ECLI:NL:RBAMS:2022:5143

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
13/130747-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; evenredigheidsverweer verworpen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Mönchengladbach in Duitsland. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Duits recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de medische en psychische gesteldheid van de opgeëiste persoon in overweging genomen, maar oordeelt dat deze omstandigheden geen reden vormen om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft het evenredigheidsverweer van de raadsman verworpen, waarbij werd betoogd dat de overlevering onevenredig zwaar zou zijn voor de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, en dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De beslissing is genomen in het kader van de internationale rechtsbijstand en de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/130747-22
RK nummer: 22/2847
Datum uitspraak: 17 augustus 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 mei 2022 door het
Amtsgericht Mönchengladbach(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 augustus 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J Baaijens, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrest warrantuitgevaardigd door het
Amtsgericht Mönchengladbachop 8 april 2022 (referentienummer: 90 Ls – 300 Js 357/20 – 66/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Staatsanwaltschaft Mönchengladbach(Duitsland) heeft op 18 juli 2022 de volgende garantie gegeven:
“With reference to the EAW issued on the 10th of May 2022, concerning [opgeëiste persoon], born on the [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats], I guarantee that, in case the wanted person is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Germany after the surrender, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 35 OLW

De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de overlevering gelet op de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de opgeëiste persoon dient te worden geweigerd.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de medische gesteldheid van de opgeëiste persoon niet kan leiden tot weigering van de overlevering, maar een rol kan spelen bij de afweging of feitelijke overlevering (tijdelijk) achterwege zou moeten blijven. Als de rechtbank de overlevering toestaat, dan is het overeenkomstig artikel 35, derde lid, van de OLW aan de officier van justitie om te beoordelen of de medische omstandigheden tot uitstel van de feitelijke overlevering zouden moeten leiden. De beslissing over de feitelijke overlevering staat los van de door de rechtbank daaraan voorafgaand te nemen beslissing omtrent de toelaatbaarheid van de overlevering.

7.Evenredigheidsverweer

De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota betoogd dat overlevering onevenredig zwaar is voor de opgeëiste persoon en de overlevering dient te worden geweigerd. Het is voor de opgeëiste persoon van groot belang dat hij in Nederland kan blijven, zodat hij zijn hulpverleningstraject voort kan zetten. Wanneer hij in Duitsland in voorlopige hechtenis wordt gezet, wordt zijn hulpverleningstraject in Nederland doorkruist, hetgeen ernstige gevolgen voor hem zal hebben, omdat de opgeëiste persoon psychisch ziek en kwetsbaar is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
In lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank, moet voor de vraag of de overlevering (on)evenredig is een onderscheid gemaakt worden tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de OLW en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de OLW is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit 2002/584/JBZ (hierna: Kaderbesluit), gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203). Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke belangen van de opgeëiste persoon, is naar het oordeel van de rechtbank van zulke bijzondere omstandigheden in dit geval niet gebleken. Het verweer wordt dan ook verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 312 Wetboek van Strafrecht, artikel 7 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Mönchengladbach(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.