ECLI:NL:RBAMS:2022:5177

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
13/122367-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Spanje

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Spanje. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank, onder parketnummer 13/122367-22. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 24 mei 2022 en betreft een vrijheidsstraf van tien jaren en vijf maanden, waarvan nog 3645 dagen resteren. De opgeëiste persoon, geboren in Nigeria, heeft de Britse, Spaanse en Nigeriaanse nationaliteit en was gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Tijdens de zittingen op 7 en 26 juli 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie besproken. De raadsvrouw stelde dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de cassatieprocedure en niet aanwezig was op de zitting. De officier van justitie betoogde echter dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon in eerste aanleg wel aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was, aangezien de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis in Spanje. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/122367-22
RK nummer: 22/2762
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 maart 2022 door
the Chamber for Criminal Matters at the National Court(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1974,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 7 juli 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juli 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.W. van der Zanden, advocaat te Hoofddorp, en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een vertaling van een binnengekomen Spaanstalig stuk te verzorgen en om een vraag te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Zitting 26 juli 2022
De behandeling van de vordering is met toestemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon op 26 juli 2022 hervat in de stand van het onderzoek waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing op 7 juli 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is wederom bijgestaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Engelse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse, Spaanse en Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
jugdmentvan 14 juni 2011 van
the 4th Division of the Chamber for Criminal Matters at the National Court, confirmed by the Spanish Supreme Courtop 23 februari 2012, onherroepelijk op 9 maart 2012.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van tien jaren en vijf maanden (3800 dagen), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 3645 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd moet worden nu hij niet op de hoogte was van de cassatieprocedure en hij niet op de zitting aanwezig was.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan nu de cassatieprocedure niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt en de opgeëiste persoon in eerste aanleg in persoon aanwezig was op de zitting.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB onder rubriek d) staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis van 14 juli 2011 heeft geleid. Zoals uit het EAB en de aanvullende informatie van 5 juli en 14 juli 2022 blijkt, is tegen dit vonnis beroep in cassatie ingesteld en heeft er geen hoger beroep plaatsgevonden. Uit voormelde aanvullende informatie blijkt verder dat de zaak van de opgeëiste persoon in cassatie niet opnieuw, in feite en in rechte, ten gronde is behandeld. De cassatieprocedure valt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [1]
Aangezien de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was op de zitting die heeft geleid tot het vonnis van 14 juni 2011, is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Chamber for Crinzinal Matters at the National Court(Spanje) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Onder andere rechtbank Amsterdam 6 mei 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:2358