ECLI:NL:RBAMS:2022:51

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
13/729039-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping door ambtenaar en bezit van MDMA

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar die zich schuldig heeft gemaakt aan omkoping en het voorhanden hebben van MDMA. De verdachte, geboren in 1963, heeft gedurende vijf jaar meer dan € 68.000,- aan giften aangenomen van aannemers in ruil voor voorkeursbehandeling bij het verstrekken van stratenmakerswerk voor de gemeente Amsterdam. De verdachte heeft zijn positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf te verrijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de zitting is verschenen, maar zijn raadsman heeft hem vertegenwoordigd. De zaak is behandeld op 2 november 2021 en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, die de verdachte beschuldigden van ambtelijke omkoping en het voorhanden hebben van aanzienlijke hoeveelheden MDMA. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden met bijna vier jaar, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De verdachte is vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het aannemen van een Mercedes en een Dodge als gift.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/729039-15
Datum uitspraak: 10 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Verdachte is niet verschenen op de zitting, maar heeft zijn raadsman, mr. R.A. Korver, wel gemachtigd om namens hem het woord te voeren. Daarom is dit vonnis op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 november 2021 en 10 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij
1.
zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke omkoping, waarbij hij als ambtenaar van de gemeente Amsterdam giften, beloften en/of diensten heeft aangenomen of gevraagd van:
- [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] ,
- [naam 4] ,
- [naam 5] en/of [naam 6] ,
- en [naam 7] ;
en aan de aan hen gelieerde bedrijven;
2.
zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 8 maart 2016 heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke omkoping, waarbij hij als ambtenaar van de gemeente Amsterdam giften, beloften en/of diensten heeft aangenomen of gevraagd van:
- [naam 8] ,
- [naam 4] ,
- [naam 5] en/of [naam 6] ,
- en [naam 7] ,
en de aan hen gelieerde bedrijven;
3.
op 8 maart 2016 al dan niet samen met een ander of anderen, hoeveelheden MDMA (265 gram, 0,81 gram en 194 gram) opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Aanleiding en verloop onderzoek Pos

Op 7 januari 2015 ontving de Rijksrecherche informatie uit oktober 2014 van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). Daarin staat vermeld dat [verdachte] en [naam opzichter] , die beiden als opzichter werken bij de gemeente Amsterdam, Stadsdeel West, corrupt zijn. Zij laten zich door diverse aannemersbedrijven betalen. In ruil hiervoor krijgen die bedrijven straat- en grondwerk in Stadsdeel West. [verdachte] en [naam opzichter] ontvangen hiervoor vele duizenden euro’s. De bedrijven betalen aan hen om zeker te zijn van werk en vooral meerwerk, want daar wordt het meeste aan verdiend. Volgens de TCI-informatie heeft [verdachte] van één van de bedrijven een Mercedes als betaling ontvangen. [verdachte] heeft een vakantiehuis, ergens in Frankrijk. Het huis is voor een groot deel verbouwd met verduisterde bouwmaterialen van de gemeente Amsterdam. In de TCI-informatie wordt een aantal bedrijven genoemd dat bij deze praktijken betrokken zou zijn.
Begin april 2015 ontving de Rijksrecherche opnieuw informatie van het TCI. Daarin staat dat [naam opzichter] en verdachte op de hoogte zijn van elkaars handelen, dat ze geld aanpakken van bedrijven en daarna meerwerk door die bedrijven laten uitvoeren. In deze TCI-informatie zijn de mobiele telefoonnummers van [naam opzichter] en verdachte vermeld.
Op 7 april 2015 is de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam Pos.
De Rijksrecherche heeft op allerlei manieren onderzoek gedaan, waaronder, het opvragen van historische telefoongegevens, het opnemen en afluisteren van telefoons, observatie, en, op 8 maart 2016, het doorzoeken van de woningen en werkplekken van de betrokken ambtenaren, aannemers en hun bedrijven.
Daarbij is een groot aantal documenten en goederen in beslag genomen. [verdachte] en [naam opzichter] zijn in april 2016 voor het eerst als verdachte gehoord.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek kwamen op basis van nieuwe informatie de gemeenteambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in beeld voor soortgelijke feiten. In april en juni 2016 vonden doorzoekingen plaats op de werkplekken en in de woningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij zijn voor de eerste keer gehoord in november 2016.
Op basis van restinformatie uit onderzoek Pos is op 21 februari 2017 een nieuw strafrechtelijk onderzoek geopend onder de naam Portofino dat eveneens zag op de verdenking van ambtelijke corruptie, gepleegd door andere gemeenteambtenaren bij de gemeente Amsterdam.
Nadat de onderzoeken Pos en Portofino door de Rijksrecherche waren afgerond hebben de raadslieden eind 2018 onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris. De door de rechter-commissaris toegewezen getuigen in onderzoek Pos zijn in de eerste helft van 2019 gehoord.
De inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachte en medeverdachten, [naam opzichter] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stond aanvankelijk gepland begin april 2020, samen met de behandeling van de strafzaken tegen drie verdachten uit het onderzoek Portofino. In verband met de coronapandemie is deze behandeling afgelast, nog voordat de dagvaardingen waren uitgegaan.
In overleg met de raadslieden zijn nieuwe data gezocht waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen de verdachte en medeverdachten, [naam opzichter] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kon plaatsvinden. De verdachten zijn vervolgens gedagvaard voor 1 november 2021, waarbij meerdere zittingsdagen zijn gereserveerd.
De strafzaken tegen de verdachten uit het onderzoek Portofino zullen op een later moment worden behandeld. Naast deze verdachten is ook een aantal aannemers en hun bedrijven als verdachten aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft meegedeeld dat met hen schikkingen zijn getroffen, of dat de onderhandelingen nog gaande zijn.
De zaak van verdachte is behandeld op 2 november 2021.
Het onderzoek is formeel gesloten op de terechtzitting van 10 januari 2022.

4.Voorvragen

4.1.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte disproportioneel en onaanvaardbaar lang heeft moeten wachten op de behandeling van zijn strafzaak. De TCI-melding op basis waarvan het onderzoek is aangevangen dateert van oktober 2014, terwijl het onderzoek door de Rijksrecherche is gestart op 7 april 2015. Op 9 april 2017 is verdachte voor het laatst gehoord, waarbij hem is meegedeeld dat het onderzoek was afgerond. De geplande behandeling van de strafzaak in april 2020 kon geen doorgang vinden in verband met de coronapandemie. Het heeft echter anderhalf jaar geduurd voordat de zaak opnieuw op zitting staat. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is fors overschreden, terwijl er geen omstandigheden zijn die deze langere termijn rechtvaardigen. Er is sprake van een dusdanige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde dat dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
De officieren van justitie hebben er op gewezen dat overschrijding van de redelijke termijn nooit tot een niet-ontvankelijkheid kan leiden, ook niet in uitzonderlijke gevallen.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Zoals hierna onder punt 10.3. uiteengezet neemt de rechtbank een termijnoverschrijding aan van drie jaar en tien maanden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient een overschrijding van de redelijke gecompenseerd te worden door strafvermindering. Overschrijding van de redelijke termijn kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman en acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
4.2.
Overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Juridisch kader passieve ambtelijke omkoping

5.1.
Wetswijziging per 1 januari 2015
Ambtelijke omkoping is strafbaar voor de omkoper (actieve omkoping) en de ambtenaar (passieve omkoping). Voor 1 januari 2015 was passieve ambtelijke omkoping geregeld in de artikelen 362 en 363 Sr, waarbij artikel 362 Sr het oog had op doen of nalaten van de ambtenaar zonder daarbij in strijd met zijn plicht te handelen en artikel 363 Sr op doen of nalaten in strijd met zijn plicht. Omdat dit onderscheid in de rechtspraak nog maar weinig betekenis had, is het per 1 januari 2015 uit de wet gehaald. Daarnaast zijn per 1 januari 2015 de strafmaxima voor ambtelijke omkoping verhoogd.
De ten laste gelegde feiten bestrijken de periode 1 januari 2011 tot en met 8 maart 2016. Voor de feiten voor 1 januari 2015 is artikel 363 oud Sr van toepassing. Voor feit 2, gepleegd vanaf 1 januari 2015, is het thans geldende artikel 363 Sr van toepassing. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten 1 en 2 echter gezamenlijk behandelen.
5.2.
Vereisten voor passieve ambtelijke omkoping
5.2.1.
Ambtenaar in zijn bediening
Allereerst is voor een bewezenverklaring vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. De woorden ‘
in zijn bediening’ eisen niet dat de ambtenaar bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden, maar alleen dat zijn ambt hem daartoe in staat stelt of hem daartoe de gelegenheid biedt.
5.2.2.
Giften, beloften of diensten
Vervolgens is de vraag of sprake is van het aannemen of vragen van giften, beloften of diensten (hierna samengevat als: giften) van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is geraakt. Van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod wordt geaccepteerd.
5.2.3.
Tegenprestatie
Als is komen vast te staan dat de ambtenaar giften heeft aangenomen of gevraagd, is de volgende vraag of die ambtenaar
wistof
redelijkerwijs vermoeddedat deze giften hem werden gedaan om hem als ambtenaar iets te laten doen of nalaten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten. Art. 363 Sr vereist niet dat het met de gift beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd.
Onder ‘
wetende’is ook voorwaardelijk opzet begrepen (HR 30 mei 2008, NJ2008/318). Door toevoeging van ‘
redelijkerwijs vermoedende’aan de wettekst heeft de wetgever volgens de Memorie van Toelichting ook voorzien in een schuldvariant, waarmee ‘in gevallen van verwijtbare of wellicht gefingeerde naïviteit van de ambtenaar strafrechtelijk kan worden opgetreden’.
5.2.4.
Tegenprestatie in de vorm van een voorkeursbehandeling
In het verleden werd aangenomen dat de gift verband moest houden met een min of meer concrete tegenprestatie. In meer recente rechtspraak heeft de Hoge Raad echter voor art. 177 Sr (actieve ambtelijke omkoping) geoordeeld dat dit artikel niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, maar ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar om daardoor een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AT8318 en ECLI:NL:HR:2017:641). Of kan worden vastgesteld dat de giften zijn gedaan om een voorkeursbehandeling te krijgen, zal mede afhangen van de omvang, de aard en de frequentie van de giften, de positie van de ambtenaar binnen de overheidsorganisatie en het tijdstip waarop de giften zijn gedaan.
5.2.5.
Contra-indicaties
Contra-indicaties kunnen zijn dat de betreffende aannemer ook privé veelvuldig contact had met de ambtenaar, dat de ambtenaar binnen de gemeente maar zeer beperkt zeggenschap had over de aanbesteding van projecten en dat de aard en omvang van de giften ruimte laten voor een alternatieve verklaring (o.a. ECLI:NL:GHARL:2020:8751). Een hechte vriendschap tussen de betreffende ambtenaar en de gever waardoor de privérelatie niet goed is te scheiden van de zakelijke relatie, kan evenwel geen rechtvaardiging vormen voor het aannemen van giften. Het enkele feit dat het om een gift in de privésfeer gaat, sluit niet uit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen (o.a. ECLI:NL:GHDHA:2017:3702).

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Feiten en omstandigheden
Aan de hand van de vereisten voor bewezenverklaring van passieve ambtelijke omkoping zal de rechtbank beoordelen of verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt. Ook zal de rechtbank onder 6.1.9. beoordelen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden MDMA, zoals ten laste gelegd onder feit 3. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde:
6.1.1.
Was verdachte ambtenaar?
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot 8 maart 2016 in dienst was van de gemeenste Amsterdam, en dus ambtenaar was in de zin van artikel 363 Sr.
Op 6 januari 2003 is verdachte in tijdelijke dienst aangesteld als Hoofdstraatmaker bij Stadsdeel Bos en Lommer, tot uiterlijk 1 januari 2004. Op 1 januari 2004 is hij in deze functie in vaste dienst getreden. [2]
Op 22 november 2005 heeft verdachte de ambtseed afgelegd. [3]
Vanaf 1 januari 2007 is op zijn werkzaamheden de functietypering ‘medewerker beheer binnen- en buitenruimte D’ van toepassing. [4]
Met ingang van 1 mei 2010 is verdachte definitief geplaatst in Stadsdeel West als werkvoorbereider in de functie ‘medewerker ondersteuning F’ bij de afdeling BOR (Beheer Openbare Ruimte). [5]
Op 1 januari 2013 is de aanstelling van verdachte van rechtswege omgezet naar een aanstelling in algemene dienst bij de gemeenste Amsterdam. [6]
Naar aanleiding van een wijziging in de gemeentelijke organisatie is verdachte op 22 september 2014 meegedeeld dat hij ook na 1 januari 2015 zijn feitelijke werkzaamheden als Medewerker Ondersteuning F bij Stadsdeel West bij BOR zal voortzetten. [7]
Verdachte heeft zijn functie bij Stadsdeel West uitgevoerd tot 8 maart 2016 verricht. Toen is hij vanwege het ernstige vermoeden dat hij zich aan ambtelijke corruptie had schuldig gemaakt, met onmiddellijke ingang geschorst. [8]
6.1.2.
Was verdachte in staat een tegenprestatie (voorkeursbehandeling) te geven aan aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven?
6.1.2.1.
De aannemers en de aan hen gelieerde bedrijven
De verdenking ziet er op dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan omkoping, door giften aan te nemen van [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] en van de aan hen gelieerde ondernemingen. De rechtbank zet hierna op een rij hoe deze verschillende ondernemingen aan deze personen zijn gelieerd.
Omdat de rechtbank verdachte, zoals hierna onder 6.1.3. zal blijken, zal vrijspreken met betrekking tot de onderdelen die zien op de Mercedes en de Dodge, kunnen de aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] gelieerde bedrijven onbesproken blijven.
[naam 4] . (de rechtbank begrijpt: [naam 4] .) [naam 4] ( [naam B.V.] )
[naam B.V.] is op 29 december 1972 opgericht en heeft als activiteit: Bouwtimmeringen. [naam 4] is sinds 14 april 1998 bedrijfsleider. [9]
[naam 5] en [naam 6] ( [naam B.V.] . / [naam B.V.] )
[naam B.V.] . is op 25 september 1973 opgericht en heeft als activiteiten: Wegenbouw, Leggen van elektriciteits- en telecommunicatiekabel, Ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies. [naam 5] is sinds 10 november 2009 directeur en gevolmachtigde van [naam B.V.] . [10]
[naam B.V.] is op 11 april 1983 opgericht en heeft als activiteit: Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. [naam 5] is sinds 10 november 2009 directeur en gevolmachtigde van [naam B.V.] [11]
[naam 6] heeft verklaard dat hij uitvoerder is bij [naam B.V.] . en dat hij bij [naam B.V.] toeziet op de binnenkomst van materialen en bijhoudt wat stuk gaat. Hij is sinds 1984 bij deze ondernemingen werkzaam. Zijn baas is [naam 5] . [12]
[naam 7] (Net Dienstverlening B.V. hodn Net Afbouw)
Net Dienstverlening B.V is op 17 april 2007 opgericht. De onderneming heeft als activiteiten: Stukadoren, Overige afwerking van gebouwen, Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw, Winkels in tegels. Eén van de handelsnamen van de onderneming is Net-Afbouw. Bestuurder en algemeen directeur van Net Dienstverlening B.V is [naam 7] . [13]
[naam 8] (Batavia Infra B.V.)
Batavia Infra B.V. is opgericht op 2 oktober 2008 en heeft als activiteiten: Wegenbouw, Uitleenbureaus en Sanering en overig afvalbeheer. Als bestuurder van Batavia Infra B.V. staan geregistreerd [naam Holding] en [naam 8] Holding B.V. [14]
[naam 8] Holding B.V. is opgericht op 31 oktober 2011. [naam 8] is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam 8] Holding B.V. [15]
6.1.2.2.
Relatie tussen verdachte en de aannemers en hun bedrijven
De rechtbank vindt dat er voldoende bewijs is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een zodanige positie binnen de gemeente had dat hij in staat was om de genoemde aannemers en hun bedrijven een voorkeursbehandeling te geven.
Verdachte is sinds 2003 bij de gemeente Amsterdam werkzaam en had in de ten laste gelegde periode vanuit zijn functie contact met verschillende aannemers.
Werkwijze verdachte volgens getuige [getuige 1]
, adviseur bij de afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR) van het stadsdeel West, heeft als getuige het volgende over verdachte verklaard.
Verdachte was binnen BOR werkzaam als toezichthouder. Verdachte was volgens [getuige 1] geen man van de procedures en administratieve handelingen. Hij noemt verdachte een sjacheraar. Verdachte ging bij verschillende aannemers langs om spullen te regelen voor zijn bouwval in Frankrijk. Verdachte was daar open over en vond dat dit geoorloofd was.
Het aanvragen en beoordelen van offertes behoorde niet tot het takenpakket van verdachte maar deze rol hij had zich in het verleden wel toegedicht. Dat kon hij doen omdat hij zich een bepaalde handelingsvrijheid had toegeëigend. Het resultaat was dat verdachte vaak kleine opdrachten zelfstandig aan bepaalde aannemers gunde.
Verdachte had geen doorslaggevende rol bij het opstellen van bestekken, en gaf slechts advies over bepaalde onderwerpen. Vanuit zijn functie had hij wel de beschikking over essentiële aanbestedingsinformatie, voordat de bestekken in de markt werden geplaatst om gegund te worden.
OMOP (Overeenkomst met Open Posten) is een contractvorm op basis van geprognotiseerde werkzaamheden, waarbij de werkzaamheden worden gegund aan de aannemer die de meest voordelige eenheidsprijzen hanteert. [16]
Zakelijke relatie tussen verdachte en [naam 4] tijdens ten laste gelegde periode
Verdachte heeft verklaard dat [naam B.V.] kademuren repareerde voor stadsdeel West van de gemeente Amsterdam. Vanuit zijn werk had hij met dit bedrijf te maken. Dit project heeft gelopen van 2012 tot en met 2015. Verdachte deed zaken met [naam 4] van [naam B.V.] Verdachte is onder andere met hem ter plaatse geweest om de zaak op te nemen of om het werk te inspecteren bij de oplevering. [17]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn twee prijsopgaven d.d. 20 november 2014 van [naam B.V.] inbeslaggenomen [18] die zien op herstelwerkzaamheden aan de kademuur van de Erasmusgracht te Amsterdam. De prijsopgaven zijn wat betreft de te verrichten werkzaamheden, namelijk 46 m1 kademuur, identiek, maar verschillen in prijs. Eén van de prijsopgaven geeft een prijs van € 17.940,- [19] (de rechtbank begrijpt dus: € 390,00 per strekkende meter), de andere een prijs van € 22.770,- [20] (de rechtbank begrijpt dus: € 495,00 per strekkende meter). Dat is dus een totaalverschil van € 4.830,-. Alleen de prijsopgave van € 22.770,- is door [naam 4] ondertekend. Op deze prijsopgave is met de hand geschreven: ‘
4830:3 =1610,-’ Ook werd bij verdachte een e-mail van 21 november 2014 [21] aangetroffen die door [naam 4] was verzonden naar het privé-mailadres van verdachte. In de bijlage van deze e-mail zat een document genaamd: ‘
2014183 Stadsdeel West kade muur Erasmusgracht’. In deze e-mail schrijft [naam 4] :
[verdachte] , zie bijgaand.
Aantal m1 is misschien op te plussen. Strekkende m1 prijs is 390,00;
Vorig stuk was ca. 495/m1
Fijn weekend, gr [naam 4]
In een onder [naam 4] inbeslaggenomen opbergmap met stukken over de Erasmusgracht [22] zat een e-mail waaruit blijkt dat verdachte op 24 november 2014 [23] de eerdere mail van [naam 4] heeft beantwoord:
Beste [naam 4] ,
Offerte aanpassen naar 495/m1 en opsturen naar [e-mailadres] , dit is het nieuwe mailadres.
Mvg [verdachte]
[naam 4] heeft geen antwoord willen geven op vragen met betrekking tot de gang van zaken rond deze prijsopgaven [24] , terwijl ook verdachte zich op vragen hieromtrent op zijn zwijgrecht heeft beroepen. [25]
De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte en [naam 4] in onderling overleg een offerte hebben opgehoogd, door in plaats van € 390,- per strekkende meter een bedrag van € 495,- per strekkende meter te rekenen, waardoor de gemeente Amsterdam uiteindelijk € 4.830,- te veel voor de werkzaamheden zou betalen. De handgeschreven berekening op de bij verdachte aangetroffen prijsopgave doet vermoeden dat het de bedoeling was dat een deel van de € 4.830,- ten goede zou komen aan verdachte.
In ieder geval kan worden vastgesteld dat verdachte vanuit zijn functie, maar opmerkelijk genoeg via zijn privé e-mailadres, contact had met [naam 4] en dat verdachte kennelijk invloed had op de door [naam B.V.] voor de gemeente Amsterdam te verrichten werkzaamheden en de daarbij geldende condities. Verdachte was dus in een positie om [naam 4] of het bedrijf [naam B.V.] te bevoordelen en dus een voorkeursbehandeling te geven.
Zakelijke relatie tussen verdachte en [naam 8] tijdens ten laste gelegde periode
[getuige 1] heeft verklaard dat Batavia Infra B.V. in de periode 2013 tot en met 2015 de werkzaamheden op het gebied van OMOP Elementenverharding contractueel mocht uitvoeren, met een verlenging daarvan in 2016 op basis van dezelfde eenheidsprijzen. [26]
In het kader van onderzoek Pos zijn telefoongesprekken afgeluisterd tussen verdachte en [naam 8] . Op 18 februari 2016 belde verdachte naar [naam 8] [27] . Verdachte vraagt in dit gesprek of [naam 8] nu tijd heeft. [naam 8] zegt dat hij in Oost is en met een uurtje die kant op rijdt. Verdachte stelt voor om af te spreken bij de Admiralengracht. Op 19 februari 2016 belde verdachte naar [naam 8] [28] , en zegt: “
ik moet effe wat anders weten, ik moet effe een prijs hebben (ntv) voor de Bellamystraat.” Verdachte zegt vervolgens dat hij bij [naam 8] op zijn kantoor langs rijdt.
Op 22 februari 2016 belde verdachte opnieuw naar [naam 8] . [29] Het gesprek gaat over de werkzaamheden aan de Bos en Lommerweg. [naam 8] heeft het over een fietspad dat vol water ligt en niet op de lijst staat. Verdachte geeft aan dat [naam 8] het maar moet laten liggen zo. [naam 8] geeft de beschrijving door hoe het er bij ligt. Verdachte gaat toch even informeren en zal [naam 8] hierover terugbellen.
Verdachte vraagt later in het gesprek: “
Ik zeg dat andere ding dat krijg jij toch opgestuurd?” [naam 8] bevestigt dit. Verdachte zegt “
Want van het weekend was het weer niks.” [naam 8] zegt dat hij hoopt dat het goedkomt.
Uit deze gesprekken tussen verdachte en [naam 8] komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat verdachte vanuit zijn functie zakelijk contact had met [naam 8] , die met zijn bedrijf Batavia Infra B.V. op basis van een OMOP overeenkomst werkzaam was voor de gemeente Amsterdam. Verdachte vraagt om een ‘prijs’ en geeft instructies over de werkzaamheden. Uit het gesprek van 22 februari 2016 komt de vermenging van zakelijke en persoonlijke belangen naar voren, nu ‘
dat andere ding’ dat verdachte opgestuurd wil krijgen – zoals later in dit vonnis naar voren komt – betrekking heeft op een Samsung televisie die voor verdachte bij Batavia Infra B.V. is afgeleverd en op 24 februari 2016 door verdachte daar is opgehaald.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte in een positie verkeerde om [naam 8] en zijn bedrijf Batavia Infra B.V. een voorkeursbehandeling te kunnen geven.
Zakelijke relatie tussen verdachte en [naam 5] en [naam 6] tijdens ten laste gelegde periode
[getuige 1] heeft verklaard dat het onderhoud van de bruggen in stadsdeel West was gegund aan [naam B.V.] . [30]
In het kader van onderzoek Pos zijn telefoongesprekken afgeluisterd tussen verdachte en [naam 6] en tussen verdachte en [naam 5] .
Op 21 januari 2016 werd verdachte gebeld door [naam 6] . [31] Verdachte zegt dat hij hem eerder had proberen te bellen in verband met de kademuur bij de Van Noordtkade. [naam 6] zegt dat hij er nog geen tijd voor heeft gehad. Verdachte zegt in krachtige bewoordingen dat [naam 6] moet opschieten. [naam 6] zegt dat hij het met [naam 5] zal opnemen om te kijken of iemand anders het kan doen. Er volgt een gesprek over de werkzaamheden aan de kademuur. Vervolgens vraagt verdachte: “
En… en die andere?”(…) “
Die mixer”, waarop [naam 6] zegt: “
Ja die heb ik nog steeds niet binnen, die moet nog besteld worden. Festpool is het hé?(…)
Ja maar het is besteld hoor dat loopt… dat loopt.”
Op 27 januari 2016 belde verdachte naar [naam 5] [32] . [naam 5] zegt: “
Jij had gebeld je had nog een klusje op te nemen zei [naam 6] .” Verdachte zegt: “
Ehh ja… heb jij daar tijd voor?” [naam 5] zegt verderop in het gesprek: “
Nee vandaag lukt… lukt het niet ik moest ook nog…dan kan ik ook nog wat voor je meenemen.” Verdachte en [naam 5] maken vervolgens een afspraak voor de volgende dag bij de Van Noordtkade.
Uit deze gesprekken tussen verdachte en [naam 5] komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat verdachte vanuit zijn functie zakelijk contact had met [naam 5] en [naam 6] die kennelijk voor de gemeente Amsterdam werkzaam waren bij de kademuren bij de Van Noordtkade.
Uit deze gesprekken komt de vermenging van zakelijke en persoonlijke belangen naar voren, nu ‘
die mixer’ die voor verdachte is besteld en door [naam 5] zal worden meegenomen – zoals later in dit vonnis naar voren komt – betrekking heeft op een Festool mixer die verdachte als gift van [naam 5] heeft aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in een positie verkeerde om [naam 5] en zijn bedrijven een voorkeursbehandeling te geven.
Zakelijke relatie tussen verdachte en [naam 7] tijdens ten laste gelegde periode
[naam 7] heeft verklaard dat hij veel offertes heeft ingediend bij de gemeente Amsterdam maar uiteindelijk maar twee opdrachten heeft gekregen. Het betrof een project Brug van Hallstraat Amsterdam in 2014 en project Westerpark Amsterdam in 2015. [33] Verdachte was de contactpersoon bij deze twee projecten. [34]
De offerte voor het project Westerpark is, net als de factuur, bij verdachte ingediend. [35]
In het kader van onderzoek Pos zijn telefoongesprekken afgeluisterd tussen verdachte en [naam 7] . Op 24 september 2015 werd verdachte gebeld door [naam 7] [36] . [naam 7] zegt dat het geld binnen is, waarop verdachte zegt dat [naam 7] dan in het systeem zit. [naam 7] zegt: “
Ennu andere klusje kijken hè”. Verdachte zegt hierop: “
jajaja, we zijn bezig; we zijn aan het rommelen. Ik heb nou een viaduct gezien bij de uuuh… als je het Westerpark binnenkomt.” Verdachte zegt dat er nu tegelplateautjes inzitten en dat hij wil kijken of hij voor kan stellen om er tegels met een leuke afbeelding in te zetten om de boel een beetje op te fleuren. Verdachte vraagt aan [naam 7] : “
He [naam 7] , wat ben je ongeveer kwijt de meter, de vierkante meter?” [naam 7] noemt zijn kostprijs en zegt dat ze in Nederland 550 vragen, “
maar wij gaan hele scherpe prijs maken”. [naam 7] zegt dat hij samen met verdachte gaat googelen om informatie te verzamelen. Verdachte zegt dat ze goed voorbereid moeten zijn. Verdachte zegt: “
Ja, maar ik moet wel even weten wat de vierkante meter prijs is van hun en van ons” en “
dan kan ik daarmee schermen. Dan kan ik het inbouwen.” Ook zegt verdachte: “
maar ik moet even kijken hoe ik dat voor elkaar krijg.” Verdachte en [naam 7] maken vervolgens een afspraak om de volgende week op de betreffende plek te gaan kijken.
De rechtbank stelt vast verdachte met [naam 7] contact had over een zakelijk project bij de gemeente Amsterdam, waarbij verdachte kennelijk in de positie was om invloed uit te oefenen op de wijze waarop en de condities waaronder dit project in de markt zou worden gezet. Verdachte en [naam 7] lijken een prijs af te stemmen waarvoor het project uiteindelijk door de gemeente Amsterdam aan [naam 7] kan worden gegund. Daarmee staat vast dat verdachte in staat was om [naam 7] een voorkeursbehandeling te geven.
6.1.3.
Heeft verdachte giften aangenomen?
De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is geweest van door de aannemers verleende giften, beloften of diensten die door verdachte zijn aangenomen. Als zij tot dit oordeel komt, zal zij vervolgens – onder 6.1.5. – bezien of de omvang, aard en frequentie van deze giften, beloften of diensten zodanig zijn dat deze niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om voor deze aannemers of één van hun bedrijven, een voorkeursbehandeling te verkrijgen. Daarbij zal de rechtbank ook bezien of er mogelijk contra-indicaties aanwezig zijn om dit aan te nemen.
Ten aanzien van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam VOF]:
Vrijspraak ten aanzien van: Mercedes, type ML 420 CDI 4Matic met kenteken [kenteken]
Verdachte heeft in de periode van 31 mei 2012 tot en met 2 oktober 2014 een Mercedes Benz met kenteken [kenteken] op zijn naam gehad. Deze auto stond tot 31 mei 2012 op naam van [naam 9] . De auto is op 31 mei 2012 bij een PostNL-locatie in Oss door verdachte op zijn naam gezet. [naam 9] heeft verklaard dat de Mercedes Benz in 2012 is verkocht aan een man uit Uden of omstreken, althans uit Brabant. De auto was door een medewerker van het bedrijf van [naam 9] verkocht. Er was € 30.000,- of € 35.000,- voor betaald in contanten. [naam 9] heeft dit bedrag de volgende dag op zijn bankrekening gestort.
Tijdens het verhoor van [naam 9] heeft hij in aanwezigheid van de Rijksrecherche twee keer met de betreffende medewerker, [naam medewerker 1] , gebeld. [naam medewerker 1] vertelde aan [naam 9] dat de man aan wie hij de auto had verkocht iets van een aannemer was, in de buurt van Uden. De auto ging echter naar Amsterdam.
[naam medewerker 1] heeft later in een getuigenverhoor verklaard dat twee mannen, die vader en zoon leken te zijn, voor de auto kwamen, waarbij de verkoop opvallend snel verliep. Ze zijn later, waarschijnlijk dezelfde dag, teruggekomen in gezelschap van een grote kale man. Die man moest naar het postkantoor om de auto op zijn naam te laten zetten.
Verdachte heeft verklaard dat hij de Mercedes heeft gekocht bij een garagebedrijf in Oss. Hij heeft voor de auto tussen de € 25.000,- en € 30.000,- cash betaald.
[naam 2] , zijn broer [naam broer] en zijn vader [naam 3] hebben kort gezegd verklaard op geen enkele wijze betrokken te zijn geweest bij de koop van de Mercedes en de levering van deze auto aan verdachte.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de Mercedes ter waarde van
€ 30.000,- als gift van [naam 1] en [naam 2] heeft aangenomen. Uit de bewijsmiddelen leidden zij af dat vader en zoon [familienaam] de twee mannen zijn geweest die de auto voor verdachte hebben gekocht. De door [naam medewerker 1] gegeven omschrijving van de kopers wijst naar het bedrijf [naam VOF] (hierna: “ [naam VOF] ”) van vader en zoon [familienaam] , waar verdachte zaken mee deed.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er is geen bewijs dat de Mercedes is gekocht en/of geheel of gedeeltelijk is betaald door één van de drie leden van de familie [familienaam] . De informatie afkomstig van [naam medewerker 1] lijkt te zijn gevoed door informatie van de Rijksrecherche. Uit de door [naam medewerker 1] gegeven beschrijving van de mannen die auto hebben gekocht, kan bovendien niet worden afgeleid dat dit vader [naam 3] en één van zijn zonen moet zijn geweest.
Oordeel van de rechtbank, vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijs ontoereikend is om aan te nemen dat de twee mannen die volgens de getuige [naam medewerker 1] de Mercedes hebben gekocht [naam 1] en [naam 2] zijn geweest. [naam medewerker 1] geeft een vrij algemene beschrijving van de kopers en die omschrijving is onvoldoende concreet om vast te stellen dat het om vader en zoon [naam 2] gaat. Een herkenning in de vorm van een foto- of foslo-confrontatie die mogelijk meer duidelijkheid had kunnen geven heeft niet plaatsgevonden. Naast de verklaring van [naam medewerker 1] is er geen ander bewijs waaruit hun betrokkenheid blijkt. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak ten aanzien van: Dodge, type Ram 2500 met kenteken [kenteken]
Verdachte heeft in de periode van 28 januari 2011 tot en met 30 mei 2012 een Dodge, type Ram 2500 met kenteken [kenteken] op zijn naam gehad. Deze auto stond daarvoor, in de periode van 5 november 2010 tot 28 januari 2011 op naam van [naam VOF] en in de periode van 21 april 2005 tot 5 november 2010 op naam van [naam broer] Bestratingen B.V.
Uit de rekeningoverzichten van verdachte blijkt dat op 29 januari 2011 een contante storting is gedaan van € 13.000,- en dat op 31 januari 2011 € 13.000,- is overgeschreven naar de rekening van [naam VOF] .
Uit onderzoek in de boekhouding van [naam VOF] blijkt dat de Dodge op 23 december 2010 voor een bedrag van € 16.500,- exclusief btw is gekocht van [naam broer] Bestratingen B.V. De boekwaarde van de Dodge op 1 januari 2011 was
€ 15.950,-. De Dodge is in januari 2011 verkocht aan [verdachte] voor € 13.000,-, inclusief btw (= € 10.924,37 exclusief btw).
Standpunt van het Openbaar Ministerie
[naam VOF] heeft bij de verkoop van de Dodge aan verdachte een netto boekverlies geleden van € 5.025,63. Aangezien er geen zakelijke reden is te bedenken voor deze evident voor het bedrijf nadelige transactie, moet sprake zijn geweest van een gift. De officieren van justitie achten daarom bewezen dat verdachte bij de aankoop van de Dodge een voordeel van € 5.025,63 als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het kan niet worden bewezen dat verdachte bij de koop van de Dodge een voordeel heeft gehad. Door een bedrijf gespecialiseerd in de import van Amerikaanse auto’s is een ruwe schatting gemaakt van de waarde van de Dodge op het moment van de verkoop in januari 2011. Daarbij is echter geen rekening gehouden met de algemene staat van de auto, de kilometerstand, het gepleegde onderhoud en de eventuele winst van de dealer. [naam VOF] wilde van de auto af omdat deze volgens [naam 3] tegenviel. [naam 2] heeft verklaard dat er een tik in de motor zat en dat de auto niet lekker liep. Het kan daarom niet worden vastgesteld dat de € 13.000,- waarvoor verdachte de auto heeft gekocht geen reële prijs was. Van een gift in de zin van een voordeel bij de aankoop van de auto is daarom geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbank, vrijspraak.
Uit het dossier blijkt dat verdachte € 13.000,- voor de Dodge heeft betaald. Daarom staat vast dat hij niet de gehele auto als gift heeft ontvangen zoals primair is tenlastegelegd.
De vraag is vervolgens of verdachte bij de aankoop van de Dodge een voordeel heeft ontvangen dat als gift kan worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de boekwaarde van de auto in de boekhouding van [naam VOF] gelijk is aan de reële marktwaarde van de auto. Het feit dat de auto voor € 15.950,- in de boeken staat kan verdachte niet worden tegengeworpen.
Door een bedrijf gespecialiseerd in import van Amerikaanse auto’s werd geschat dat de verkoopwaarde van de Doge € 14.000,- exclusief btw bedroeg op het moment van de koop, echter zonder dat rekening kon worden gehouden met de specifieke kenmerken van de auto, zoals de staat van onderhoud en de kilometerstand. Deze geschatte handelswaarde geeft naar het oordeel van de rechtbank een indicatie van wat de auto in januari 2011 waard was, maar door de vele onzekere factoren bij de schatting zal een ruime bandbreedte in acht genomen moeten worden.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte betaalde aankoopbedrag van € 13.000,- binnen deze bandbreedte ligt. Hoewel verdachte de auto mogelijk voor een gunstige prijs heeft gekocht acht de rechtbank niet bewezen dat hij de auto voor een zodanig lage prijs heeft gekocht, dat sprake is geweest van een gift in de zin van artikel 363 Sr. De omstandigheid dat verdachte de Dodge naar eigen zeggen een jaar later heeft verkocht voor een bedrag tussen de € 15.000,- en € 16.000,- maakt dit niet anders. Het gaat om de tweedehands automarkt waarbij prijzen in onderling overleg en vaak op ondoorzichtige wijze tot stand komen, terwijl de rechtbank niet bekend is met de omstandigheden waaronder deze verkoop heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van [naam 4] ( [naam B.V.] ):
Vlonderplank(en) en/of onderbalk(en)
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte werd een factuur aangetroffen van [naam B.V.] . [37] De factuur is gedateerd 30 juni 2014 en heeft betrekking op de levering van vlonderplanken en onderbalken voor een bedrag van € 5.445,-, inclusief btw. Op de factuur staan [naam 10] en [naam 4] als geadresseerden vermeld. Als omschrijving staat op de factuur vermeld:
Afleveren Almere, Dhr. [verdachte] , [adres] .
Tevens staat op de factuur vermeld:
Aanbetaling € 1.361,25 ontvangen 25-06-2014, Restbedrag € 4.083,75 a contant of per pin aan chauffeur.Op de factuur is met de hand geschreven:
Betaling even regelen of via [naam 10] of zelf alleen restbedrag.Onder deze handgeschreven tekst is een paraaf geplaatst. [38]
Bij een doorzoeking van het bedrijf [naam B.V.] werd dezelfde factuur aangetroffen. [39] Op deze factuur staat een blokstempel, waar onder ‘Boeking’ het nummer 20135768 is geschreven. [40] Dit nummer correspondeert met een in de laptop van [naam 4] aangetroffen overzicht waarop het project ‘20135768 Amsterdam Kade Muren 2013 1e deel’ is vermeld. [41]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Uit haar boekhouding blijkt dat [naam B.V.] het totale bedrag van
€ 5.445,- voor de aan verdachte geleverde vlonderplanken en onderbalken aan [naam B.V.] heeft betaald. De officieren van justitie achten daarom bewezen dat verdachte de vlonderplanken en onderbalken als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte erkent dat hij vlonderplanken en onderbalken geleverd heeft gekregen via [naam 4] van [naam B.V.] Hij zou daarvoor aan [naam 4] een contant geldbedrag hebben betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Hoewel dit niet volgens de regels is, levert dit volgens de raadsman geen omkoping op, zodat vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van de vlonderplanken en onderbalken een btw-voordeel zou hebben gekregen is niet door verdachte zelf naar voren gebracht, waardoor de rechtbank hem daarover niet heeft kunnen bevragen. Dit alternatieve scenario met een contante terugbetaling vindt ook anderszins geen steun in het dossier. De rechtbank schuift het alternatieve scenario daarom als onaannemelijk terzijde. Zij acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte vlonderplanken en onderbalken ter waarde van € 5.445,- als gift heeft aangenomen.
Ladderlift
In de laptop van [naam 4] werd een pro-formafactuur aangetroffen van het bedrijf All-up gericht aan [naam B.V.] d.d. 17 juni 2015 voor de levering van een ladderlift voor een bedrag van € 4.277,35 inclusief btw. Op deze factuur is als afleveradres het woonadres van verdachte vermeld. [42]
Tevens is e-mailcorrespondentie aangetroffen tussen [naam 4] en [naam medewerker 2] , een medewerker van All-up. [naam 4] bevestigt daarin de levering van de ladderlift. De pro-formafactuur moet naar [naam B.V.] , de ladderlift moet op 24 juni 2015 worden afgeleverd op het woonadres van verdachte. [43] De factuur van de ladderlift is verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] . De aankoop is geboekt op grootboekrekening 14100 Machines en installaties.
Uit de financiële administratie van [naam B.V.] blijkt niet dat verdachte heeft betaald voor de goederen. Ook zijn vanaf de rekening van [verdachte] en zijn vrouw geen girale betalingen zichtbaar aan [naam B.V.] of All-up die passen bij deze aankoop en zijn er geen passende contante opnames. [44]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Uit de boekhouding van [naam B.V.] blijkt dat het totale aankoopbedrag van € 4.277,35 voor de aan verdachte geleverde ladderlift aan All-up is betaald. Het is niet gebleken dat dit aankoopbedrag door verdachte is terugbetaald. De officieren van justitie achten daarom bewezen dat verdachte de ladderlift als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de ladderlift heeft geleend, hetgeen in lijn is met de verklaring van [naam 10] . Om praktische redenen is de ladderlift eerst door All-up bij verdachte afgeleverd, zodat hij hem kon gebruiken en daarna aan [naam 10] kon terug geven. Daarom moet vrijspraak volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [naam 4] zich met betrekking tot deze verdenking op hun zwijgrecht hebben beroepen. Zij hebben dus niet verklaard dat de ladderlift door verdachte van [naam B.V.] geleend zou zijn, terwijl daarvoor ook elders in het dossier geen aanwijzingen zijn te vinden. De verklaring die [naam 10] als verdachte heeft afgelegd kan niet als zodanig worden aangemerkt. Hij heeft immers verklaard dat hij de betreffende ladderlift niet kent en zegt “Misschien heeft [verdachte] hem even geleend.” Dit is niet meer dan een suggestie die niet op eigen wetenschap is gebaseerd.
De rechtbank vindt het alternatieve scenario daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een ladderlift ter waarde van € 4.277,35 als gift heeft aangenomen.
Ten aanzien van [naam 5] en [naam 6] ( [naam B.V.] . / [naam B.V.] ):
Schuifpui(en)
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte werd een factuur aangetroffen van 17 juni 2014 afkomstig van [naam VOF] (hierna: “ [naam VOF] ”), gericht aan [naam B.V.] . te [plaats] , die ziet op de levering van twee schuifpuien voor in totaal € 5.384,50 inclusief btw. De getypte teksten ‘2 schuifpuien’ en ‘thuis bezorgd’ zijn doorgehaald en gewijzigd naar de handgeschreven tekst “2 toegangskozijnen tbv brugwachtershuisjes. franco levering” Op de factuur staat een met pen geschreven werknummer vermeld, te weten 71214. [45]
Bij een doorzoeking van het kantoor van [naam B.V.] is een factuur van [naam VOF] aangetroffen met hetzelfde factuurnummer en dezelfde bedragen, met daarop de getypte tekst “2 toegangskozijnen tbv brugwachtershuisjes.”. Op de factuur zat een blauwe memosticker met de handgeschreven tekst “nieuw”. Op deze factuur staan twee blokstempels met parafen. In een ruimte binnen één van deze blokstempels is het nummer 71214 geschreven. Op de factuur is tevens de met de handgeschreven en omcirkelde tekst “Bruggen West” zichtbaar. [46]
De echtgenote van één van de vennoten van [naam VOF] heeft verklaard dat zij de omschrijving op de factuur heeft gewijzigd op verzoek van opdrachtgever [naam B.V.] [47] In de bij verdachte inbeslaggenomen digitale bestanden werd een fotocollage aangetroffen van zijn woning in Frankrijk. Op één van deze foto's staat verdachte afgebeeld met twee schuifpuien. Deze foto is aangetroffen in de map ‘foto’s huis [fotonummer] ’ (de rechtbank constateert dat die foto’s op 4 juli 2014 moeten zijn genomen of opgeslagen). [48]
De factuur van [naam VOF] is verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] Uit de financiële administratie van [naam B.V.] blijkt niet van enige betaling hiervoor door verdachte. Daarnaast zijn op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner geen betalingen aangetroffen voor de factuur van 17 juni 2014 aan [naam VOF] of aan [naam B.V.] [49]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de twee schuifpuien als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de schuifpuien met eigen geld in contanten aan [naam 5] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Dit is niet tenlastegelegd, zodat om deze reden al vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van de schuifpuien een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht. De rechtbank heeft hem daarover ook niet kunnen bevragen. Dat verdachte het bedrag van de schuifpuien exclusief btw contant aan [naam 5] heeft betaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte twee schuifpuien ter waarde van € 5.384,50 als gift heeft aangenomen.
Deurkozijn
Bij verdachte zijn e-mailberichten aangetroffen tussen [naam 6] van [naam B.V.] . en [naam 11] van [naam fabriek] . Een bericht van 3 april 2014 heeft betrekking op kozijntekeningen. Op 7 oktober 2014 heeft [naam 6] aan [naam 11] geschreven dat volgens de klant aan het inmiddels geleverde kozijn een rubber tochtstrip en aluminium dorpelstrip ontbreken. Deze e-mail is op 5 november 2014 door [naam 6] doorgezonden aan verdachte. [50]
Tijdens de doorzoeking 8 september 2016 bij [naam B.V.] werd een factuur d.d. 23 mei 2014 aangetroffen van [naam fabriek] van de levering van een deurkozijn. Het factuurbedrag betrof € 5.958,04, inclusief btw. Op de factuur was een bijgeschreven tekst ‘Bruggen west’ omcirkeld. In één van de blokstempels was in het vakje ‘werk’ het nummer 71214 geschreven. [51] Deze factuur is verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] [52]
In digitale bestanden die bij verdachte zijn inbeslaggenomen werd een fotocollage aangetroffen van zijn woning in Frankrijk. Op één van deze foto’s is een kozijn met toegangsdeur afgebeeld. Deze foto is aangetroffen in de map ‘foto’s huis [fotonummer] ’ (de rechtbank constateert dat die foto’s op 4 juli 2014 moeten zijn genomen of opgeslagen). [53]
[naam 6] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte een e-mail heeft gezonden aan [naam fabriek] voor de maatvoering. Verdachte gaf een voorbeeld (een plaatje) hoe het moest zijn en [naam 6] heeft dit toen opgevraagd. Het ging om een deur met ramen ernaast. [naam 6] heeft dat plaatje toen doorgestuurd. Het kozijn op de bij verdachte aangetroffen foto bij het huisje in Frankrijk komt overeen met de door hem doorgestuurde tekening aan [naam 11] . [54]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte het deurkozijn als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte het deurkozijn met eigen geld in contanten aan [naam 5] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Dit is niet tenlastegelegd, zodat om deze reden al vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van het deurkozijn een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht. De rechtbank heeft hem daarover ook niet kunnen bevragen. Dat verdachte het bedrag van het deurkozijn exclusief btw contant aan [naam 5] heeft betaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een deurkozijn ter waarde van € 5.958,04 als gift heeft aangenomen.
Garagedeurkozijn
Bij een doorzoeking bij [naam B.V.] werd een opdrachtbevestiging aangetroffen van [naam fabriek] van 5 september 2013, gericht aan [naam B.V.] t.a.v. [naam 6] . Het betreft een opdracht tot het vervaardigen van een garagekozijn voor een aanneemsom van € 1.475,- exclusief btw. Op deze opdrachtbevestiging is met de hand geschreven: “Bruggen West 71214” [55]
Tijdens deze doorzoeking werd eveneens een factuur van 6 november 2013 aangetroffen gericht aan [naam B.V.] voor voornoemd garagedeurkozijn. Uit deze factuur blijkt dat de aanneemsom inclusief btw € 1.784,75 bedraagt. Op de factuur staat geschreven 'Bruggen West'. Op de blokstempel staat het nummer 71214 geschreven. Op de factuur staat tevens een stempel dat de factuur op 9 januari 2014 is betaald. [56]
Uit onderzoek is gebleken dat de factuur is verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] In de boekhouding van [naam B.V.] zijn geen boekingen aangetroffen, die kunnen duiden op betalingen door verdachte. Daarnaast zijn op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner geen betalingen aangetroffen voor de factuur van 6 november 2013 aan [naam fabriek] of aan [naam B.V.] [57]
In digitale bestanden die bij verdachte zijn inbeslaggenomen werd een fotocollage aangetroffen van zijn woning in Frankrijk. Op één van deze foto’s is een nieuwe garagedeur in een kozijn te zien. Deze foto is aangetroffen in de map ‘foto’s huis [fotonummer] (de rechtbank constateert dat die foto’s op 4 juli 2014 moeten zijn genomen of opgeslagen). [58] In het kader van een rechtshulpverzoek heeft de Franse politie een aantal foto's gemaakt van de woning van de verdachte. Hierbij werd een foto gemaakt van een gemonteerde garagedeur. [59]
[naam 6] heeft verklaard dat hij indertijd op verzoek van verdachte een schets van het garagekozijn heeft gemaakt. Na het tonen van de opdrachtbevestiging van [naam fabriek] denkt hij dat het om hetzelfde kozijn gaat. [60]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte het garagedeurkozijn als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte het garagekozijn met eigen geld in contanten aan [naam 5] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Dit is niet tenlastegelegd, zodat om deze reden al vrijspraak moet volgen.
Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat het dossier een groot aantal aannames bevat. Het is niet duidelijk of de door [naam fabriek] geleverde garagedeur daadwerkelijk de deur is die in de woning van verdachte in Frankrijk is geplaatst. Ook is niet duidelijk of de destijds door [naam 6] op verzoek van verdachte gemaakte schets van een garagedeur eenzelfde deur betreft als die geleverd is door [naam fabriek] . Tenslotte is het merkwaardig dat de vorige directeur van [naam B.V.] , de heer [naam 12] , niet door de Rijksrecherche is gehoord omdat hij mogelijk contant geld heeft ontvangen van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van het garagedeurkozijn een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht De rechtbank heeft hem daarover ook niet kunnen bevragen. Dat verdachte het bedrag van het kozijn exclusief btw contant heeft terugbetaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk.
Anders dan de raadsman neemt de rechtbank als vaststaand aan dat het in opdracht van [naam B.V.] door [naam fabriek] vervaardigde garagekozijn, zoals afgebeeld op de tekening op de opdrachtbevestiging van 5 september 2013, hetzelfde kozijn is dat te zien is op de door verdachte en door de Franse politie gemaakte foto’s van de woning van verdachte in Frankrijk. De maatvoering en afmetingen lijken overeen te komen. Bovendien heeft [naam 6] destijds in opdracht van verdachte een schets gemaakt van een garagedeur. [naam 6] heeft verklaard dat hij denkt dat de door hem gemaakte schets hetzelfde kozijn betreft als de tekening op de opdrachtbevestiging van [naam fabriek] . Dit maakt nog meer aannemelijk dat het bij [naam fabriek] bestelde garagekozijn voor verdachte was bedoeld. De rechtbank ziet niet in waarom de Rijksrecherche [naam 12] had moeten horen. Verdachte heeft immers niet verklaard dat hij contant geld aan hem heeft overhandigd, terwijl het dossier ook geen aanleiding geeft om dit te veronderstellen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een garagedeurkozijn ter waarde van € 1.784,75 als gift heeft aangenomen.
Keukenmeubelen
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] werd een map inbeslaggenomen van keukenwarenhuis.nl. In de map zat een koopovereenkomst van 27 mei 2014 voor de familie [verdachte] , [adres] , met het nummer 126901, betreffende een ‘Keuken volgens tekening en berekening’. De koopovereenkomst vermeldt een prijs van € 6.757,- inclusief btw. [61]
De orderbevestiging van 29 mei 2014 ziet op een totaalbedrag van € 7.631,- incl. btw.
De prijs is hoger omdat er een ladekast is toegevoegd van € 874,-. [62]
Bij een doorzoeking op 8 september 2016 bij [naam B.V.] te [plaats] werd een factuur van Keukenwarenhuis.nl aangetroffen d.d. 20 oktober 2014, gericht aan [naam B.V.] , met debiteurennummer 126901, voor de levering van keuken voor de totaalprijs van € 7.631,- incl. btw. [63]
Uit onderzoek is gebleken dat deze factuur is verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] [64]
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor op 14 april 2016 verklaard dat hij een keer iets met btw heeft gedaan. Bij de aankoop van een keuken in zijn woning heeft hij de btw door [naam B.V.] laten betalen. Verdachte had hem een worst voorgehouden dat zijn contract verlengd zou worden. Verdachte heeft hem cash geld gegeven. [65]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de keukenmeubelen als gift heeft aangenomen. De verklaring van verdachte dat [naam B.V.] de btw voor zijn rekening heeft genomen is niet aannemelijk. Er zijn bij [naam B.V.] geen boekingen aangetroffen die erop wijzen dat verdachte heeft betaald, terwijl er geen reden is om te twijfelen aan de verklaring van [naam 5] dat hij het gehele aankoopbedrag van de keuken voor zijn rekening heeft genomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de keukenmeubelen met eigen geld in contanten aan [naam 5] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat [naam B.V.] de btw over zijn keuken heeft laten betalen. Hij zou hem daarvoor een contant geldbedrag minus de btw hebben gegeven. Verdachte heeft toegegeven dat hij daarbij de aannemer had voorgespiegeld dat zijn contract zou worden verlengd. Verdachte is in zijn eerste verhoor spontaan met deze verklaring gekomen en de rechtbank ziet, anders dan de officieren van justitie, onvoldoende aanleiding om deze verklaring van verdachte te passeren. De rechtbank acht daarom bewezen dat hij een bedrag van € 1.324,39, zijnde 21% btw over de aankoop van keukenmeubelen, als gift heeft aangenomen.
Keukenapparatuur
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte op 8 maart 2016 werden twee orderbevestigingen van Keukenloods.nl te Zaandam aangetroffen, gedateerd 12 september 2014 en genummerd 80081967 [66] en 80082007 [67] . Beide orderbevestigingen waren gericht aan [naam B.V.] .
Orderbevestiging 80081967 heeft betrekking op de bestelling van keukenapparaten ter waarde van € 5.300,- inclusief btw. Het betreft diverse keukenapparatuur van het merk Miele (magnetron/grill, koffieapparaat, koeler en vaatwasser). Vermeld is tevens:
‘werknr. 33205 Project Plesmanlaan Amsterdam'.
Orderbevestiging 80082007 heeft betrekking op de bestelling van een gasfornuis / oven van M-System, inclusief onderstel ter waarde van € 950,- inclusief btw
.
Bij de doorzoeking op 8 maart 2016 in de woning van verdachte werden o.a. een fornuis M-system, Miele koelkast, Miele koffiemachine en een Miele magnetron/grill en een Miele vaatwasser inbeslaggenomen. Deze apparatuur was nieuw en zat nog in de originele verpakking. [68]
Bij de doorzoeking bij [naam B.V.] zijn twee met de orderbevestigingen corresponderende facturen van Keukenloods.nl aangetroffen van 28 augustus 2014 [69] en 29 augustus 2014 [70] . Deze facturen zijn voorzien van blokstempels en parafen.
Uit onderzoek is gebleken dat deze facturen zijn verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] In de boekhouding van [naam B.V.] zijn geen boekingen aangetroffen, die duiden op betalingen door verdachte. Daarnaast zijn op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner geen girale betalingen ten aanzien van deze facturen van 28 en 29 augustus 2014 aan Keukenloods.nl of aan [naam B.V.] aangetroffen en ook geen passende contante opnames. [71]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de keukenapparatuur als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de keukenapparatuur met eigen geld in contanten aan [naam 5] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Dit is niet tenlastegelegd, zodat om deze reden vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van het keukenapparatuur een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht. De rechtbank heeft hem daarover ook niet kunnen bevragen. Dat verdachte het bedrag van de keukenapparatuur exclusief btw contant heeft terugbetaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte keukenapparatuur ter waarde van € 5.300,- en € 950,- als gift heeft aangenomen.
Houtkachel
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een nota aangetroffen van [naam B.V.] van 24 november 2013 voor een CV inbouwhaard met toebehoren voor een totaalbedrag van € 3.677,50 inclusief btw. De nota was gericht aan Dhr. [verdachte] te [plaats] . [72]
Bij de doorzoeking bij [naam B.V.] werd een vrijwel identieke nota aangetroffen, maar nu met de datum 17 maart 2014 en gericht aan [naam B.V.] te [plaats] . Op de nota is het werknummer 71214 vermeld en staat de handgeschreven tekst ‘Bruggen West’ vermeld. [73]
Uit onderzoek is gebleken dat deze facturen zijn verwerkt in de boekhouding van
[naam B.V.] Op basis van de aangetroffen boekingen bij [naam B.V.] blijkt niet van enige betaling door verdachte voor de goederen genoemd op de factuur. Daarnaast zijn op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner geen betalingen ten aanzien van deze facturen van [naam B.V.] aan [naam B.V.] of [naam B.V.] aangetroffen en zijn evenmin contante opnames gezien die hierbij passen. [74]
In digitale bestanden die bij verdachte zijn inbeslaggenomen werd een fotocollage aangetroffen van zijn woning in Frankrijk. Op één van deze foto’s is een houtkachel in verpakking te zien [75] en op een andere foto een buffervat [76] .
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de houtkachel als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de houtkachel met eigen geld in contanten aan [naam 5] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Dit is niet tenlastegelegd, zodat om deze reden vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van de houtkachel een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht. De rechtbank heeft hem daarover ook niet kunnen bevragen. Dat verdachte het bedrag van de houtkachel exclusief btw contant heeft terugbetaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een houtkachel ter waarde van € 3.677,50 als gift heeft aangenomen.
Isolatiemateriaal
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een offerte aangetroffen van Isolatiegroothandel.nl van 26 november 2015. De offerte hield verband met de levering van diverse bouwmaterialen, waaronder negentien pakken sponning isolatiemateriaal van het merk Bauder en zag op een totaalbedrag van
€ 6.094,69 inclusief btw. Op de offerte staat onderaan de handgeschreven regel
‘afleveradres niet op factuur’.
Op de offerte staat aan de bovenzijde de handgeschreven notitie:
‘ [naam B.V.] ,gevolgd
door ‘Werk: Mosvelden
'werknr: 33209’. [77]
Bij de doorzoeking bij [naam B.V.] werd een met de offerte corresponderende factuur aangetroffen van 4 december 2015.
De factuur is gericht aan [naam B.V.] , met vermelding

Werk: "Mosveld 33209”. Op deze factuur staat een blokstempel waarop het werknummer 33209 staat geschreven. Naast de blokstempel staat met de hand geschreven “
isolatiemateriaal” en “
bank 10/12/2015”. [78]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd in de tuin van de woning een stapel isolatiemateriaal aangetroffen van het merk Bauder. [79]
Bij deze doorzoeking zijn tevens e-mailberichten aangetroffen tussen [naam 13] van Isolatie Groothandel.nl en verdachte met als onderwerp Levering isolatie & toebehoren conform factuur. Op 3 december 2015 schrijft verdachte aan [naam 13] dat de offerte er goed uitziet en dat de rekening naar Buitenhuis moet worden gestuurd, naar het e-mailadres [e-mailadres] . Op 10 december 2015 schrijft [naam 13] dat zij het factuurbedrag conform afspraak van de aannemer hebben ontvangen. Op 11 december 2015 antwoordt verdachte met de opgave van het afleveradres:
[adres] .Op 14 december 2015 schrijft [naam 13] dat de materialen op 18 december 2015 geleverd zullen worden. [80]
Uit onderzoek is gebleken dat deze facturen zijn verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] In de boekhouding van [naam B.V.] zijn geen boekingen aangetroffen, die kunnen duiden op betalingen door verdachte. Daarnaast zijn op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner geen betalingen gevonden, ten aanzien van deze factuur van 4 december 2015 aan Isolatiegroothandel.nl. of aan [naam B.V.] en ook geen passende contante opnames. [81]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte isolatiemateriaal als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte het isolatiemateriaal met eigen geld in contanten aan [naam 5] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Dit is niet tenlastegelegd, zodat om deze reden vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van het isolatiemateriaal een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht en vindt ook anderszins geen steun in het dossier. De rechtbank heeft hem daarover ook niet kunnen bevragen. Dat verdachte het bedrag van het isolatiemateriaal exclusief btw contant heeft terugbetaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte isolatiemateriaal ter waarde van
€ 6.094,69 als gift heeft aangenomen.
Technische tekening
Op 19 januari 2016 is een telefoongesprek tussen verdachte en medewerker [naam 14] van KG Solid Design afgeluisterd. [naam 14] zegt hier onder meer: “
de bouw van je huisje gaat voor”. Verdachte zegt: “
Jouw laatste mail was met het huisje weet je wel het met de 3D printen.” Even later zegt [naam 14] : “
Ja want ik was ff benieuwd te... ten eerste, hoe het., hoe het uiteindelijk model was gegaan en hoe het... hoe het.. ja als je er dan nog profijt van had gehad in ehh Frankrijk.” Op een vraag van verdachte, of hij zijn geld heeft gehad bevestigt [naam 14] dat het betaald is. [82]
Op een onder verdachte inbeslaggenomen digitaal bestand is een 3D-print te zien van de binnenzijde van een woning. [83]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een factuur van KG Solid Design van 4 december 2015 aangetroffen. Als klantnaam is vermeld [naam B.V.] . In de kolom omschrijving is opgenomen:
Werk: Mosveld
Werknummer: 33209
Betreft: Diverse details tekenen en doorberekenen.
Het factuurbedrag bedraagt € 605,- inclusief btw. [84]
Bij de doorzoeking bij [naam B.V.] op 8 september 2016 werd eenzelfde factuur aangetroffen, met blokstempels en parafen. [85]
Uit onderzoek is gebleken dat deze factuur is verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] In de boekhouding van [naam B.V.] zijn geen boekingen aangetroffen, die kunnen duiden op betalingen door verdachte. Daarnaast zijn op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner geen betalingen gevonden ten aanzien van deze factuur van 4 december 2015 aan KG Solid Design of aan [naam B.V.] en ook geen passende contante opnames. [86]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de 3D-tekening als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de 3D-tekening van [naam 5] cadeau had gekregen als dank voor het belastingvoordeel dat [naam 5] had genoten als gevolg van de met btw-voordeel aan verdachte geleverde schuifpuien, doorkozijn, garagedeurkozijn, keukenmeubelen, keukenapparatuur, houtkachel en isolatiemateriaal. Dit had niets te maken met gunning van werk door verdachte aan [naam 5] , zodat niet van ambtelijke corruptie gesproken kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het hiervoor genoemde afgeluisterde telefoongesprek af dat [naam 14] van KG Solid Design een 3D-tekening heeft gemaakt van het huis van verdachte in Frankrijk en dat deze 3D-tekening door een ander dan verdachte, kennelijk [naam B.V.] , is betaald.
Deze constatering wordt bevestigd door een onder verdachte inbeslaggenomen digitaal bestand waarop een 3D-print is te zien van, naar het zich laat aanzien, de binnenzijde van zijn huis in Frankrijk. Bij verdachte en [naam B.V.] zijn dezelfde facturen van KG Solid Design aangetroffen van 4 december 2012. Deze factuur is verwerkt in de boekhouding van [naam B.V.] en kennelijk door het bedrijf betaald. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte een 3D-tekening ter waarde van € 605,- als gift heeft aangenomen. Of deze gift kan worden opgevat als ambtelijke corruptie zal hierna onder 6.1.5. en verder worden besproken.
Festool Mixer
Op 21 januari 2016 werd een telefoongesprek afgeluisterd tussen verdachte en [naam 6] . Onder meer de volgende conversatie vond plaats:
[verdachte] : En die andere?
(…) Die mixer
[naam 6] : Ja die heb ik nog steeds niet binnen, die moet nog besteld worden. Festpool is het hé ?
[verdachte] : Ja ja...ja
[naam 6] : Ja maar het is besteld hoor dat loopt... dat loopt
[verdachte] : Oh., nee .. dan wacht ik het af vriend dan wacht ik het af.
[naam 6] : Zodra ik hem heb dan bel ik je meteen. [87]
In een afgeluisterd gesprek van 27 januari 2016 zegt [naam 6] tegen verdachte dat er een dingetje bij hen ligt en dat [naam 8] even bij hun op kantoor moet komen, dan kan hij het meteen meenemen. [88]
In een eveneens op 27 januari 2016 afgeluisterd telefoongesprek vindt de volgende conservatie plaats:
[naam 5] : Jij had gebeld je had nog een klusje op te nemen zei [naam 6] .
(…)
[naam 5] : Nee vandaag lukt...lukt het niet ik moest ook nog......dan kan ik ook nog wat voor je meenemen.
[verdachte] : Oh nee is goed is goed... effe kijken morgen om half één. [89]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een Opel met een aanhangwagen aangetroffen. In deze aanhangwagen lag een Festool Mixer MX 1600/2 E EF met nummer 768009, in verpakking. [90]
Bij deze doorzoeking werd ook een schrijfblokje aangetroffen en inbeslaggenomen. Op één van de bladzijden staat bovenaan de naam ‘Festool’. Ook is de tekst MX 1600/2 en het nummer 768009 vermeld met daaronder € 439,95 incl. [91]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de Festool Mixer als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de Festool Mixer van [naam 5] cadeau had gekregen als dank voor het belastingvoordeel dat [naam 5] had genoten als gevolg van de met btw-voordeel aan verdachte geleverde schuifpuien, doorkozijn, garagedeurkozijn, keukenmeubelen, keukenapparatuur, houtkachel en isolatiemateriaal. Dit had niets te maken met gunning van werk door verdachte aan [naam 5] , zodat niet van ambtelijke corruptie gesproken kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het hiervoor genoemde afgeluisterde telefoongesprekken af dat [naam 6] een mixer voor verdachte heeft besteld die door [naam 5] bij verdachte zal worden afgeleverd. [naam 6] heeft in het telefoongesprek met verdachte het merk van de mixer genoemd. Bij de doorzoeking in de woning van verdachte ongeveer anderhalve maand later werd een Festool mixer aangetroffen. Het merk en het op de doos vermelde type- en serienummer komen overeen met de eveneens in de woning van verdachte aangetroffen aantekeningen in een schrijfblokje. Uit deze aantekeningen blijkt dat de prijs van deze mixer € 439,95 inclusief btw bedraagt. De rechtbank acht bewezen dat verdachte een Festool mixer ter waarde van € 439,95 als gift heeft aangenomen. Of deze gift kan worden opgevat als ambtelijke corruptie zal hierna onder 6.1.5. en verder worden besproken.
Ten aanzien van [naam 7] (Net Dienstverlening B.V. hodn Net Afbouw):
Ytong-blokken en blokkenlijm
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte zijn geprinte e-mailberichten aangetroffen met betrekking tot de aankoop van Ytong-blokken. [92]
Op 15 december 2014 stuurt verdachte een e-mail aan [naam projectbegeleider] , projectbegeleider bij Xella Nederland B.V., waarin hij zijn bestelling van Ytong-blokken en blokkenlijm plaatst en als factuuradres opgeeft: Net Afbouw, [adres] . [93]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd tevens een pro-formafactuur van Xella Nederland B.V. met factuurdatum 16 december 2014 aangetroffen ter hoogte van € 5.879,98 inclusief btw voor de contante verkoop van in totaal 57 pallets met blokken en 2500 kg Calduran winterlijm. [94] Deze factuur is op 17 december 2014 door [naam 15] van Xella Nederland B.V. aan verdachte gemaild, met onder andere [naam projectbegeleider] in de cc. [95]
Op 15 januari 2015 stuurt [naam projectbegeleider] deze mail van 17 december 2014 door naar [naam 15] . De factuur moet worden aangepast waarbij deze op naam moet worden gezet van Net Afbouw, [adres] . [96]
De pro-formafactuur met orderdatum 27 januari 2015 voor de levering van dezelfde goederen is gericht aan Net Afbouw. Wanneer tijdig betaald wordt, kan 2% van het factuurbedrag worden afgetrokken. [97]
Op 25 februari 2015 wordt door Net Dienstverlening B.V. een bedrag van € 5.782,79 overgeboekt op de rekening van Xella Nederland B.V. [98] Op 2 maart 2015 werden door Xella Nederland B.V. twee facturen betreffende de levering van Ytong-blokken en blokkenlijm opgemaakt, gericht aan Net Afbouw, [adres] . Daarop is vermeld dat wanneer voor 16 maart 2015 wordt betaald een korting van 2% wordt verleend. [99]
Op foto’s afkomstig van een inbeslaggenomen usb-stick in de woning van verdachte zijn in de map ‘foto’s huis [fotonummer] ’ pallets te zien met daarop een grote hoeveelheid in plastic verpakte Ytong-blokken. [100]
[naam 7] , eigenaar van Net Dienstverlening B.V. en Net Afbouw, heeft verklaard dat verdachte die blokken via zijn bedrijf wilde kopen. [naam 7] zou dan korting krijgen en dan zonder winst aan verdachte doorleveren. [naam 7] heeft toen die Ytong-blokken voor hem besteld bij dit bedrijf en die blokken werden rechtstreeks bij verdachte afgeleverd. [101]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De verklaring van [naam 7] , dat hij de Ytong-blokken en blokkenlijm als vriendendienst voor verdachte heeft gekocht omdat hij korting kon krijgen en dat verdachte hem vervolgens contant heeft terugbetaald, is ongeloofwaardig. In de eerste plaats is deze contante betaling niet gebleken uit het financiële onderzoek naar verdachte en zijn partner. In de tweede plaats staat op een door [naam 7] overhandigde factuur met de hand geschreven dat een bedrag van € 5.879,98 contant zou zijn betaald, terwijl hijzelf slechts een bedrag van € 5.782,79 voor de goederen heeft betaald. Dat zou betekenen dat verdachte in het geheel geen voordeel heeft gehad. Dit maakt ongeloofwaardig dat deze contante betaling heeft plaatsgevonden. Opvallend is voorts dat verdachte, nadat Net Afbouw de Ytong-blokken en blokkenlijm voor verdachte heeft betaald, akkoord geeft op een offerte van Net Afbouw van 11 mei 2015 voor werkzaamheden ter waarde van ruim € 40.000,- voor de gemeente Amsterdam.
Omdat de bestelling van de Ytong-blokken blokkenlijm heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2015, kan onder feit 1 worden bewezen verklaard dat verdachte de belofte tot deze gift heeft aangenomen.
De levering van de Ytong blokken en blokkenlijm heeft plaatsgevonden na 1 januari 2015, zodat ten aanzien van feit 2 bewezen kan worden dat verdachte deze goederen als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de Ytong blokken en blokkenlijm met eigen geld in contanten aan [naam 7] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de door verdachte bij het bedrijf Xella Nederland B.V. bestelde Ytong-blokken en blokkenlijm door Net Afbouw zijn betaald. Door tijdig te betalen kreeg Net Afbouw een korting van 2% op het factuurbedrag van € 5.879,98. Net Afbouw heeft daarom € 5.782,79 naar Xella Nederland B.V. overgemaakt.
Met de officieren van justitie acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte later contant een geldbedrag van € 5.879,98 voor de Ytong-blokken en blokkenlijm aan [naam 7] heeft betaald, zoals op de door [naam 7] overgelegde factuur handgeschreven is aangetekend. Dit zou immers betekenen dat verdachte meer heeft betaald dan [naam 7] en dat niet verdachte maar [naam 7] een voordeel zou hebben genoten. Het is niet in te zien waarom verdachte met een dergelijke constructie akkoord zou zijn gegaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de handgeschreven aantekening op de factuur in strijd met de waarheid is aangebracht.
De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte de Ytong-blokken en blokkenlijm via Net Afbouw heeft besteld omdat hij daar op enigerlei wijze financieel voordeel van zou ondervinden. Ook [naam 7] heeft verklaard dat het verdachte om korting was te doen. De rechtbank ziet echter onvoldoende bewijs in het dossier om bewezen te achten dat verdachte deze bouwmaterialen volledig als gift heeft aangenomen. De rechtbank heeft ook niet de overtuiging dat [naam 7] een gift zou doen aan verdachte ter waarde € 5.782,79 nu de hoogte van dit bedrag niet in verhouding staat tot de opdrachten die [naam 7] met zijn bedrijf voor de gemeente Amsterdam uitvoerde.
De rechtbank ziet geen verband met een project in de Van Hallstraat waarvoor [naam 7] op 11 mei 2015 een offerte ter hoogte van € 41.672,40 inclusief btw heeft ingediend. Anders dan door de officieren van justitie is betoogd, kan de rechtbank uit document 1603221110.DOC (blz. 101176 e.v.) niet afleiden dat deze offerte door verdachte akkoord is bevonden. [naam 7] heeft verklaard dat hij de opdracht niet heeft gekregen. Een directe link tussen de door [naam 7] bestelde Ytong-blokken en blokkenlijm en het project Van Hallstraat kan daarom niet worden aangenomen.
De rechtbank acht voorts niet aannemelijk dat verdachte de bestelling van de Ytong-blokken en blokkenlijm via [naam 7] heeft laten verlopen om slechts 2% korting, te weten een bedrag van € 97,19, te verkrijgen. Een dergelijk gering voordeel lijkt niet in verhouding te staan tot alle inspanningen die daarvoor moesten worden verricht. Daarnaast ligt het voor de hand dat verdachte ook zelf deze korting had kunnen verkrijgen wanneer hij de Ytong-blokken en blokkenlijm zelf had besteld en tijdig had betaald.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte, zoals door de raadsman is betoogd en ook bij enkele andere in de tenlastelegging opgenomen goederen het geval is geweest, bij de aankoop van de Ytong-blokken en blokkenlijm een btw-voordeel heeft genoten. Zij acht het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen, dat verdachte een bedrag ter grootte van 21% btw berekend over de aankoop van de Ytong-blokken en blokkenlijm als gift heeft aangenomen.
De rechtbank constateert dat in de tenlastelegging een te hoog bedrag aan btw is opgenomen, nu dit bedrag kennelijk is berekend op basis van het aankoopbedrag inclusief btw en niet op het aankoopbedrag exclusief btw. De rechtbank stelt vast dat de btw op de Ytong-blokken en blokkenlijm ziet op een bedrag van € 1.003,62. In de bewezenverklaring zal zij dit aanpassen.
De Ytong-blokken en blokkenlijm zijn in december 2014 besteld en begin 2015 betaald en geleverd en aan verdachte ter beschikking gesteld. In verband met de wetswijziging op 1 januari 2015 zijn de Ytong-blokken en blokkenlijm daarom zowel in feit 1 als feit 2 opgenomen. Vastgesteld kan worden dat verdachte in 2014 de belofte tot een btw-voordeel heeft aangenomen en in 2015 een gift ter hoogte van dit btw-voordeel. Nu de aangenomen belofte is gevolgd door het aannemen van de gift acht de rechtbank, anders dan de officieren van justitie, het niet opportuun om daarnaast ook het aannemen van de belofte bewezen te achten. Ook bij de andere in de tenlastelegging opgenomen goederen waar een aangenomen belofte is gevolgd door het aannemen van de gift heeft zij dit niet gedaan. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken waar het betreft de Ytong-blokken en blokkenlijm zoals tenlastegelegd onder feit 1.
Ten aanzien van [naam 8] (Batavia Infra B.V.):
Tuinpalen en vlonderplanken
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een factuur aangetroffen van 27 juni 2015 afkomstig van Timberlane Outdoor Solutions en gericht aan Batavia Infra ten name van [naam 8] . Deze factuur had betrekking op de levering van onder meer 26 tuinpalen en 32 m2 vlonderplanken, met een totaalprijs van € 2.172,90, inclusief btw. [102]
Timberlane Outdoor Solutions heeft op 18 juni 2015 de bestelling per e-mail aan [naam 8] bevestigd. [103]
Batavia Infra B.V. heeft op 25 juni 2015 een bedrag van € 2.172,90 overgemaakt naar het op de factuur vermelde rekeningnummer van Timberluxcomposiet.nl. [104]
Op 25 juni 2015 heeft [naam 8] een sms-bericht aan verdachte gestuurd waarin hij zegt: “Timberlane vraagt wanneer je komt afhalen de planken gaan erg hard.” [105]
Op 27 juni 2015 ontvangt [naam 8] een e-mail van Timberlane waarin wordt gezegd dat de bestelling klaar staat voor verzending en afhalen. [106]
De verzending is op 27 juni 2015 afgehaald. [107]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de tuinpalen en vlonderplanken als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de tuinpalen en vlonderplanken met eigen geld in contanten aan [naam 8] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten. Dit is niet tenlastegelegd, zodat om deze reden vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van de tuinpalen en vlonderplanken een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht. De rechtbank heeft hem daarover ook niet kunnen bevragen. Dat verdachte het bedrag van de tuinpalen en vlonderplanken exclusief btw contant heeft terugbetaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte tuinpalen en vlonderplanken ter waarde van € 2.172,90 als gift heeft aangenomen.
Samsung televisie
In een afgeluisterd telefoongesprek op 18 februari 2016 zegt verdachte tegen een medewerker van de TV-reus dat hij die ochtend daar een Samsung televisie heeft besteld. [108]
In een volgend telefoongesprek zegt verdachte dat de televisie door een aannemer van hem is besteld. [109]
Op 24 februari 2016 wil verdachte het afleveradres wijzigen maar dat is niet mogelijk omdat dit alleen gedaan kan worden door de degene die de orderbevestiging heeft gedaan. [110]
Tijdens een observatie op 24 februari 2016 wordt gezien dat verdachte een doos met de merknaam Samsung erop bij Batavia Infra B.V. komt ophalen en deze naar zijn woning in [woonplaats] brengt. [111]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een e-mail aangetroffen van 18 februari 2016 afkomstig van de TV-reus en gericht aan [naam 8] , met daarin een factuur voor de Samsung tv voor € 4.199,-. [112]
De Samsung televisie TV is betaald via iDEAL (€ 4.199,- inclusief btw) door Batavia Infra B.V. Als factuur- en afleveradres zijn vermeld [naam 8] , Batavia Infra B.V., [adres] . [113]
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd deze televisie aangetroffen en inbeslaggenomen. [114]
Verdachte heeft in zijn verhoor op 11 oktober 2016 verklaard dat hij de televisie heeft besteld en dat de aannemer Batavia Infra B.V. de btw voor zijn rekening heeft genomen. Hij heeft het geld contant aan [naam 8] gegeven. [115]
[naam 8] heeft verklaard dat het plan was dat Batavia Infra B.V. alleen de btw zou betalen. [116]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de Samsung televisie als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de Samsung televisie met eigen geld in contanten aan [naam 8] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten.
Oordeel van de rechtbank
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de factuur van de Samsung-televisie volledig door Batavia Infra B.V. aan de TV-reus is betaald. Verdachte en [naam 8] hebben allebei verklaard dat het de bedoeling was dat verdachte daarbij een btw-voordeel van Batavia Infra B.V. zou krijgen en dat verdachte het aankoopbedrag zonder btw aan [naam 8] zou terugbetalen. Op dit punt vindt de verklaring van verdachte steun in de verklaring van [naam 8] . De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om deze verklaringen niet te volgen. Zij neemt daarom aan dat verdachte een geldbedrag van € 728,75, zijnde de btw over de aankoopprijs van de Samsung-televisie, als gift heeft aangenomen.
Verdachte en [naam 8] verschillen van mening of verdachte het aankoopbedrag zonder btw ook daadwerkelijk aan [naam 8] heeft terugbetaald. De rechtbank acht dit voor de beoordeling van ondergeschikt belang. Ook in het geval, zoals door [naam 8] is verklaard, dat het van betalen door verdachte nog niet was gekomen omdat verdachte was aangehouden, laat dit onverlet dat de gift heeft bestaan uit het aankoopbedrag zonder de btw en niet uit het gehele aankoopbedrag van de televisie.
Vrijspraak ten aanzien van: hefmast (merk Landreus)
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd in de bestelbus van verdachte een Landreus-hefmast aangetroffen. Deze hefmast zat nog in de verpakking.
Bij de doorzoeking bij Batavia Infra B.V. werd een e-mail aangetroffen van 5 februari 2016, afkomstig van Landreus en gericht aan [naam 8] , over een bestelling van een hefmast voor een bedrag van € 1.100,- exclusief btw en € 1.331,- inclusief btw. Als aflever- en factuuradres is het adres vermeld van Batavia Infra B.V.
In een bij verdachte aangetroffen notitieblok bevindt zich een berekening over de jaren 2015 en 2016 waarin een hefmast wordt vermeld voor een bedrag van € 1.100.-. Dit bedrag wordt in de berekening in mindering gebracht op de opsomming van andere bedragen.
[naam 8] heeft verklaard dat verdachte de hefmast op naam van [naam 8] heeft besteld. Verdachte had dit eerst aan hem gevraagd en toen heeft [naam 8] de rekening betaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de hefmast als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de hefmast met eigen geld in contanten aan [naam 8] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de factuur van de hefmast ter hoogte van € 1.331,- inclusief btw door Batavia Infra B.V. is betaald. De betreffende hefmast is bij verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen.
De rechtbank acht op basis van de berekening in het inbeslaggenomen notitieblokje van verdachte aannemelijk dat verdachte voor de hefmast een bedrag van € 1.100,- heeft terugbetaald. Het bedrag van € 1.100,- komt overeen met de aankoopprijs van de hefmast zonder btw.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte de volledige aankoopprijs inclusief btw, zoals is tenlastegelegd, als gift heeft ontvangen maar neemt aan dat hij bij de aankoop van de hefmast een btw-voordeel als gift heeft aangenomen.
Nu het aannemen van enkel het btw-voordeel niet aan verdachte ten laste is gelegd, wordt hij met betrekking tot dit onderdeel vrijgesproken.
Dakspanten
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte werd een offerte met nummer 15-546-1501193 van [naam B.V.] van 11 november 2015 aangetroffen, voor een totaalbedrag van € 20.290,- exclusief btw, met als referentie: “
Woning Frankrijk”. Deze offerte ziet op hout (spanten), arbeid en staalwerk en is gericht aan de heer [verdachte] . [117]
Bij deze doorzoeking werd tevens een orderbevestiging met hetzelfde nummer aangetroffen van 20 november 2015 die was gericht aan Batavia Infra B.V. t.a.v. de heer [naam 8] . Als referentie stond vermeld: “Werknummer 201514, werk Oospoort.” [118]
Op 20 november 2015 heeft [naam 8] in een e-mail aan [naam 16] van [naam B.V.] gevraagd om een “
factuur met werknummer 201514 werk Oospoort geleverde houten prefab bekisting”. Op 30 november schrijft [naam 8] aan [naam 16] : “
Hierbij de opdracht in de bijlage, graag wel vermelden op factuur zoals is Omschreven in de vorige mail”. [119]
Bij de doorzoeking bij Batavia Infra B.V. zijn drie termijnfacturen van [naam B.V.] aangetroffen gericht aan Batavia Infra B.V. Op deze facturen stond steeds vermeld: “
15-546-1501193 Werknr. 201514, werk Oospoort, houten prefab bekisting”. Op de 1e en 2e termijnnota is met de hand het werknummer veranderd in 201502. De facturen dateren van 14 december 2015 [120] , 17 december 2015 [121] en 27 januari 2016 [122] en zien op betaling van respectievelijk 10, 30 en 30 procent van de totale verkoopprijs, inclusief btw.
De factuur van de 4e termijn van 31 maart 2016 is later door de directeur van [naam B.V.] ten tijde van zijn verhoor bij de Rijksrecherche overhandigd en ziet op de laatste 30 procent van de verkoopprijs. [123]
De directeur van [naam B.V.] , [naam 17] , heeft verklaard dat verdachte bij zijn verkoper [naam 16] met een tekening of schets langs is gekomen van een woning. [naam 16] , die bij het verhoor aanwezig is, meent zich te herinneren dat het voor de woning van verdachte in Frankrijk was. [naam 16] kreeg op een bepaald moment te horen van verdachte dat zij de opdracht zouden krijgen van Batavia Infra B.V.. De vierde termijnnota gericht aan Batavia Infra B.V. van 31 maart 2016 is volgens een daarop geschreven aantekening op 14 april 2016 betaald. [124]
[naam 18] , directeur van Fourage & Transport heeft verklaard dat hij door verdachte was gevraagd om houten spanten naar Frankrijk te vervoeren. De spanten heeft hij opgehaald bij [naam B.V.] te [plaats] . Het transport heeft op 14 juni 2016 plaatsgevonden en op 15 juni 2016 is de vracht in Frankrijk gelost. [125] [126]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte de dakspanten als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de dakspanten met eigen geld in contanten aan [naam 8] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de offerte, de orderbevestigingen en termijnfacturen van [naam B.V.] dezelfde order voor dakspanten en toebehoren betreffen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze dakspanten voor verdachte zijn vervaardigd en naar zijn woning in Frankrijk zijn vervoerd. De vier facturen van [naam B.V.] zijn door Batavia infra B.V. voldaan. Op verzoek van [naam 8] is op de orderbevestigingen en de facturen in strijd met de waarheid vermeld dat het om een werkproject met werknummer 201514, werk Oospoort, zou gaan. Deze gang van zaken onderstreept dat sprake was van een ongeoorloofde gift aan verdachte die in de boekhouding van Batavia Infra B.V. moest worden gemaskeerd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij de levering van de dakspanten een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht. Dat verdachte het bedrag van de dakspanten exclusief btw contant heeft terugbetaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte dakspanten ter waarde van een bedrag van € 20.290,- exclusief btw als gift heeft aangenomen.
Transport Ytong-blokken en/of bouwmaterialen
Op 3 juni 2015 stuurt [naam 8] een e-mail aan [naam 18] van [transportbedrijf] met de gegevens voor een transport naar Frankrijk op 11 of 12 juni 2015. De factuur moet naar Batavia Infra B.V. met de vermelding ‘
Voor u verzorgd diversen transporten in Amsterdam’.
Op 5 juni 2015 laat [naam 18] aan [naam 8] weten dat hij overleg heeft gehad met ‘ [naam 8] ’. Het gaat om twee vrachten vanaf Almere naar Bussiere Gallant met blokken en tegels. [naam 8] antwoordt dezelfde dag dat hij akkoord is. [127]
[transportbedrijf] heeft een factuur d.d. 15 juni 2015 gezonden aan Batavia Infra B.V. met artikelomschrijvingen ‘
Transport Almere-Bussiere Gallant’voor in totaal € 3.509,- inclusief btw. [128] Tevens is er een factuur d.d. 18 juni 2015 voor hetzelfde bedrag, met artikelomschrijving ‘
Transport in Amsterdam verzorgd’. [129]
Op foto’s afkomstig van een inbeslaggenomen usb-stick in de woning van verdachte zijn in de map ‘foto’s huis [fotonummer] ’ pallets te zien met daarop een grote hoeveelheid in plastic verpakte Ytong-blokken. [130]
[naam 18] heeft verklaard dat hij op 10 juni 2015 Ytong-blokken voor [verdachte] heeft getransporteerd naar Frankrijk die daar op 11 juni 2015 zijn gelost. De rekening is gefactureerd aan Batavia Infra B.V. Het betrof een factuur van € 3.509,-, inclusief btw. [131]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten bewezen dat verdachte het transport van de Ytong-blokken en bouwmaterialen als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte het transport van de Ytong-blokken en bouwmaterialen met eigen geld in contanten aan [naam 8] heeft betaald, waarbij hij een btw-voordeel van 21% heeft genoten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot deze verdenking op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dat verdachte bij het vervoer van de Ytong-blokken en bouwmaterialen een btw-voordeel zou hebben gekregen heeft verdachte dus niet zelf naar voren gebracht. Dat verdachte het bedrag exclusief btw contant heeft betaald, vindt ook niet op een andere manier steun in het dossier. De rechtbank vindt hetgeen door de raadsman als alternatief scenario naar voren is gebracht daarom onaannemelijk. Zij acht op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het vervoer van de Ytong-blokken en bouwmaterialen ter waarde € 3.509,- inclusief btw als gift heeft aangenomen.
6.1.4.
Totale omvang van de door verdachte aangenomen giften
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte aangenomen giften zien op de volgende bedragen:
- € 5.445,- (vlonderplanken en onderbalken);
- € 5.384,50 (twee schuifpuien);
- € 5.958,04 (deurkozijn);
- € 1.784,75 (garagedeurkozijn);
- € 1.324,39 (21% btw keukenmeubelen);
- € 6.250,- (keukenapparatuur);
- € 3.677,50 (houtkachel);
- € 2.172,90 (tuinpalen en vlonderplanken);
- € 728,75 (21% btw Samsung televisie);
- € 20.290,- (dakspanten);
- € 3.509,- (transport Ytong-blokken en bouwmaterialen);
- € 4.277,35 (ladderlift);
- € 6.094,69 (isolatiemateriaal);
- € 605,- (technische 3D-tekening);
- € 439,95 (Festool mixer);
- € 1.003,62 (21% btw Ytong-blokken en blokkenlijm).
De totale omvang van de giften die verdachte heeft aangenomen ziet aldus op een bedrag van € 68.945,44.
6.1.5.
Is gelet op de omvang, aard en frequentie van de giften het doel geweest een voorkeursbehandeling van verdachte te krijgen?
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de omvang, aard en frequentie van de hiervoor onder 6.1.4. genoemde giften deze door de betrokken aannemers zijn gedaan met het kennelijke doel om een relatie met verdachte te doen ontstaan of te onderhouden waardoor zij van verdachte, in diens hoedanigheid van ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, een voorkeursbehandeling zouden krijgen. In de boekhouding van een aantal aannemers is ook te zien dat het voldoen van een factuur als gift voor verdachte wordt gekoppeld aan een projectnummer of -naam voor een project voor de gemeente Amsterdam. Verdachte wist van deze verwachting voor een voorkeursbehandeling, maar heeft deze giften niettemin aangenomen. Dat maakt de rechtbank op uit het feit dat verdachte in de periode dat hij de giften van de aannemers ontving ook een zakelijke relatie met hen had en gedurende een ruime periode vele giften heeft aangenomen.
6.1.6.
Is sprake van contra-indicaties?
Van contra-indicaties in de zin van een privérelatie met de aannemers, zeer beperkte zeggenschap over de aanbesteding van of een alternatieve verklaring is niet gebleken. Wel heeft de raadsman van verdachte een algemeen alternatief scenario naar voren gebracht.
De raadsman is van mening dat door het Openbaar Ministerie onvoldoende onderzoek is gedaan naar een alternatief scenario, inhoudende dat:
- er jegens verdachte een valse anonieme melding is gedaan door het TCI;
- de medeverdachten [naam 5] en [naam 8] onder invloed van hun eigen verdedigingspositie valselijk belastend tegen verdachte zijn gaan verklaren;
- verdachte over ruim voldoende contante middelen beschikte om de tenlastegelegde materialen en diensten contant aan te schaffen;
- verdachte bij de aanschaf van deze goederen slechts een btw-voordeel heeft genoten.
Door het Openbaar Ministerie zijn niet de noodzakelijke en voor de hand liggende onderzoekshandelingen verricht naar aanleiding van de door verdachte tijdens zijn eerste verhoren afgelegde verklaringen en is nagelaten om een groot aantal relevante getuigen te horen. Het onderzoek is niet integer uitgevoerd omdat het Openbaar Ministerie heeft nagelaten om relevant onderzoek te doen naar alle aspecten van de zaak en omdat verdachte de mogelijkheid is ontnomen om feiten ten behoeve van zijn verdediging boven water te krijgen. Verdachte is daardoor in zijn verdediging geschaad. Het onderzoek is niet naar behoren uitgevoerd waardoor het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officieren van justitie zijn van mening dat voor het door de raadsman naar voren gebrachte alternatief scenario geen enkel concreet aanknopingspunt is. De TCI-informatie wordt bevestigd door het onderzoek van de Rijksrecherche. Er is voorts geen aanleiding om te veronderstellen dat [naam 5] en [naam 8] valse verklaringen zouden hebben afgelegd. Bovendien is niet duidelijk naar welke stellingen van verdachte nader onderzoek had moeten worden gedaan. Verdachte heeft zich immers grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdenking dat verdachte de hem ten laste gelegde strafbare feiten heeft begaan is niet gebaseerd op de anonieme melding maar op de resultaten van het op basis van deze melding opgestarte onderzoek door de Rijksrecherche. De rechtbank acht een onderzoek naar de anonieme melder dan ook irrelevant voor de beoordeling van de onderhavige verdenking tegen verdachte.
De rechtbank constateert daarnaast dat de door [naam 5] en [naam 8] afgelegde verklaringen zeer belastend voor henzelf zijn, nu zij daarin immers toegeven dat zij, of de aan hen gelieerde bedrijven, giften aan verdachte hebben gedaan in de hoop daarmee hun werkzaamheden bij de gemeente Amsterdam te kunnen voortzetten of nieuwe opdrachten te verkrijgen. De stelling van de raadsman dat zij verdachte mogelijk valselijk hebben beschuldigd met het oog op hun eigen verdedigingspositie acht de rechtbank dan ook niet begrijpelijk. Bovendien levert het dossier ook buiten deze verklaringen voldoende belastend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank ziet ook niet in waarom het Openbaar Ministerie nader onderzoek had moeten doen naar het contante geld waarover verdachte volgens de raadsman destijds beschikte. Het had op de weg van verdachte gelegen om daarover te verklaren. Anders dan de raadsman het doet voorkomen, heeft verdachte alleen met betrekking tot de keukenmeubelen en de Samsung televisie verklaard dat hij een btw-voordeel heeft genoten van respectievelijk [naam 5] en [naam 8] en dus contant heeft terugbetaald. De rechtbank heeft verdachte in die verklaring gevolgd. Ten aanzien van de andere goederen heeft verdachte dit niet verklaard. De rechtbank ziet niet in waarom en op basis waarvan het Openbaar Ministerie nader onderzoek had moeten verrichten over de aanwezigheid van contant geld.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank dan ook niet dat een gebrek aan onderzoek naar het door de raadsman veronderstelde alternatief scenario aan een bewezenverklaring van de feiten in de weg zou staan. Het verweer wordt verworpen.
6.1.7.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen waar het betreft de volgende onderdelen:
-
Mercedes;
-
Dodge;
-
Hefmast Landreus.
Met betrekking tot de overige in de tenlastelegging opgenomen onderdelen acht de rechtbank telkens ambtelijke omkoping bewezen, op de wijze zoals hierna vermeld onder 7.
6.1.8.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van een aantal getuigen.
De officieren van justitie hebben verzocht de getuigenverzoeken af te wijzen.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de gevraagde getuigen af.

Anonieme melder. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen is de verdenking dat verdachte de hem ten laste gelegde strafbare feiten heeft begaan niet gebaseerd op de anonieme melding maar op de resultaten van het op basis van deze melding opgestarte onderzoek door de Rijksrecherche. De rechtbank acht een verhoor van deze anonieme melder dan ook niet relevant voor enige in deze strafzaak in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
 De raadsman wenst de getuigen
[naam 5]en
[naam 8]in de eerste plaats te horen over de vraag waarom zij dachten dat verdachte invloed zou kunnen uitoefenen op de gunning van opdrachten en de vraag waarom zij niet met leidinggevenden van verdachte contact hebben opgenomen in verband met hun onvrede over de manier waarop zij door verdachte werden behandeld. De raadsman wenst hen voorts te horen om hen te kunnen confronteren met het door de raadsman op de terechtzitting naar voren gebrachte alternatieve scenario, dat verdachte de kosten voor alle goederen minus de btw, heeft betaald.
De rechtbank ziet geen verdedigingsbelang om [naam 5] en [naam 8] te horen over de vraag waarom zij dachten dat verdachte invloed kon uitoefenen bij de gunning van werk en waarom zij niet naar de leidinggevende van verdachte zijn gegaan om zich over verdachte te beklagen. De rechtbank acht de beantwoording van deze vragen niet van belang voor enige in deze strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of verdachte in de positie was aannemers een voorkeursbehandeling te geven en de van de vraag of het kennelijke doel van de giften was die voorkeursbehandeling te krijgen immers niet de verklaringen van [naam 5] en [naam 8] laten meewegen of voor het bewijs gebruikt.
De rechtbank overweegt verder dat zij bij de keukenmeubelen en de Samsung-televisie tot een bewezenverklaring is gekomen die inhoudt dat verdachte in beide gevallen een btw-voordeel heeft ontvangen van respectievelijk [naam 5] en [naam 8] . Deze bewezenverklaringen zijn in lijn met de verklaringen van verdachte die hij destijds bij de politie heeft afgelegd. Met betrekking tot deze onderdelen van de tenlastelegging heeft de verdediging dus geen belang meer om deze getuigen te horen. Omdat de verklaringen van [naam 5] en [naam 8] , dat zij de kosten voor de betreffende goederen hebben voldaan, al buiten redelijke twijfel door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek zijn komen vast te staan, wijst de rechtbank het verzoek om hen te horen af.
Met betrekking tot de andere onder feit 1 en 2 opgenomen onderdelen is de rechtbank tot een bewezenverklaring gekomen zonder gebruikmaking van de (belastende) verklaringen van [naam 5] en [naam 8] voor het bewijs. Het horen van getuigen is dus in die zin niet van belang voor enige in deze strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Namens verdachte is een (ontlastend) alternatief scenario in de zin van een btw-constructie bepleit. Daarover heeft verdachte zelf niet verklaard. De Rijksrecherche en de rechtbank hebben verdachte daarover dus ook niet kunnen ondervragen. Ook [naam 5] en [naam 8] hebben niet verklaard over deze btw-constructies. Integendeel, zij hebben verklaard dat verdachte, behalve waar het de keukenmeubelen en de Samsung-televisie betreft, geen geld aan hen heeft terugbetaald. De verdediging heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd waarom deze getuigen a décharge zouden moeten worden gehoord..

[getuige 2]. De raadsman wenst deze getuige te horen omdat zij mogelijk relevante informatie zou kunnen prijsgeven over de bevoegdheden en werkzaamheden van verdachte.
De rechtbank acht onvoldoende gemotiveerd waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in deze strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Dat verdachte geen rol had bij aanbestedingen en gunningen is onbetwist. Uit het dossier kan voldoende worden afgeleid welke formele en feitelijke bevoegdheden verdachte vanuit zijn functie als toezichthouder wel had.

[getuige 3] .De raadsman wenst deze getuige onder andere te horen omdat hij zou kunnen verklaren over de kwaliteit van het door [naam 5] afgeleverde werk en over de vraag of [naam 5] of [naam 8] zich wel eens bij hem over verdachte hebben beklaagd.
De rechtbank acht het verhoor van deze getuige in redelijkheid niet van belang voor enige in deze strafzaak te nemen beslissing. De door de raadsman naar voren gebrachte onderwerpen waarover hij de getuige wenst te horen staan in een te ver verwijderd verband van hetgeen aan verdachte wordt verweten.

[naam 12] .De raadsman wenst deze getuige te horen omdat hij als voormalig directeur van de [naam fabriek] zou kunnen verklaren of hij door verdachte contant, al dan niet exclusief btw, is betaald voor het garagedeurkozijn.
De rechtbank constateert dat aan het verzoek tot het horen van deze getuige kennelijk ten grondslag ligt dat verdachte mogelijk het factuurbedrag van de garagedeur, al dan niet exclusief btw, contant aan [naam 12] heeft betaald.
Verdachte heeft echter niet verklaard dat hij contant geld aan [naam 12] heeft overhandigd, terwijl het dossier ook geen aanleiding geeft om dit te veronderstellen. Dit ‘alternatief scenario’ is pas door de raadsman ter zitting als mogelijkheid gepresenteerd. De rechtbank vindt het verzoek om deze getuige te horen onvoldoende gemotiveerd.

[getuige 4] .De raadsman wenst deze getuige te horen omdat hij jarenlang met zijn onderneming [naam B.V.] werk heeft verricht voor de gemeente en in dat kader over de bij hem bekende werkwijze van verdachte zou kunnen verklaren.
De rechtbank acht een verhoor van deze getuige niet van belang voor enige in deze strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechtbank acht niet aannemelijk dat hij iets relevants kan verklaren over de aan verdachte ten laste gelegde feiten.

De betreffende verbalisanten die betrokken zijn geweest bij de verhoren van [naam 9] en [naam medewerker 1] .Omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken voor de verdenking dat hij een Mercedes als gift heeft ontvangen, heeft de verdediging geen belang meer om deze verbalisanten te horen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
6.1.9.
Aangetroffen hoeveelheden MDMA in woning verdachte
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte werd een klein rechthoekig pakketje, te weten een dichtgevouwen wit papier in beslag genomen. Verdachte verklaarde ter plekke dat in deze wikkel MDMA zat. [132]
Bij deze doorzoeking werd tevens in een kluis in de slaapkamer van verdachte een plastic pot met daarin een witte poederachtige substantie inbeslaggenomen. Ook werd een plastic zak met eveneens een witte poederachtige substantie inbeslaggenomen. [133]
De dichtgevouwen papiertje, de plastic pot en de plastic zak werden met inhoud en al inbeslaggenomen onder de respectievelijke itemnummers 5151367, 5151365 en 5151372. [134]
De in beslag genomen goederen zijn onderzocht door het Laboratorium Forensische Opsporing. In het dichtgevouwen papiertje (5151367) zat 0,81 gram vuilwit poeder en brokjes van een materiaal bevattende MDMA. In de plastic pot (5151365) zat 265 gram vuilwit poeder van een materiaal bevattende MDMA. In de plastic zak (5151372) zat 194 gram crèmekleurig poeder van een materiaal bevattende MDMA. [135]
Verdachte heeft verklaard dat hij de MDMA in de plastic pot uit de kluis had geconfisqueerd van zijn zwagers omdat zij hun deel van de begrafeniskosten van zijn schoonmoeder niet hadden betaald. [136] Het dichtgevouwen papier met MDMA heeft hij gekregen van iemand. [137]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, met uitzondering van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij hij heeft opgemerkt dat verdachte de drugs alleen voorhanden heeft gehad en er nooit in heeft gehandeld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheden MDMA opzettelijk voorhanden heeft gehad. Van medeplegen is niet gebleken zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in voetnoten opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
in de periode vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van toezichthouder bij de dienst Beheer Openbare Ruimte (BOR) van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid, giften van
2. [naam 4] , in zijn hoedanigheid van bedrijfsleider bij [naam B.V.] , en
3. [naam 5] , in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam B.V.] en [naam B.V.] ,
te weten:
ad 2.
- vlonderplanken en onderbalken ter waarde van € 5.445,- inclusief btw van [naam B.V.] en
ad 3.
- twee schuifpuien van Handelsonderneming [naam VOF] ter waarde van € 5.384,50 inclusief btw en
- een deurkozijn van [naam fabriek] ter waarde van € 5.958.04 inclusief btw en
- een garagedeurkozijn van [naam fabriek] ter waarde van
€ 1.784,75 inclusief btw en
- een bedrag van € 1.324,39, zijnde 21% btw berekend over de aankoop van keukenmeubelen van Keukenwarenhuis ter waarde € 7.631,- inclusief btw en
- keukenapparatuur van Keukenloods B.V. ter waarde van ongeveer € 5.300,- inclusief btw en € 950,- inclusief btw en
- een houtkachel van [naam B.V.] ter waarde van € 3.677,50 inclusief btw
heeft aangenomen en/of gevraagd, wetende dat deze giften hem, verdachte gedaan werden telkens teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan het de bedrijven van de omkopers zouden worden gegund;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
in de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 8 maart 2016 in Nederland, als ambtenaar, te weten in zijn hoedanigheid van toezichthouder bij de dienst Beheer Openbare Ruimte (BOR) van de gemeente Amsterdam, althans in een ambtelijke hoedanigheid, giften van
1. [naam 8] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Batavia Infra B.V. en
2. [naam 4] in zijn hoedanigheid van bedrijfsleider bij [naam B.V.] en
3. [naam 5] in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam B.V.] en/of [naam B.V.] en
4. [naam 7] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Net Dienstverlening B.V. hodn Net Afbouw
te weten:
ad 1
.
- 26, tuinpalen en 32m2 vlonderplanken van Timberlane Outdoor Solutions met een totaalprijs van € 2.172,90 inclusief btw en
- een geldbedrag van € 728,75, zijnde de btw berekend over de aankoopprijs van een televisie van het merk Samsung, modelnummer [nummer] ter waarde van € 4.199,- inclusief btw en
- dakspanten van het bedrijf [naam B.V.] met een totaalbedrag van € 20.290,- exclusief btw en
- het transport van Ytong blokken en bouwmaterialen naar het buurtschap La Fenchie Bussiere-Galant in Frankrijk door [naam B.V.] ter waarde van € 3.509,- inclusief btw en
ad 2.
- een ladderlift van het merk GEDA lift 250 Comfort incl. onderdelen van All-up B.V. voor een prijs van € 4.277,35 inclusief btw en
ad 3.
- isolatiemateriaal van Isolatiegroothandel.nl ter waarde van € 6.094,89 inclusief btw en
- een technische 3D tekening van KG Solid Design ter waarde van € 605,- inclusief btw en
- een Festool mixer ter waarde van € 439,95 inclusief btw en
ad 4.
- een bedrag van € 1003,62, zijnde 21% btw berekend over de aankoop van Ytong blokken en blokkenlijm ter waarde van € 5.782,79 bij Xella Nederland B.V.
heeft aangenomen en/of heeft gevraagd, wetende dat deze giften hem, verdachte gedaan werden, telkens ten einde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, zodat in de toekomst op andere dan op zakelijke gronden opdrachten aan het de bedrijven van de omkopers zouden worden gegund;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
op 8 maart 2016 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van
265 gram poeder bevattende MDMA (uit een plastic pot) en
0,81 gram poeder bevattende MDMA (uit het dichtgevouwen witte
papiertje uit de zwarte tas) en
194 gram poeder bevattende MDMA (uit het plastic tasje).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

10.1.
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden.
10.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de lange duur van de strafzaak, waarvan verdachte veel stress ondervindt. Verdachte is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld en is bovendien al zwaar gestraft omdat hij zijn baan heeft verloren. Er kan daarom worden volstaan met een schuldigverklaring zonder straf of maatregel. Als de rechtbank hier niet in mee wil gaan, kan een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, worden opgelegd.
10.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in vijf jaar tijd ruim € 68.000,- voordeel gekregen van aannemers, die als doel hadden een voorkeursbehandeling te krijgen bij het verstrekken van stratenmakerswerk bij de gemeente Amsterdam. Verdachte heeft daarmee gedurende lange tijd en met hulp van vele personen schaamteloos zijn positie als ambtenaar misbruikt om zichzelf te verrijken. Verdachte lijkt hierin een initiërende rol te hebben gehad. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Door dit te initiëren heeft verdachte het aanzien en het vertrouwen in de integriteit van de gemeente Amsterdam ernstig geschaad. Voor het goed functioneren van het openbaar bestuur is het van essentieel belang dat het zuiver handelt. Dat is waarom hoge integriteits-eisen worden gesteld aan ambtenaren. De samenleving als geheel, en andere dan genoemde aannemersbedrijven in het bijzonder, moeten erop kunnen vertrouwen dat ambtenaren hun werk integer uitvoeren. Alleen dan kan sprake zijn van een gelijk speelveld voor alle partijen.
Door samen met de aannemers btw-constructies toe te passen heeft verdachte bovendien meegewerkt aan het misleiden van de fiscus. Verdachte kwam als privépersoon geen btw-korting toe, maar hij ging desondanks op zoek naar een manier om die btw-korting toch te krijgen. Verdachte vond in een aantal aannemers bondgenoten, die met boekhoudkundige misleiding een tijd lang onder de radar voordelen hebben uitgedeeld aan verdachte. Dat is een slinkse manier van doen, die oneerlijk is ten opzichte van iedereen die wel btw betaalt.
Bovendien heeft verdachte harddrugs in zijn bezit gehad, naar eigen zeggen als onderpand voor het terugbetalen van geld. Als verdachte daarmee dat bezit wilde goedpraten, vindt de rechtbank dat geen goed excuus. Bezit van harddrugs is in geen geval goed te keuren.
Verdachte heeft zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen. Daarom heeft de rechtbank geen inzicht in hoe hij nu terugkijkt op zijn handelen. De rechtbank vindt met name de omkoping ernstig. Daarom kan zij deze feiten in beginsel niet anders dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden sanctioneren. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de behandeling van de strafzaak lang op zich heeft laten wachten. Verdachte is in verband met de beschuldiging op 14 maart 2016 voor het eerst als verdachte gehoord. Deze datum kan worden beschouwd als het moment waarop de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is gestart. Verdachte heeft voor deze strafzaak niet in voorarrest gezeten. De strafzaak had daarom binnen 2 jaren moeten zijn afgedaan. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak vond echter pas plaats vanaf 1 november 2021, terwijl op 10 januari 2022 vonnis wordt gewezen. De redelijke termijn is daarom met ongeveer drie jaar en tien maanden overschreden. De lange duur van de vervolging is niet aan de verdediging te wijten, terwijl de ingewikkeldheid en omvang van de zaak de overschrijding slechts voor een klein deel rechtvaardigen. Dit dient in het voordeel van verdachte tot uitdrukking te komen in de hoogte van de straf. De rechtbank zal daarom de voor de feiten passend geachte gevangenisstraf van zes maanden met één maand verminderen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 363 en 363 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Wijst af het voorwaardelijk gedane verzoek tot het horen als getuigen van: de anonieme melder, [naam 5] , [naam 8] , [getuige 2] , [getuige 3] , [naam 12] , [getuige 4] en de verbalisanten die betrokken zijn geweest bij de verhoren van [naam 9] en [naam medewerker 1] .
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde, waar het betreft de
Mercedes,de
Dodgeen de
Ytong-blokken en blokkenlijm, en het onder 2 tenlastegelegde, waar het betreft de
hefmast Landreus, niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
telkens, als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of als ambtenaar een gift vragen, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
telkens, als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of als ambtenaar een gift vragen, teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 (vijf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2022.

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.
2.1609120710.DOC, blz. 101929
3.1609120708.DOC, blz. 101926
4.1609120711.DOC, blz. 101931 e.v.
5.1609120700.DOC, blz. 101902 e.v.
6.1609120701.DOC, blz. 101906 e.v.
7.1609120702.DOC, blz. 101909 e.v.
8.1609120705.DOC, blz. 101913 e.v.
9.1510081601.DOC, blz. 100729 e.v.
10.1503111401.DOC, blz. 100088 e.v.
11.1503111400.DOC, blz. 100086 e.v.
12.1611011010. [code]_Buitenhuis_Isolatiegroothandel, blz. 102154 e.v.
13.1509231646.DOC, blz. 100665 e.v.
14.1503111445.DOC, blz. 100106 e.v.
15.1503111444.DOC, blz. 100104 e.v.
16.1701101000.[code], blz. 102543 e.v.
17.1611171000.[verdachte], blz. 102360A e.v.
18.1603101210.[code], beslagdossier blz. 008061 e.v.
19.1603211439.[code], blz. 101150 e.v.
20.1603211439.[code], blz. 101152 e.v.
21.1603211439.[code], blz. 101154
22.1609070820.[code], beslagdossier blz. 008399 e.v.
23.1609061003.DOC, blz. 101822
24.1611141045.[code], blz. 102260 e.v.
25.1611171145.[verdachte], blz. 102366 e.v.
26.1701101000.[code], blz. 102543 e.v.
27.1602180955.[code], blz. 100989
28.1602190902.[code], blz. 100997
29.1602220933.[code], blz. 101009
30.1701101000.[code], blz. 102543 e.v.
31.1601211015.[code], blz. 100930 e.v.
32.1601271026.[code], blz. 100943
33.1608031433.DOC, blz. 101728 e.v.
34.1610261015.[code], blz. 102120 e.v.
35.1608031503.DOC, blz. 101738 e.v.
36.1509241549.[code], blz. 100680 e.v.
37.1604290846.[code], blz. 101376 e.v.
38.1603241152.DOC, blz. 101215
39.1610201027.[code], blz. 102043 e.v.
40.1609061704.DOC, blz. 101864
41.1610061430.DOC, blz. 101997 e.v.
42.1610100805.DOC, blz. 102004 e.v.
43.1610100804.DOC, blz. 102000 e.v.
44.1610201028.[code], blz. 102046 e.v.
45.1603170956.[code], blz. 101094
46.1609121415.DOC, blz. 101958
47.1610110815.[code]-[verdachte]- [naam VOF] -126nd, blz. 102007
48.1603171322.DOC, blz. 101097 e.v.
49.1610061314.[code], blz. 101994 e.v.
50.1510201402.DOC, blz. 100844 e.v.
51.1609201430.DOC, blz. 101974
52.1609211351.[code], blz. 101985 e.v.
53.1608021005.DOC, blz. 101694 e.v.
54.1611011135.[code]_[code], blz. 102161 e.v.
55.1609121011.DOC, blz. 101943 e.v.
56.1609121010.DOC, blz. 101942
57.1609211351.[code], blz. 101985 e.v.
58.1603171347.DOC, blz. 101101 e.v.
59.1512091111.DOC, blz. 100896 (in het bijzonder blz. 100903)
60.1611011135.[code]_[code], blz. 102161 e.v..
61.1603170948.[code], blz. 101048 e.v. (in het bijzonder blz. 101050)
62.1603170948.[code], blz. 101048 e.v. (in het bijzonder blz. 101051)
63.1609121100.DOC, blz. 101955
64.1609211202.[code], blz. 101976 e.v.
65.1604141020.[verdachte], blz. 101300 e.v. (in het bijzonder blz. 101318 e.v.)
66.1603170947.[code], blz. 101047
67.1603170948.[code], blz. 101048
68.Beslagdossier, blz. 008054
69.1609121330.DOC, blz. 101956
70.1609121331.DOC, blz. 101957
71.1609151519.[code], blz. 101970
72.1603170953.[code], blz. 101087
73.1609120840.DOC, blz. 101941
74.1609211401.[code], blz. 101989 e.v.
75.1603171357.DOC, blz. 101106 e.v.
76.1603171407.DOC, blz. 101108 e.v.
77.1603170951.[code], blz. 101078
78.1609141200.DOC, blz. 101961
79.1604251517.[code], blz. 101363 (in het bijzonder blz. 101370)
80.1603171356.DOC, blz. 101103 e.v.
81.1609211344.[code], blz. 101982 e.v.
82.1601191301.[code], blz. 100926 e.v.
83.1608020939.DOC, blz. 101692 e.v.
84.1603170955.[code], blz. 101093
85.1609141320.DOC, blz. 101962
86.1609211338.[code], blz. 101979
87.1601211015.[code], blz. 100930 e.v.
88.1601270909.[code], blz. 100942
89.1601271026.[code], blz. 100943
90.beslagdossier blz. 008069, 008552 e.v.
91.1603231306.DOC, blz. 101187 e.v. (in het bijzonder blz. 101191)
92.1702200810.[code] (B.01.01.004.002), beslagdossier, blz. 008791 e.v.
93.1603181342.[code], blz. 101124 e.v.
94.1603181344.[code], blz. 101133
95.1609071006.DOC, blz. 101892
96.1609071006.DOC, blz. 101892
97.1609071008.DOC, blz. 101895 e.v.
98.1609071011.DOC, blz. 101901
99.1609071009.DOC, blz. 101898 e.v. en 1609071010.DOC, blz. 101900
100.1603171407.DOC, blz. 101108 e.v.
101.1610261015.[code], blz. 102120 e.v.
102.1603181343.[code], blz. 101131
103.1607111457.DOC, blz. 101671 e.v.
104.1607111457.DOC, blz. 101671 e.v. (in het bijzonder ING overzicht, blz. 101678)
105.1606291500.DOC, blz. 101556
106.1607111457.DOC, blz. 101671 e.v. (in het bijzonder blz. 101673 e.v.)
107.1607111457.DOC, blz. 101671 e.v. (in het bijzonder blz. 101677)
108.1602181459.[code], blz. 100991
109.1602181819.[code], blz. 100992
110.1602241201.[code], blz. 101034 e.v.
111.1602250908.[code], blz. 101037 e.v.
112.1603221155.DOC, blz. 101180
113.1602261012.DOC, blz. 101041
114.1603211020.[code], blz. 101147 e.v.
115.1610111000 [verdachte]_[code], blz. 102008 e.v.
116.1701111450.[code], blz. 102590 e.v.
117.1603301440.DOC, blz. 101221 e.v.
118.1603170950.[code], blz. 101072 e.v.
119.1607191105.DOC, blz. 101685
120.1606081000.DOC, blz. 101458
121.1606081000.DOC, blz. 101459
122.1606081001.DOC, blz. 101460
123.1607191106.DOC, blz. 101691
124.1607191100.[code], blz. 101679 e.v.
125.1608111600.[code], blz. 101776 e.v.
126.1608111603.DOC, 101792 e.v.
127.1608111601.DOC, blz. 101780 e.v.
128.1608111602.DOC, blz. 101787
129.1608111602.DOC, blz. 101789
130.1603171407.DOC, blz. 101108 e.v.
131.1608111600.[code], blz. 101776 e.v.
132.1603080700.[code], blz. 500012 e.v.
133.1603091300.[code], blz. 500014 e.v.
134.1603101230.DOC, blz. 500017
135.1603141804.[code], blz. 500022
136.1604141020.[verdachte], blz. 500025 e.v. (in het bijzonder blz. 500041)
137.1611171348.[verdachte], blz. 500048 e.v.