ECLI:NL:RBAMS:2022:5034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
13/113336-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot Spaanse detentieomstandigheden en genoegzaamheidsverweer

Op 26 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Spanje was uitgevaardigd. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 13 mei 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de nodige waarborgen voor zijn terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling in Spanje beoordeeld. De verdediging voerde aan dat het EAB niet voldeed aan de eisen van genoegzaamheid, maar de rechtbank oordeelde dat de beschrijving van de feiten in het EAB voldoende was om de overlevering te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Spanje in overweging genomen, maar oordeelde dat er geen nieuwe, objectieve informatie was die zou wijzen op een reëel gevaar voor onmenselijke behandeling van de opgeëiste persoon. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan de wettelijke vereisten was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/113336-22
RK nummer: 22/2525
Datum uitspraak: 26 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 mei 2022 door de
Court of Instruction no. 4 of Pamplona Navarre(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (El Salvador) op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 juli 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Claassen als waarnemer voor mr. R. Tetteroo, beiden advocaat te Schiedam en door een tolk in de Spaanse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij onder meer de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judicial detention order,uitgevaardigd door
judge number 4 of Pamplona op 6 mei 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Spaans recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de omschrijving van het feit niet voldoet aan de eisen van genoegzaamheid. Uit het EAB blijken geen feiten en omstandigheden waaruit kan worden geconcludeerd dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is, omdat uit het EAB een pleegplaats, een pleegdatum en de rol van de opgeëiste persoon blijkt.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
Uit het EAB onder onderdeel E) blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht op 24 april 2022 van Rotterdam naar Zaragoza (Spanje) heeft gereisd met precursoren voor het vervaardigen van drugs, waarmee later in ieder geval 64 kilogram cocaïne is geproduceerd. De rol van de opgeëiste persoon wordt in het A-formulier omschreven als dader. Daarmee is duidelijk waarvoor de overlevering wordt gevraagd en is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de hiervoor genoemde eisen, zodat het specialiteitsbeginsel is gewaarborgd.
De rechtbank overweegt nog dat, afgezien van een beschrijving van de feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, het EAB niet de gronden van de verdenking hoeft te bevatten.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
judge number 4 of Pamplona/
Iruñaheeft op 29 juni 2022 de volgende garantie gegeven:
Magistrate of the Examining Magistrate's Court number 4 of Pamplona, in relation to the European Arrest Warrant issued on 6 May 2022 against the Dutch citizen [opgeëiste persoon] and in accordance with what was agreed on this same date following the report of the Public Prosecutor, I hereby inform the competent authorities of the Netherlands that [opgeëiste persoon] (pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the European arrest warrant (2002/584/JHA)) has been granted a guarantee of return by which he will be returned to the Netherlands to serve the custodial sentence that may be pronounced against him in Spain, ensuring that in case the wanted person after the surrender is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Spain, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: Spaanse detentieomstandigheden

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, nu uit het CTP rapport van 9 november 2021 blijkt dat de detentieomstandigheden in Spanje ondermaats zijn. Hoewel door de betreffende autoriteiten is toegezegd dat er een reorganisatie van het detentiewezen zal plaatsvinden, is dat niet voldoende om er zeker van te zijn dat de grondrechten van de opgeëiste persoon niet zullen worden geschonden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen nieuwe informatie door de raadsman is overgelegd over de Spaanse detentieomstandigheden op basis waarvan de overlevering, anders dan voorheen, nu zou moeten worden geweigerd.
Oordeel van de rechtbank
In haar uitspraak van 14 april 2022 [1] heeft de rechtbank – kort gezegd – geoordeeld dat, hoewel het CTP rapport reden geeft tot zorg, zij op basis daarvan en aan de hand van de reactie van de Spaanse regering op het CTP rapport geen algemeen gevaar aanneemt ten aanzien van de Spaanse detentie-instellingen.
De raadsman heeft geen nieuwe, objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte informatie overgelegd op basis waarvan de rechtbank tot een ander oordeel komt. Gelet daarop komt de rechtbank niet toe aan de vraag of voor deze opgeëiste persoon een reëel gevaar voor onmenselijke behandeling in detentie bestaat na zijn overlevering.
De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Court of Instruction no. 4 of Pamplona Navarre(Spanje) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.