ECLI:NL:RBAMS:2022:5398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
22/1094
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar parkeerbelasting wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Giethoorn en de heffingsambtenaar van Amsterdam. De eiser had op 11 augustus 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, welke hij op 18 januari 2022 betwistte door een bezwaarschrift in te dienen. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 9 augustus 2022 een zitting gehouden waarbij de eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 11 augustus 2021 is ingegaan, de dag waarop de naheffingsaanslag in de Berichtenbox van de eiser is geplaatst. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat de termijn op 22 september 2021 eindigde. Aangezien de heffingsambtenaar het bezwaarschrift pas op 18 januari 2022 ontving, concludeerde de rechtbank dat de eiser zijn bezwaar niet tijdig had ingediend.

De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de eiser in overweging genomen, zoals mantelzorg en een verhuizing, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet verschoonbaar waren. De eiser had niet aangetoond dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1094

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Giethoorn, eiser,

en

de heffingsambtenaar van Amsterdam, verweerder

( [gemachtigde] ).

Procesverloop

Op 11 augustus 2021 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Bij besluit van 11 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2022.
Eiser was aanwezig. De heffingsambtenaar is bij gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1. Op 6 augustus 2021 om 9:50 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat de auto van eiser met [kenteken] ter hoogte van de [adres] stond, terwijl geen parkeergeld was betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd.
2. Eiser heeft op 18 januari 2022 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit niet tijdig is ingediend.
3. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat dit te laat is ingediend.
4. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Awb [1] zes weken. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een bezwaarschrift dat te laat is ingediend is toch ontvankelijk als redelijkerwijs niet kan worden aangenomen dat de indiener in verzuim is geweest.
5. In artikel 2:17, eerste lid, van de Awb is bepaald dat als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, het tijdstip geldt waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde. Niet betwist is dat de heffingsambtenaar de aanslag op 11 augustus 2021 in de Berichtenbox heeft geplaatst. De bezwaartermijn is daarom op die dag gaan lopen.
6. Op zitting heeft eiser aangegeven dat hij per mail een notificatie ontvangt indien er een bericht in zijn Berichtenbox is geplaatst. De naheffingsaanslag is dan ook op de juiste wijze bekend gemaakt en de bezwaartermijn is op 11 augustus 2021 gaan lopen. De bezwaartermijn is geëindigd op 22 september 2021. Verweerder heeft het bezwaarschrift pas op 18 januari 2022 ontvangen. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser zijn bezwaarschrift niet op tijd heeft ingediend.
7. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiser heeft gewezen op persoonlijke omstandigheden, te weten mantelzorg en een verhuizing. Volgens eiser was hij daardoor niet in de gelegenheid om eerder bezwaar te maken. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt. De bezwaartermijn is zes weken en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende die termijn op geen enkel moment in de gelegenheid is geweest om een bezwaarschrift in te dienen. Bovendien had het in dat geval op de weg van eiser gelegen om een gemachtigde te vragen om het bezwaarschrift namens hem in te dienen. Het komt voor rekening van eiser dat hij dit niet heeft gedaan.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt daarom niet toe aan de gronden gericht tegen de naheffingsaanslag.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier, op 16 september 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.