ECLI:NL:RBAMS:2022:5066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
13/752243-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot de identiteit en rechtsgang van de opgeëiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice op 21 oktober 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991, heeft een vrijheidsstraf van drie jaar opgelegd gekregen, waarvan nog elf maanden en vier dagen resteren.

Tijdens de openbare zitting op 14 juli 2022 werd de vordering behandeld. De opgeëiste persoon was bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de processen die hebben geleid tot de onderliggende vonnissen, maar dat hij wel op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure tegen hem. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) onderzocht, maar heeft geconcludeerd dat de overlevering niet in strijd is met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid van de feiten onderzocht en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, illegale handel in verdovende middelen, op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752243-19
RK nummer: 22/2789
Datum uitspraak: 28 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 oktober 2019 door
the Circuit Court in Katowice, V Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 juli 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap A Joe namens mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een enforceable judgement: cumulative judgment of the Circuit Court in Katowice of 31st March 2014, reference V K 8/14 (hierna: het verzamelvonnis van 31 maart 2014), which became final and valid on 8th April 2014, including the following separate judgments:
Judgement of the Katowice-Zachód District Court in Katowice of 15th November 2010, reference VIII K 1240/10 (hierna: vonnis 1);
Judgment of the Circuit Court in Katowice of 10th December 2010, reference V K 1/10 (hierna: vonnis 2).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog elf maanden en vier dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Overlevering wordt gevraagd op grond van een verzamelvonnis waarbij de duur van de bij die vonnissen opgelegde straffen gewijzigd is en aan de opgeëiste persoon een nieuwe, samengestelde straf is opgelegd. Dit verzamelvonnis is gebaseerd op de onderliggende vonnissen 1 en 2 waarin definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon. Zowel het verzamelvonnis als de onderliggende vonnissen 1 en 2 zijn daarom relevant voor de toetsing aan artikel 12 OLW.
Bij bericht van 23 juni 2022 waarbij het EAB werd aangeboden berichtten de Poolse autoriteiten:
Please be advised that [opgeëiste persoon] was conditionally released from prison but his sentence was activated by virtue of a decision of the Circuit Court in Katowice of 11th September 2017 (reference VIII Kow 2990/17).
During the proceedings before the Circuit Court in Katowice (reference V K 1/10) which resulted in the judgment of 10th December 2010, [opgeëiste persoon] was represented by the defence counsel of his choice. The defence counsel appeared at the trial during which the judgment was rendered.
During the proceedings before the Katowice-Zachód District Court in Katowice (reference VIU K 1240/10), which resulted in the judgment of 15th November 2010, [opgeëiste persoon] was not represented by a defence counsel.
Vervolgens berichtten de Poolse autoriteiten op 8 juli 2022;
Please be advised that during the proceedings before the Katowice-Zachód District Court in Katowice (reference: VIII K 1240/10) which resulted in the judgment of 15th November 2010, the above named individual was duly summoned to appear in court for the trial; however, he did not collect the correspondence within the prescribed time limit. As a result. the correspondence was returned to the court.
The notification was sent to the address provided by [opgeëiste persoon].
The above named individual was served with a copy of the judgment and with the instructions informing him of the right to an appeal. However, he did not collect the correspondence within the prescribed time limit. As a result, the correspondence was returned to the court. A copy of the judgment and the instructions were sent to the address provided by [opgeëiste persoon].
During the pre-trial proceedings he was informed of the obligation to notify the relevant authorities of any change of his address and of the consequences of failure to do so in accordance with Article 139 of the Polish Code of Criminal Procedure. During the court proceedings the above mentioned instructions were sent to him together with the summons requiring him to appear in court for the trial.
Deze informatie werd bij bericht van 13 juli 2022 nader aangevuld:
Please be advised that in the proceedings before the Circuit Court in Katowice (reference V K 8/14), which resulted in the cumulative judgment of 31st March 2014, the defence counsel was appointed ex officio by virtue of a court ruling. Therefore, the defence counsel did not act under a mandate. The court ruling was served upon the above named in person (he received itin his hands).As a result, he could freely contact the defence counsel appointed for him by the court.
The notification of the date of the trial was served upon [opgeëiste persoon] in person (he receivedit personally in his hands).
[opgeëiste persoon] was also served in person with a copy of the judgment and theinstructionsinforming him of the possibility of appealing against the judgment, of the way in which he can do it and of the possibility of participating in the appellate proceedings (he received the judgment and the instructions personallyin his hands).
Het verzamelvonnis
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het verzamelvonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft twijfels geuit of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrecht in genoemde procedure heeft kunnen uitoefenen. Uit de aanvullende informatie vanuit Polen van 13 juli 2022 blijkt dat de advocaat niet door hem was gemachtigd en het woord daarom niet heeft kunnen voeren. Voorts zou uit die aanvullende informatie blijken dat de oproeping en het vonnis persoonlijk aan de opgeëiste persoon zijn overhandigd. Dit staat echter haaks op de informatie in het EAB. Daarin werd namelijk gerefereerd aan artikel 139 van het Poolse wetboek, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft gesteld dat bij het verzamelvonnis aan alle voorwaarden van artikel 12 OLW is voldaan. Uit de aanvullende informatie van 13 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon voor de zitting is opgeroepen, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt met de officier van justitie vast dat uit de aanvullende informatie van 13 juli 2022 vanuit Polen blijkt dat de oproeping voor de zitting in persoon aan de opgeëiste persoon is uitgereikt. Daarmee doet de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 sub a OLW zich voor, zodat ten aanzien van het verzamelvonnis de weigeringsgrond als bedoeld in dit artikel niet van toepassing is. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman beweert, in het EAB geen verwijzing naar artikel 139 van het Poolse wetboek.
Vonnissen 1 en 2
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon, blijkens de verstrekte aanvullende informatie vanuit Polen, niet in persoon is verschenen bij de processen die tot de vonnissen 1 en 2 hebben geleid.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat zich geen problemen voordoen met betrekking tot het aanwezigheidsrecht bij deze onderliggende vonnissen.
De officier van justitie stelt zich met betrekking tot vonnis 1 op het standpunt dat uit de aanvullende informatie van 8 juli 2022 vanuit Polen blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek instructies heeft gekregen dat hij eventuele adreswijzigingen moest doorgeven, zodat hij bereikbaar zou zijn voor de oproepingen. Het was aan hem dit te doen. Zijn verdedigingsrecht is niet geschonden, zodat van weigering kan worden afgezien. De officier van justitie heeft in dit verband gewezen op een uitspraak van deze rechtbank van 18 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3253. In de zaak die tot vonnis 2 heeft geleid, is de opgeëiste persoon vertegenwoordigd door de advocaat van zijn keuze, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt ten aanzien van het onderliggende vonnis 1 vast dat de opgeëiste persoon niet alleen niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar ook dat dit vonnis - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang. Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 8 juli 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek zijn adres heeft opgegeven. Hij is er bij die gelegenheid op gewezen dat hij eventuele adreswijzigingen aan de autoriteiten moest doorgeven, zodat hij bereikbaar zou zijn voor oproepingen. Hij is bovendien gewezen op de consequenties, wanneer hij aan die verplichting niet zou voldoen.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat een strafrechtelijke procedure tegen hem liep en dat hij op zijn minst genomen onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren, omdat de overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon heeft uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.
Uit aanvullende informatie van 23 juni 2022 blijkt verder ten aanzien van het onderliggende vonnis 2 dat de opgeëiste persoon op de zitting was vertegenwoordigd door de advocaat van zijn keuze. Het blijkt niet dat deze advocaat ook gemachtigd was de verdediging te voeren, maar gelet op het voorgaande was de opgeëiste persoon kennelijk op de hoogte van de procedure en is hij op zijn minst genomen onzorgvuldig geweest. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren, omdat de overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon heeft uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit a in vonnis 2 waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten in vonnis 1 en onder b in vonnis 2 niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de Kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een aan hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Wat betreft de eerstgenoemde voorwaarde geldt dat volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank een duurzaam verblijfsrecht als Unieburger niet hoeft te worden aangetoond door middel van overlegging van een verblijfsdocument; dit kan ook met het aantonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat aan de eerste voorwaarde is voldaan. Hoewel de opgeëiste persoon niet steeds stond ingeschreven, blijkt uit de stukken dat hij hier wel degelijk verbleef. Een Unieburger hoeft niet te zijn ingeschreven, aanwezigheid op het grondgebied levert al rechten op. De raadsman heeft op voorhand stukken aan de rechtbank doen toekomen, te weten een huurovereenkomst van de partner van de opgeëiste persoon, waar hij zijn onderkomen heeft, en belastingaangiften over de jaren 2017 tot en met 2021. Dat de opgeëiste persoon sommige jaren slechts periodes heeft gewerkt, hoeft aan gelijkstelling niet in de weg te staan, aldus de raadsman. Voorts zijn een BTW-bericht van 25 februari 2022, een vaststelling belastingplicht van 21 februari 2022 en een uittreksel van de Kamer van Koophandel, betreffende een eenmanszaak, startend op 14 februari 2022, door de raadsman ingezonden.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting aangevuld dat hij sinds vier maanden een eigen bedrijf heeft en in de tijd daarvoor heeft gewerkt voor uitzendbureaus.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat een ononderbroken rechtmatig verblijf gedurende vijf jaren niet is aangetoond. De opgeëiste persoon is pas ingeschreven sinds 7 juni 2021 en daarvoor niet. Verblijf en voldoende inkomen zijn cumulatieve vereisten. Er zijn slechts belastingaangiftes overgelegd, alle in juni 2022 uitgeprint. Belastingaanslagen zijn er niet en gegevens over 2022 ontbreken. De officier van justitie heeft erop gewezen dat hiermee geen sprake is van objectieve gegevens die een rechtmatig verblijf in de afgelopen vijf jaar aantonen.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging niet met objectieve gegevens aangetoond dat sprake is van ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland gedurende vijf jaren. Het is de rechtbank bekend dat Poolse werknemers die via een uitzendbureau werken zich niet kunnen inschrijven op het adres waarop het uitzendbureau hen huisvest. Het verblijf zou echter ook op andere wijze kunnen worden aangetoond met (bijvoorbeeld) loonstroken met adressen waar de opgeëiste persoon heeft verbleven, verklaringen van uitzendbureaus over huisvesting of bankafschriften waaruit blijkt dat de dagelijkse boodschappen in die jaren in Nederland werden gedaan of andere bewijsstukken waarmee wordt aangetoond dat de opgeëiste persoon in die periode daadwerkelijk onafgebroken in Nederland heeft verbleven. Dit alles ontbreekt.
Datzelfde geldt voor de belastingstukken. De beslissingen die door de belastingdienst zijn genomen op de aangiftes die zijn overgelegd ontbreken zodat de rechtbank slechts beschikt over de enkele eigen aangiftes
Aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander is daarom niet voldaan. Dit betekent dat de rechtbank aan toetsing van de tweede voorwaarde niet toekomt.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Circuit Court in Katowice, V Penal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.