Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Spanje. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank, onder parketnummer 13/122367-22. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 24 mei 2022 en betreft een vrijheidsstraf van tien jaren en vijf maanden, waarvan nog 3645 dagen resteren. De opgeëiste persoon, geboren in Nigeria, heeft de Britse, Spaanse en Nigeriaanse nationaliteit en was gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Tijdens de zittingen op 7 en 26 juli 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie besproken. De raadsvrouw stelde dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de cassatieprocedure en niet aanwezig was op de zitting. De officier van justitie betoogde echter dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon in eerste aanleg wel aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was, aangezien de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis in Spanje. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.