ECLI:NL:RBAMS:2022:5131

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3592
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek met betrekking tot mondkapjesovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres op 22 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank Amsterdam heeft op 1 september 2022 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had eerder, op 31 mei 2021, een Wob-verzoek ingediend met betrekking tot de mondkapjesovereenkomst van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 19 januari 2022 vastgesteld dat de beslistermijn was overschreden en verweerder een dwangsom opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden.

In de huidige uitspraak oordeelt de rechtbank dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog niet volledig op het verzoek heeft beslist. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een volledig besluit bekend te maken. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om een langere termijn te geven af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Tevens wordt een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-.

De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 569,25. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3592

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. de Haan)
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J. Clement)

Procesverloop

Eiseres heeft op 22 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft gereageerd op het verweer.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Artikel 10.1 van de Wet open overheid (hierna: Woo) bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen.
4. Eiseres heeft met de brief van 31 mei 2021 het Wob-verzoek ingediend. Hierin verzoekt zij om openbaarmaking van alle informatie over de mondkapjesovereenkomst van verweerder en [naam] . De rechtbank heeft met de uitspraak van 19 januari 2022 (zaaknummer 21/4971) bepaald dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moest maken. Daarbij heeft de rechtbank aan verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke dag waarmee verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Verweerder heeft op 28 februari 2022 verzet ingediend en het verzet op 6 juli 2022 vervolgens ingetrokken.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder nog niet volledig op het verzoek heeft beslist.
6. Het beroep is dus gegrond.
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen (volledig) besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een (volledig) besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3] In het verweerschrift van
5 augustus 2022 heeft verweerder betoogd dat er sprake is van een bijzonder geval. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om hiermee rekening te houden en te bepalen dat verweerder niet eerder dan op 16 september 2022 volledig op het verzoek moet beslissen. Eiseres stelt in een reactie op het verweerschrift dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank volgt eiseres daarin en wijst daarbij, met eiseres, op de uitspraak van 19 januari 2022 waarbij de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat van bijzondere omstandigheden geen sprake is. In hetgeen verweerder aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank heeft verder in de eerdere uitspraak geoordeeld dat verweerder het verzoek van eiseres op traditionele wijze had moeten afdoen, dus niet door middel van deelbesluiten. Van een bijzonder geval is daarom geen sprake. Dat betekent dat verweerder uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet maken.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 250,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Gelet op de omstandigheid dat verweerder nog steeds niet volledig op het verzoek heeft beslist ziet de rechtbank geen aanleiding om af te zien van het opleggen van een verhoogde dwangsom, zoals door verweerder is verzocht. Voor het opleggen van een dwangsom van € 1000,- per dag, zoals door eiseres is verzocht, ziet de rechtbank evenmin aanleiding.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van
€ 759-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 569,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 september 2022.
griffier rechter
de griffier is niet in staat
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.