Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 februari 2021, met producties
- de conclusie van antwoord, tevens incidentele vordering ex art. 843a Rv, met producties
- het tussenvonnis van 19 januari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van de op 7 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin genoemde processtukken
- de e-mail van 16 juni 2022 van mr. De Korte, met een reactie op het proces-verbaal
- de akte houdende uitlatingen additionele productie en concretisering van eis van 22 juni 2022, met één productie
- de antwoordakte van HBC van 6 juli 2022.
2.De feiten
rent free periodvan 21,5 maanden. Verder is in die huurovereenkomsten bepaald dat Rokin 21 c.s. € 20 miljoen aan ontwikkelingskosten en
3.Het geschil
in de hoofdzaak
rent free periodop 1 februari 2022 van € 717,21 aan Meatpacking en aan Rokin 21 en Rokin 49 ieder € 2.804,81, alle bedragen inclusief BTW, te vermeerderen met BTW, bij vooruitbetaling, gedurende iedere maand tot aan het einde van de gegarandeerde periode;
rent free period;
rent free period.
4.De beoordeling
in de hoofdzaak en in het incident
corporate guarantees, gezekerd met bankgaranties, zijn bedongen na intrekking van de artikel 2:403 BW-verklaring door HBC Europe S.à.r.l.. Anders dan de PCG’s, bepalen de
corporate guaranteesdat HBC in geval van faillissement van HBC NL aan verhuurders moet voldoen “
all costs, losses and interest that are the result of this early termination of the Lease (…), which costs and losses are immediately and fully due and payable (“direct, geheel en ineens opeisbaar”)”. Deze verhuurders hebben in de periode februari-april 2020 getrokken onder de
corporate guarantees, onder meer voor kosten van wederverhuur en herontwikkeling van de panden. Rokin 21 c.s. hebben om hun moverende redenen geen bezwaar gemaakt tegen intrekking van de 2:403 BW-verklaring en zijn geen
corporate guaranteemet HBC aangegaan. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat het negatieve huurverschil en andere kosten expliciet in die
corporate guaranteesis opgenomen omdat de verschuldigdheid daarvan niet uit de PCG’s voortvloeit.
rent free periodtot een hogere huurprijs zou leiden. Dit baat haar echter niet, nu een negatief huurverschil niet door HBC vergoed hoeft te worden.
.Rokin 21 c.s. hebben ook een excessief lange huurvrije periode van 21,5 maand met Adyen afgesproken, terwijl er amper iets hoefde te worden veranderd aan de panden en zij hebben zonder noodzaak een investeringsbijdrage van € 22 miljoen toegezegd. Bovendien hadden Rokin 21 c.s. volgens HBC een hogere huur kunnen bedingen.
fishing expedition, waarvoor artikel 843a Rv niet is bedoeld. Bovendien zijn de bescheiden onvoldoende concreet omschreven. Verder brengt het oordeel van de rechtbank in de hoofdzaak mee dat HBC voor een deel van haar vordering ook geen belang meer heeft bij de gevorderde afgifte. Voorts biedt artikel 85 Rv volgens vaste rechtspraak HBC geen zelfstandig vorderingsrecht tot afgifte van de bescheiden. Dit leidt ertoe dat de met een dwangsom versterkte incidentele vordering zal worden afgewezen.
21 september 2022voor het nemen van een akte door HBC als bedoeld in r.o. 4.26,