3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Overlevering wordt gevraagd op grond van een verzamelvonnis waarbij de duur van de bij die vonnissen opgelegde straffen gewijzigd is en aan de opgeëiste persoon een nieuwe, samengestelde straf is opgelegd. Dit verzamelvonnis is gebaseerd op de onderliggende vonnissen 1 en 2 waarin definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon. Zowel het verzamelvonnis als de onderliggende vonnissen 1 en 2 zijn daarom relevant voor de toetsing aan artikel 12 OLW.
Bij bericht van 23 juni 2022 waarbij het EAB werd aangeboden berichtten de Poolse autoriteiten:
Please be advised that [opgeëiste persoon] was conditionally released from prison but his sentence was activated by virtue of a decision of the Circuit Court in Katowice of 11th September 2017 (reference VIII Kow 2990/17).
During the proceedings before the Circuit Court in Katowice (reference V K 1/10) which resulted in the judgment of 10th December 2010, [opgeëiste persoon] was represented by the defence counsel of his choice. The defence counsel appeared at the trial during which the judgment was rendered.
During the proceedings before the Katowice-Zachód District Court in Katowice (reference VIU K 1240/10), which resulted in the judgment of 15th November 2010, [opgeëiste persoon] was not represented by a defence counsel.
Vervolgens berichtten de Poolse autoriteiten op 8 juli 2022;
Please be advised that during the proceedings before the Katowice-Zachód District Court in Katowice (reference: VIII K 1240/10) which resulted in the judgment of 15th November 2010, the above named individual was duly summoned to appear in court for the trial; however, he did not collect the correspondence within the prescribed time limit. As a result. the correspondence was returned to the court.
The notification was sent to the address provided by [opgeëiste persoon].
The above named individual was served with a copy of the judgment and with the instructions informing him of the right to an appeal. However, he did not collect the correspondence within the prescribed time limit. As a result, the correspondence was returned to the court. A copy of the judgment and the instructions were sent to the address provided by [opgeëiste persoon].
During the pre-trial proceedings he was informed of the obligation to notify the relevant authorities of any change of his address and of the consequences of failure to do so in accordance with Article 139 of the Polish Code of Criminal Procedure. During the court proceedings the above mentioned instructions were sent to him together with the summons requiring him to appear in court for the trial.
Deze informatie werd bij bericht van 13 juli 2022 nader aangevuld:
Please be advised that in the proceedings before the Circuit Court in Katowice (reference V K 8/14), which resulted in the cumulative judgment of 31st March 2014, the defence counsel was appointed ex officio by virtue of a court ruling. Therefore, the defence counsel did not act under a mandate. The court ruling was served upon the above named in person (he received itin his hands).As a result, he could freely contact the defence counsel appointed for him by the court.
The notification of the date of the trial was served upon [opgeëiste persoon] in person (he receivedit personally in his hands).
[opgeëiste persoon] was also served in person with a copy of the judgment and theinstructionsinforming him of the possibility of appealing against the judgment, of the way in which he can do it and of the possibility of participating in the appellate proceedings (he received the judgment and the instructions personallyin his hands).
Het verzamelvonnis
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het verzamelvonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft twijfels geuit of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrecht in genoemde procedure heeft kunnen uitoefenen. Uit de aanvullende informatie vanuit Polen van 13 juli 2022 blijkt dat de advocaat niet door hem was gemachtigd en het woord daarom niet heeft kunnen voeren. Voorts zou uit die aanvullende informatie blijken dat de oproeping en het vonnis persoonlijk aan de opgeëiste persoon zijn overhandigd. Dit staat echter haaks op de informatie in het EAB. Daarin werd namelijk gerefereerd aan artikel 139 van het Poolse wetboek, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft gesteld dat bij het verzamelvonnis aan alle voorwaarden van artikel 12 OLW is voldaan. Uit de aanvullende informatie van 13 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon voor de zitting is opgeroepen, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt met de officier van justitie vast dat uit de aanvullende informatie van 13 juli 2022 vanuit Polen blijkt dat de oproeping voor de zitting in persoon aan de opgeëiste persoon is uitgereikt. Daarmee doet de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 sub a OLW zich voor, zodat ten aanzien van het verzamelvonnis de weigeringsgrond als bedoeld in dit artikel niet van toepassing is. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman beweert, in het EAB geen verwijzing naar artikel 139 van het Poolse wetboek.
Vonnissen 1 en 2
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon, blijkens de verstrekte aanvullende informatie vanuit Polen, niet in persoon is verschenen bij de processen die tot de vonnissen 1 en 2 hebben geleid.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat zich geen problemen voordoen met betrekking tot het aanwezigheidsrecht bij deze onderliggende vonnissen.
De officier van justitie stelt zich met betrekking tot vonnis 1 op het standpunt dat uit de aanvullende informatie van 8 juli 2022 vanuit Polen blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek instructies heeft gekregen dat hij eventuele adreswijzigingen moest doorgeven, zodat hij bereikbaar zou zijn voor de oproepingen. Het was aan hem dit te doen. Zijn verdedigingsrecht is niet geschonden, zodat van weigering kan worden afgezien. De officier van justitie heeft in dit verband gewezen op een uitspraak van deze rechtbank van 18 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3253. In de zaak die tot vonnis 2 heeft geleid, is de opgeëiste persoon vertegenwoordigd door de advocaat van zijn keuze, aldus de officier van justitie. De rechtbank stelt ten aanzien van het onderliggende vonnis 1 vast dat de opgeëiste persoon niet alleen niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar ook dat dit vonnis - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang. Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 8 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek zijn adres heeft opgegeven. Hij is er bij die gelegenheid op gewezen dat hij eventuele adreswijzigingen aan de autoriteiten moest doorgeven, zodat hij bereikbaar zou zijn voor oproepingen. Hij is bovendien gewezen op de consequenties, wanneer hij aan die verplichting niet zou voldoen.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat een strafrechtelijke procedure tegen hem liep en dat hij op zijn minst genomen onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren, omdat de overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon heeft uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.
Uit aanvullende informatie van 23 juni 2022 blijkt verder ten aanzien van het onderliggende vonnis 2 dat de opgeëiste persoon op de zitting was vertegenwoordigd door de advocaat van zijn keuze. Het blijkt niet dat deze advocaat ook gemachtigd was de verdediging te voeren, maar gelet op het voorgaande was de opgeëiste persoon kennelijk op de hoogte van de procedure en is hij op zijn minst genomen onzorgvuldig geweest. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren, omdat de overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon heeft uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.