de officieren van justitie en de verdediging gehoord, waarbij de verdediging heeft gepleit voor afwijzing van de overlevering op basis van de onduidelijkheid over de aard van de wapens en de mogelijke schending van het recht op een eerlijk proces in Polen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor overlevering, waaronder de garantie dat hij zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn, ondanks de argumenten van de verdediging. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen met inachtneming van de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 2, 5, 6, 7 en 13 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/104215-22
RK nummer: 22/2264
Datum uitspraak: 13 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 maart 2022 door
Sąd Okręgowy w Łodzi IV Wydział Karny[de Regionale Rechtbank Łódź, de vierde sector strafrecht], Polen en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.M. Delsing, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen onder gelijktijdige schorsing ervan.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst, omdat de raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft aangegeven dat er een klaagschrift is ingediend in Polen tegen het aan het EAB ten grondslag liggende nationale aanhoudingsbevel en dat op 22 juni 2022 daarover een beslissing wordt verwacht. De rechtbank geeft aan de raadsvrouw de opdracht de rechtbank te informeren over de beslissing op het klaagschrift, wat de vervolgprocedure is en wat de betekenis van de uitspraak is voor het huidige EAB.
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, voortgezet op de openbare zitting van 29 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door mr. A.M. Timorason, die waarneemt voor mr. Delsing, en door een tolk in de Poolse taal.
Mr. Timorason heeft de rechtbank laten weten dat het hiervoor bedoelde klaagschrift ongegrond verklaard is door de Poolse rechter en dat de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon tegen deze beslissing beroep heeft ingesteld.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beslissing van de Districtsrechtbank voor Łódź-Śródmieście te Łódź [Poolse naam:
Sąd Rejonowy dla Łodzi-Śródmieścia] van 18 maart 2022, referentie: IV 1 Kp 139/22 (1001-103.Ds.33.2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De in de lijst aangekruiste feiten betreffen:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in wapens, munitie en explosieven;
witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000, dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en dat ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Chairman of the 4th Criminal Division of the Circuit Court in Łódźheeft op 20 juni 2022 de volgende garantie gegeven:
The Sąd Okręgowy w Łodzi lV Wydział Karny [Circuit Court in Łódź,4th Criminal Division] writes to advise you that pursuant to Section 607j(1) and (2) of the Polish Criminal Procedure Code [opgeëiste persoon] will be able to serve his possible custodial sentence in the Kingdom of the Netherlands.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
De advocaat wijst erop dat wanneer de opgeëiste persoon enkel voor het voorhanden hebben van en handel in antieke wapens in Polen wordt veroordeeld de terugkeergarantie niet kan worden geëffectueerd omdat dat niet dubbel strafbaar is in Nederland. In dat kader wenst zij dat er nadere vragen worden gesteld over de verdenking.
Anders dan uit de rechtspraak van de rechtbank van vóór de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet volgt, is toetsing van de dubbele strafbaarheid van een lijstfeit in het kader van de toepassing van artikel 6, eerste en derde lid, OLW in strijd met het uitdrukkelijk in artikel 2, tweede lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ opgenomen verbod van toetsing van de dubbele strafbaarheid en moet een dergelijke toetsing dus achterwege blijven.
Het antwoord op de vraag of de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en die als lijstfeiten zijn aangeduid naar Nederlands strafbaar zijn, is dus niet relevant voor de beoordeling of de overlevering kan worden toegestaan, maar alleen voor de beoordeling of de betrokkene, indien hij na de overlevering aan de uitvaardigende lidstaat tot een vrijheidsstraf wordt veroordeeld, deze vrijheidsstraf in Nederland kan ondergaan. Deze beoordeling staat aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de Minister van Justitie en Veiligheid en de rechtbank kan daarop niet vooruitlopen. De rechtbank wijst het verzoek om nadere vragen te stellen af.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in Polen aangevangen;
  • het bewijs bevindt zich in Polen;
  • de wapens en munitie zijn in Polen ingevoerd en aan Poolse onderdanen verkocht;
  • de medeverdachten worden in Polen vervolgd;
  • de criminele organisatie opereerde vanuit Polen;
  • de opgeëiste persoon heeft de Poolse nationaliteit;
  • het openbaar ministerie is niet voornemens om zelf de opgeëiste persoon voor de feiten te vervolgen.
De advocaat van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
- het is onduidelijk wat om wat voor soort wapens het gaat. Als het enkel antieke wapens betreft is het voorhanden en handelen in dergelijke wapens niet strafbaar gesteld in Nederland;
- het bewijs bevindt zich voornamelijk in Nederland, nu dit via Poolse EOB’s is vergaard;
- de opgeëiste persoon woont al 15 jaar in Nederland met zijn vrouw en kinderen.
Subsidiair verzocht de advocaat om aanhouding van de zaak om nadere informatie te verkrijgen over de specifieke kenmerken van de wapens.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen. Hetgeen de advocaat heeft aangevoerd, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen en geeft daarom ook geen aanleiding om nadere informatie over de wapens op te vragen.

7. Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy w Łodzi IV Wydział Karny[de Regionale Rechtbank Łódź, de vierde sector strafrecht], Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.. Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
2.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (