ECLI:NL:RBAMS:2022:5398
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar parkeerbelasting wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Giethoorn en de heffingsambtenaar van Amsterdam. De eiser had op 11 augustus 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, welke hij op 18 januari 2022 betwistte door een bezwaarschrift in te dienen. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 9 augustus 2022 een zitting gehouden waarbij de eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 11 augustus 2021 is ingegaan, de dag waarop de naheffingsaanslag in de Berichtenbox van de eiser is geplaatst. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat de termijn op 22 september 2021 eindigde. Aangezien de heffingsambtenaar het bezwaarschrift pas op 18 januari 2022 ontving, concludeerde de rechtbank dat de eiser zijn bezwaar niet tijdig had ingediend.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de eiser in overweging genomen, zoals mantelzorg en een verhuizing, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet verschoonbaar waren. De eiser had niet aangetoond dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.