ECLI:NL:RBAMS:2022:5029

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/710444 / HA ZA 21-1031
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van overeenkomsten tussen professionele partijen met recente Haviltex-toepassing

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser] en de besloten vennootschappen NEDVEST CAPITAL MANAGEMENT B.V., NEDVEST CARRY & CO-INVEST GP B.V. en UNO SUMUS ANIMO C.V. over de uitleg van overeenkomsten en de gevolgen daarvan voor de rechten van [eiser] als Limited Partner in de vennootschap USA. De rechtbank heeft op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het vonnis is gewezen in het kader van een civiele procedure. De procedure is gestart door [eiser] die vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagden, waarbij hij onder andere de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst (VSO) wenst te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door de VSO en de Limited Partnership Agreement (LPA). De rechtbank heeft geoordeeld dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] met Nedvest Management geen directe gevolgen heeft voor zijn rechten als Limited Partner in USA, zoals vastgelegd in de LPA en de Side Letter. De rechtbank heeft geconcludeerd dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot een andere uitleg van de VSO kunnen leiden. De vorderingen van [eiser] zijn integraal afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/710444 / HA ZA 21-1031
Vonnis bij vervroeging van 31 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.M.J. Hendrix te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDVEST CAPITAL MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDVEST CARRY & CO-INVEST GP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de commanditaire vennootschap
UNO SUMUS ANIMO C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. C. Boersma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , Nedvest Management, Nedvest Carry en USA worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk Nedvest c.s. (in vrouwelijk enkelvoud) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 november 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijk eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met een productie,
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022 waarin een mondelinge behandeling is gelast,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 augustus 2022, en de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Nedvest c.s. maakt deel uit van een aantal ondernemingen die zich bezighouden met investeren in Nederlandse bedrijven.
2.1.1.
Aan de top van deze ondernemingen staat de stichting Aut Viam Inveniam aut Ficiam (verder: STAK AVIAF). Deze stichting wordt bestuurd door [naam 1] en [naam 2] . STAK AVIAF is 100% aandeelhouders en bestuurder van Nedvest Capital B.V.
2.1.2.
Nedvest Capital B.V. is medebestuurder van Nedvest Management.
2.1.3.
Nedvest Management is bestuurder van Nedvest Carry.
2.1.4.
Nedvest Carry is beherend vennoot van USA.
2.1.5.
USA is stille vennoot van Nedvest Fund 1 C.V. (verder: Fonds 1) en Nedvest Fund 2 C.V. (verder: Fonds 2), de daadwerkelijke investeringsfondsen van Nedvest c.s.
2.2.
USA heeft op basis van een Limited Partnership Agreement (op 7 februari 2014 aangepast, verder: de LPA) een zogenaamde Carried Interest in Fondsen 1 en 2. De LPA is gesloten tussen Nedvest Carry als ‘General Partner’ (of beherend vennoot) en de toetredende stille vennoten (of ‘Limited Partners’).
2.3.
In de LPA is opgenomen:
“(…)
1.1
Definitions
(…)
Active Partnersshall mean all Partners other than any Inactive Partners.
(…)
Capital Contributionshall mean, with respect to any Partner, the amount of capital contributed buy such Partner to the Partnership [USA, rb] pursuant to Clause 6, taking into account any adjustments from time tot time in accordance with this Agreement.
Carried Interest Percentageshall have the meaning set forth in Clause 6.3.
Carried Interest Proceedsshall mean distributions received by the Partnership from the Fund (…).
(…)
Fair Market Valueshall mean (i) the fair market value of an interest in the Partnership of an Inactive Partner as determined reasonably by the General Partner [Nedvest Carry, rb], or (ii) if the Inactive Partner disputes the fair market value as determined by the General Partner under (i), the fair market value as determined by an independent valuer selected reasonably by the General Partner (…).
(…)
Fundshall mean Nedvest Fund 1 C.V. (…).
(…)
General Partnershall mean Nedvest Carry B.V. (…)
(…)
Inactive Partnershall have the meaning set forth in Clause 10.1
(…)
Limited Partnershall mean the Persons admitted as limited partners of the Partnership (…).
(…)
Termination not for Causeshall mean the termination of such Limited Partner’s employment with or performing services for the Manager and/or its Affiliates that is not a Voluntary Resignation or a Termination for Cause.
(…)
Unvested Carried Interest Percentageshall mean:
(a) 100% of the Carried Interest Percentage during the period commencing on the Initial Closing of the Fund and ending on 1st anniversary of the date on the Initial Closing of the Fund;
(b) 86,67% of the Carried Interest Percentage during the period commencing on the Initial Closing of the Fund and ending on 2nd anniversary of the date on the Initial Closing of the Fund;
(c) 73,34% of the Carried Interest Percentage during the period commencing on the Initial Closing of the Fund and ending on 3rd anniversary of the date on the Initial Closing of the Fund;
(d) 60,01% (…) period (…) ending on 4th anniversary (…);
(e) 46,68% (…) period (…) ending on 5th anniversary (…);
(f) 33,35% (…) period (…) ending on 6th anniversary (…);
(g) 20% (…) period (…) ending on 7th anniversary (…);
(h) 18% (…) period (…) ending on 8th anniversary (…);
(i) 16% (…) period (…) ending on 9th anniversary (…);
(j) 14% (…) period (…) ending on 10th anniversary (…);
(k) 0% of the Carries Interest Percentage after the 10th anniversary of the date of the Initial Closing of the Fund.
(…)
6.2
Capital Contributions
6.2.1
Each Limited Partner has made or shall make (…) a capital contribution to the Partnership (…). Upon any distribution to the Partnership (…) such returned amount shall be distributed to the Limited Partners pro rate to their Carried Interest Percentages. (…).
(…)
6.3
Sharing of Carried Interest
6.3.1
On the date hereof, or on admission to the Partnership each Partner shall be assigned a sharing percentage (…) representing such Limited Partner’s entitlement to distributions by the Partnership. (…) Carried Interest Percentages are subject to adjustment as provided in Clauses 6.3.2 and 10. The sum of the Carried Interest Percentages of the Partners shall at all times equal 100%. (…).
(…)
10.1
Designation as Inactive Partner
From and after the date of a Limited Partner’s (…) ceasing to perform services for the Partnership (…), the General Partner may designate such Limited Partner as an
Inactive Partner. (…).
10.2
Consequences of a Designation as an Inactive Partner
If a Limited Partner is designated by the General Partner as an Inactive Partner this shall have the following consequences:
(a) Adjustments Upon Termination other than for Cause
Upon the designation of a Limited Partner (…) as an Inactive Partner due to any reason other than Termination for Cause or Voluntary Resignation, such Inactive Partner’s Carried Interest Percentage will be reduced by the Unvested Carried Interest Percentage. In addition, the General Partner may either (i) expel such Inactive Partner as a limited partner from the Partnership by notice in writing against payment of, or (ii) require such Inactive Partner to Transfer its interest in the Partnership to a Person designated by the General Partner for a purchase price of, the Fair Market Value of such Inactive Partner’s interest in the Partnership.
10.3
Deviation from Clause 2
The General Partner may in its discretion agree with an Inactive Partner on terms different than those set out in Clause 2.
(…)”
2.4.
Uit het overzicht van de Limited Partners (stille vennoten) van USA (Schedule 1 bij de LPA) volgt dat voor een Carried Interest Percentage van 2,5% de gevraagde Capital Contrtibution € 625,00 is.
2.5.
[eiser] is op 1 maart 2017 als Associate Director Portfolio in dienst getreden bij Nedvest Management. Daartoe is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (18 maanden) tot stand gekomen tussen Nedvest Management en [eiser] , waarin is opgenomen dat na een jaar een evaluatie zal plaatsvinden en dat bij een positieve evaluatie de arbeidsovereenkomst zal worden omgezet naar onbepaalde tijd.
2.5.1.
[eiser] is verder aangeboden om als Limited Partner als bepaald in de LPA, toe te treden tot USA.
2.5.2.
[naam 2] heeft over de toetreding van [eiser] als Limited Partner bij ongedateerde brief aan [eiser] geschreven:
“(…)
Side letter behorende bij de arbeidsovereenkomst met (…) [eiser]
(…)
Zoals besproken op woensdag 21 december 2016, hierbij een overzicht van de overige overeengekomen zaken. Deze side letter is direct gekoppeld aan het wel of niet aangaan van de arbeidsovereenkomst dus moet ook in dat licht worden gezien en is tot ondertekening daarvan niet geldig.
Carry:
aan jou zal een carrypercentage van 2,5% (in de Carry b.v.) worden toegekend voor Nedvest Fund I c.v. (…).
Voor Fund II zal een Carry worden toegekend van 5% (in de Carry b.v.) (…).
(…)”
2.5.3.
Vervolgens hebben enerzijds Nedvest Management en USA en anderzijds [eiser] een “ADDENDUM BIJ OVEREENKOMST ALS PARTNER IN HET KAPITAAL VAN UNO SUMUS ANIMO C.V.” (verder: Addendum) opgesteld over zijn toetreding als Limited Partner:
“(…)
De definitie van “Unvested Carried Interest Percentage” in de Partnershipovereenkomst wordt ten aanzien van de vesting van [eiser] te zijn vervangen door de volgende definitie:
Unvested Carried Interest Percentage shall mean:
(a) 100% of the Carried Interest Percentage during the period commencing on 1 march 2017;
(b) 86,67% of the Carried Interest Percentage during the period commencing on 2 march 2018 and ending 1 march 2019;
(c) 73,34% of the Carried Interest Percentage during the period commencing on 2 march 2019 and ending 1 march 2020;
(d) (…);
(j) 0% of the Carried Interest Percentage after on 2 march 2026 (…).
(…)”
2.6.
[eiser] heeft de Capital Contribution van € 625,00 voldaan aan USA voor zijn Carried Interest Percentage van 2,5% ter zake Fonds 1. Voor zijn Carried Interest Percentage van 5% in Fonds 2 heeft [eiser] een bedrag van € 1.250,00 betaald aan USA.
2.7.
Op 3 december 2018 hebben Nedvest Management en [eiser] een Vaststellingsovereenkomst (de VSO) gesloten met betrekking tot de beëindiging van de tussen hen geldende arbeidsovereenkomst van [eiser] :
“(…)
“Partijen”;
NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
(…)
c. Werknemer verdient EUR 9.166,66 bruto per maand inclusief vakantiegeld;
(…)
h. Werknemer is door Werkgever volledig geïnformeerd over de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
(…)
EN HEBBEN DE VOLGENDE AFSPRAKEN GEMAAKT:
1. De arbeidsovereenkomst tussen Partijen eindigt op initiatief van Werkgever met wederzijds goedvinden per 15 juli 2019 (de
‘Einddatum’).
2. Werknemer is per datum van ondertekenen vrijgesteld van zijn verplichting werkzaamheden te verrichten, met behoud van loon.
(…)
6. Werknemer blijft in Investeringsfonds 2 geïnvesteerd.
7. Op de carried interests van Werknemer in ‘Partnership Uno Sumus Animo CV’ zijn de voorwaarden van de Side Letter zoals tussen partijen overeengekomen van toepassing. De Side Letter wordt aan Werknemer ter inzage gelegd.
(…)
17. Partijen verlenen elkaar na effectuering van bovengenoemde afspraken over en weer finale kwijting wat betreft alle rechten en plichten die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan, tenzij daarvan in deze overeenkomst expliciet is afgeweken.
(…)
18. Tussen Partijen is alles besproken en uitonderhandeld en er zijn geen verdere onderwerpen die Partijen, al dan niet in onderhandeling naar voren gebracht door een partij, buiten deze overeenkomst wensen te laten. Deze Overeenkomst bevat dan ook alle huidige wederzijdse en de enige verplichtingen van Partijen vanaf de datum van het ondertekenen en vervangt eerdere mondelinge of schriftelijke overeenkomsten en/of conceptovereenkomsten, onderhandelingen, toezeggingen en correspondentie. Partijen komen overeen dat deze bepaling eveneens geldt voor eventuele afspraken gemaakt met andere aan Werkgever gelieerde ondernemingen.
(…)”
2.8.
Bij de totstandkoming van de VSO is [eiser] bijgestaan door mr. E. van der Meulen, advocaat te Amsterdam. In het procesdossier bevindt zich de volgende correspondentie:
2.8.1.
E-mail van 19 oktober 2018 van [naam 2] aan mr. van der Meulen:
“(…) 6 maanden salaris, carry aandelen conform overeenkomst, [eiser] kan gewoon blijven in het institutionele deel van fonds 1, hij kan ervoor kiezen om dat ook in fonds 2 te doen of zich te laten uitkopen uit dat fonds, zodat er geen toekomstige verplichtingen zijn.
Mbt fonds 1 is dat lastiger omdat er waarde is gecreeerd welke een onderwerp van discussie kan zijn. (…)”
2.8.2.
E-mail van 30 oktober 2018 (om 22:18 uur) van [eiser] aan mr. van der Meulen:
“(…)
- ‘Carried interest’ per contract/side letter op basis van 2,5%, gevest 25+% (?)
(…)
- De vaststellingsovereenkomst moet zo worden opgesteld dat ik recht houd op WW
(…)”
2.8.3.
E-mail van 2 november 2018 van [eiser] aan mr. van der Meulen:
“(…) - Carried interest fonds 1 op basis van contract en Side letter; ik zou deze wel graag willen zien…
- in Side letter staat namelijk de effectieve data; i.e. wanneer vesting schedule is ingegaan
(…)”
2.8.4.
E-mail van 2 november 2018 van mr. van der Meulen aan [naam 2] :
“(…)
8. Partnership Uno Sumus Animo CV: Carried interest op basis van voorwaarden van de side letter/contract, waarbij de side letter aan [eiser] ter inzage wordt gelegd:
(…)”
2.8.5.
E-mail van 15 november 2018 (om 20:53 uur) van [eiser] aan mr. van der Meulen:
“Hierbij de sideletter. Ik lees hieruit dat mijn arbeidscontract van kracht miet blijven tot minimaal 1 maart 2019 om aanspraak te maken op c. 26% van mijn Carried interest.”
2.8.6.
E-mail van 21 november 2018 (om 16:36 uur) van [eiser] aan mr. van der Meulen, kennelijk over de concepttekst van de VSO:
“(…) Volgens mij is dit een uitwerking van de gemaakte afspraken. Ik moet 100% van mijn carried interest in fonds II aanbieden, en behoud c. 26% van mijn 2,5 carried interest in fonds I. Heb jij nog opmerking, anders kunnen we - wat mij betreft - tekenen. (…)”
2.9.
Op 3 december 2018 heeft [eiser] zijn Unvested Carried Interest Percentage in Fonds 1 (73,34%) en Fonds 2 (100%) overgedragen aan [naam 2] en [naam 1] tegen betaling van respectievelijk € 458,38 en € 1.250,00.
2.10.
In 2019 en 2020 heeft [eiser] uitkeringen uit de opbrengsten van Fonds 1 ontvangen (in LPA termen: ‘Carried Interest Proceeds’ uit ‘Distributions’ ontvangen door USA).
In totaal is hem € 62.343,00 uitgekeerd in drie betalingen:
  • op 2 oktober 2019 een bedrag van € 51.440,00;
  • op 11 november 2019 een bedrag van € 10.469,00;
  • op 4 november 2020 een bedrag van € 434,00.
2.11.
Bij brief van 5 februari 2021 heeft [naam 3] , medebestuurder van Nedvest Management aan [eiser] bericht:
“(…)
Following your designation as Inactive Partner per the end of your labor agreement (…) the General Partner [Nedvest Carry, rb] has determined to require you to Transfer your entire interest in the Partnership to (…) [naam 1] for a purchase price equal to the Fair Market Value (…).
Your interest in the Partnership is currently 0,6665% and has been valued at the Fair Market Value which has been determined at
EUR 45.145,-.(…).
(…)”
2.12.
Bij e-mail van 13 februari 2021 heeft [eiser] aan Nedvest Management bericht:
“Ik ben destijds niet aangewezen als Inactive Partner bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst; dit is nooit besproken noch opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. Ik kan dan ook niet verplicht worden mijn aandeel te verkopen.”
2.13.
Daarop heeft Nedvest Management per e-mail van 15 februari 2021 geantwoord:
“je bent Inactive Partner ex art. 10 van de overeenkomst - als gevolg van je uitdiensttreding. Graag bevestig ik hier ten overvloede dat je Inactive Partner bent. (…)”
2.14.
Op 26 februari 2021 heeft USA het bedrag van € 45.145,00 aan [eiser] betaald als vergoeding voor zijn Vested Carried Interest.
2.15.
[eiser] heeft bij e-mail van 4 maart 2021 aan Nedvest Management bericht de betaling opmerkelijk te vinden en deze te beschouwen als een voorschot op toekomstige uitkeringen uit zijn carried interest in USA, dan wel bereid te zijn het bedrag terug te storten op de bankrekening van een van de Nedvest c.s. ondernemingen. [eiser] heeft verder geschreven:
“(…) Ik wil nogmaals benadrukken dat ik (…) het niet eens bent met jullie standpunt dat ik destijds ben aangewezen als Inactive Partner bij het overkomen van de vaststellingsovereenkomst. Dat is niet wat we destijds hebben afgesproken en ik vertrouw erop dat Nedvest zich aan onze afspraken onder de vaststellingsovereenkomst houdt.
(…)”
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiser] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
te verklaren voor recht dat [eiser] rechthebbende is van het Geveste Belang en recht heeft op betaling van de Carried lnterest Proceeds conform de CV Overeenkomst [zoals de LPA door [eiser] wordt genoemd, rb], de Side Letter en het Addendum;
Nedvest c.s. te veroordelen tot nakoming van de VSO, de CV Overeenkomst, de Side Letter en het Addendum en tot betaling aan [eiser] van de Carried lnterest Proceeds die na de laatste distributie (zoals uiteengezet in de Distirbution Notices) op het Geveste Belang zijn uitbetaald, alsmede tot betaling van alle Carried Interest Proceeds die nog op het Geveste Belang verschuldigd zullen worden, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag waarop Nedvest c.s. gehouden was deze bedragen te betalen, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
Nedvest c.s. te veroordelen om aan [eiser] te vergoeden alle schade die [eiser] heeft geleden, lijdt of nog zal lijden als gevolg van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven tekortkoming, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag waarop Nedvest c.s. gehouden was dit bedrag te betalen, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair
de gevolgen van de VSO te wijzigen, zodanig dat daaruit volgt dat [eiser] rechthebbende is op het Geveste Belang en recht heeft op betaling van de Carried Interest Proceeds conform de CV Overeenkomst, de Side Letter en het Addendum;
Nedvest c.s. te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de Carried Interest Proceeds die na de laatste distributie (zoals uiteengezet in de Distribution Notices) op het Geveste Belang zijn uitbetaald, alsmede tot betaling van alle Carried Interest Proceeds die nog op het Geveste Belang verschuldigd zullen worden, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag waarop Nedvest c.s. gehouden was deze bedragen te betalen, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening.
Een en ander met veroordeling van Nedvest c.s in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening tot de dag van voldoening.
3.2.
Nedvest c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
Nedvest c.s. vordert – voor zover de vorderingen in conventie worden toegewezen – veroordeling van [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 45.145,00 aan USA, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2021 tot de dag van voldoening, en verder in de proceskosten.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Achtergrond van het geschil
4.1.
De stellingen van [eiser] komen erop neer dat Nedvest Carry hem ten onrechte heeft aangewezen als Inactive Partner van USA en hem zodoende zijn rechten heeft ontnomen op toekomstige uitkeringen van 0,6665% aan Carried Interest Proceeds van iedere
“distribution”die door Fonds 1 aan USA zal worden uitgekeerd.
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de rechtsverhouding tussen [eiser] en Nedvest c.s. wordt beheerst door twee verschillende overeenkomsten:
  • de VSO (zie onder 2.7) waardoor de arbeidsovereenkomst van 1 maart 2017 tussen [eiser] en Nedvest Management is beëindigd, met toepassing van de Side Letter als opgenomen onder 2.5.2, en
  • de vennootschapsovereenkomst van USA (zie onder 2.3, door [eiser] genoemd: de CV Overeenkomst, in dit vonnis LPA genoemd), met het Addendum als opgenomen onder 2.5.3, die geldt tussen enerzijds [eiser] (als stille vennoot) en anderzijds Nedvest Carry (als beherend vennootschap) en USA (de commanditaire vennootschap).
4.3.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat [eiser] na aanvaarding van zijn arbeidsovereenkomst met Nedvest Management, en de betaling van de door hem verschuldigde Capital Contributions (zie artikel 6.2 LPA) Limited Partner van USA kon worden en is geworden voor een Carried Interest Percentage van 2,5%, De beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft geen directe gevolgen gehad voor zijn rechten als Limited Partner van USA als bepaald in de Side Letter, de LPA en het daarbij behorende Addendum.
4.4.
Dit blijkt ook uit de overdracht op 3 december 2018 door [eiser] van zijn Unvested Carried Interest Percentage (als gedefinieerd in het Addendum) in Fonds 1 (73,34%) en Fonds 2 (100%) aan de indirect bestuurders van Nedvest Carry tegen een vergoeding gebaseerd op de door hem betaalde Capital Contributions in die fondsen (zie onder 2.6 en 2.9). Daaruit volgt dat zijn Vested Belang (van 26,66%) over zijn in Fonds 1 in stand is gebleven na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met Nedvest Management en dat partijen de LPA en het Addendum zijn blijven toepassen.
4.5.
Nedvest c.s. heeft na het sluiten van de VSO op 3 december 2018 ook aldus uitvoering gegeven aan de Side Letter, de LPA en het Addendum: in 2019 en 2020 heeft Nedvest c.s. in totaal een bedrag van € 62.343,00 aan [eiser] uitgekeerd als Carried Interest Proceeds uit
“distributions”die USA uit Fonds 1 heeft ontvangen (zie onder 2.10). [eiser] heeft geen stellingen ingenomen over de mogelijke onjuiste berekening van de aan hem uitgekeerde Carried Interest Proceeds. Er wordt dus van uitgegaan dat Nedvest c.s. hem 0,6665% (of 26,66% Vested Belang over 2,5% Carried Interest Percentage) van de aan USA uitgekeerde
“distributions”ter zake Fonds 1 heeft uitgekeerd. Nedvest c.s. is haar verplichtingen uit artikel 7 VSO, de Side Letter, de LPA en het Addendum correct en volledig nagekomen.
4.6.
Uit het bovenstaande vloeit voort dat de bedoeling van [eiser] bij de VSO, in zijn woorden dat zijn Vested Belang in USA zou voortduren na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met Nedvest Management, dus is gerealiseerd.
4.7.
Bij brief van 5 februari 2021 (zie onder 2.11) heeft Nedvest Carry (General Partner als gedefinieerd in de LPA) aan [eiser] kenbaar gemaakt dat hij is aangewezen als Inactive Partner en heeft zij hem gevraagd zijn Vested Belang in Fonds 1 over te dragen voor een redelijke marktwaarde. Nedvest Carry heeft daarbij gebruik gemaakt van haar bevoegdheden uit artikel 10 LPA.
4.8.
Dat Nedvest Carry artikel 10 LPA op deze manier kan toepassen, is als zodanig geen onderwerp van discussie tussen partijen. Beide partijen gaan uit van dezelfde uitleg van artikel 10 LPA: een Limited Partner kan tot Inactive Partner worden aangewezen. Een van de voorwaarden daarvoor is dat de Limited Partner geen diensten voor het desbetreffende investeringsfonds meer verricht (artikel 10.1 LPA). De General Partner (Nedvest Carry) kan een tot Inactive Partner aangewezen stille vennoot verzoeken uit te treden van USA door het Vested Belang van die Limited (of dan: Inactive) Partner tegen een Fair Market Value over te dragen aan een door Nedvest Carry voorgedragen persoon (artikel 10.2 (a) LPA).
4.9.
[eiser] is sinds 3 december 2018 niet langer werkzaam is bij Nedvest Management en heeft sindsdien geen werkzaamheden verricht ten behoeve van Fonds 1 (of Nedvest c.s.). Aan de hierboven uiteengezette voorwaarde voor toepassing van de bedingen 10.1 en 10.2 (a) LPA is in zijn geval dus voldaan.
Kern van het geschil
4.10.
[eiser] heeft gesteld dat Nedvest c.s. geen beroep meer kan doen op het bepaalde in de artikelen 10.1 en 10.2 (a) LPA als gevolg van hetgeen partijen zijn overeengekomen in de VSO. Hij kan daarom niet worden aangewezen als Inactive Partner en dus ook niet worden gevraagd zijn Vested Belang in Fonds 1 over te dragen. In ieder geval was dit zijn bedoeling bij de VSO, en met die bedoeling is ook onderhandeld tussen zijn voormalige advocaat en [naam 2] (als vertegenwoordiger van Nedvest Management), aldus steeds [eiser] .
Toetsingsmaatstaf
4.11.
De stellingen van [eiser] en het verweer van Nedvest c.s. nopen tot uitleg van hetgeen in de VSO door partijen is overeengekomen.
Bij de uitleg van een overeenkomst gaat het niet alleen om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en om hetgeen ze dienaangaande over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex norm, zie ECLI:NL:HR:1981:AG4158 en de uitwerking in de jurisprudentie nadien, vergelijk recent ECLI:NL:PHR:2021:680 en ECLI:NL:PHR:2021:1256).
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt [eiser] , als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten, de bewijslast van die feiten. Deze hoofdregel is immers ook toepasselijk waar het gaat om het bestaan en de uitleg van overeenkomsten (ECLI:NL:HR:2009:BI5915).
Uitleg van de VSO
4.12.
De rechtbank overweegt allereerst als volgt. Nedvest c.s. is een professionele partij en dat dit geldt ook voor [eiser] gezien zijn ruime ervaring als investeerder in deze branche. Voor zover [eiser] niet professioneel kan worden geacht ten aanzien van de juridische invulling en gevolgen van de afwikkeling van zijn arbeidsovereenkomst, geldt dat hij bij de opstelling van de VSO uitvoerig en in detail over de inhoud daarvan is bijgestaan door een gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaat (mr. van der Meulen), die ook voor hem heeft onderhandeld met Nedvest c.s. Nedvest c.s. heeft immers onweersproken betoogd dat [naam 2] (namens Nedvest Management) slechts met die advocaat heeft gesproken en gecorrespondeerd, dat die advocaat ook de uiteindelijke tekst van de VSO heeft opgesteld en dat pas bij de ondertekening van de VSO rechtstreeks contact is geweest over de VSO tussen [eiser] (in het bijzijn van zijn toenmalige advocaat) en [naam 2] . Daarbij komt dat de VSO ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. Dit maakt dat Nedvest c.s. redelijkerwijs mocht verwachten dat (ook) aan de zijde van [eiser] op professioneel niveau is nagedacht over welke bewoordingen zijn gebruikt in de VSO en de mogelijke consequenties daarvan.
4.13.
[eiser] heeft zijn stellingen voornamelijk gebaseerd op hetgeen is overeengekomen in artikel 7 VSO. Uit noch de letterlijke tekst van artikel 7 VSO noch enig ander beding uit die overeenkomst volgt enige verwijzing naar de LPA. In artikel 7 VSO is de Side Letter genoemd. Uit de aanhef van de Side Letter (zie onder 2.5.2) volgt dat die behoort bij de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Nedvest Management. Een andere uitleg van de Side Letter ligt redelijkerwijs niet voor de hand. Immers, zoals [eiser] ook heeft betoogd, is in de Side Letter nadrukkelijk opgenomen dat de rechten uit de Side Letter ontstaan op het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen hem en Nedvest Management wordt gesloten.
4.14.
Met de VSO is de arbeidsovereenkomst van [eiser] met Nedvest Management beëindigd, zodat [eiser] en Nedvest Management over en weer geen rechten meer kunnen ontlenen aan die arbeidsovereenkomst. In die zin dienen ook de artikelen 17 en 18 VSO, waarnaar [eiser] heeft verwezen ter ondersteuning van zijn stellingen, te worden begrepen. In artikel 7 VSO is overeengekomen dat de bij de arbeidsovereenkomst behorende Side Letter wel van toepassing blijft tussen partijen, ook na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Zoals onder 4.5 overwogen heeft Nedvest c.s. dit ook aldus begrepen en uitgevoerd.
4.15.
Concluderend ondersteunt de letterlijke tekst van de bedingen in de VSO de stellingen van [eiser] dus niet.
4.16.
De rechtbank zal tevens, met inachtneming van het toetsingskader, op basis van het gevoerde partijdebat beoordelen of partijen niettemin met de VSO redelijkerwijs hebben bedoeld om artikelen 10.1 en 10.2 (a) LPA buiten werking te stellen, dan wel dat [eiser] redelijkerwijs heeft mogen verwachten dat met hetgeen in de VSO is overeengekomen, Nedvest c.s. geen beroep meer kan doen op het bepaalde in artikelen 10.1 en 10.2 (a) LPA.
4.17.
[eiser] stelt allereerst dat uit zijn e-mails aan zijn toenmalige advocaat (zie 2.8.2, 2.8.3, 2.8.5 en 2.8.6) zijn bedoelingen met de VSO blijken. [eiser] wordt hierin niet gevolgd. Dat [eiser] de wens heeft gehad dat hij ook na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst als stille vennoot deel zou kunnen blijven nemen aan USA doet als zodanig niet terzake. Onderzocht moet immers worden wat partijen
over en weerredelijkerwijs hebben bedoeld, dan wel van elkaar hebben mogen verwachten. Daarbij kan de interne correspondentie tussen [eiser] en zijn toenmalige advocaat) geen leidende rol spelen. Allereerst zijn die teksten immers niet kenbaar geweest bij de wederpartij (in dit geval [naam 2] ).
4.18.
Bovendien kan, zelfs als die correspondentie wél kenbaar zou zijn geweest voor [naam 2] , daaruit niet worden afgeleid dat [eiser] zijn toenmalige advocaat duidelijk heeft gemaakt dat met name het bepaalde in artikelen 10.1 en 10.2 (a) LPA buiten werking dient te worden gesteld in de VSO. Uit de e-mails van [eiser] aan zijn voormalige advocaat komt immers niets anders naar voren dan dat hij zijn rechten op 0,6665% aan Carried Interest Proceeds wenst te behouden. Dat Nedvest c.s. dit ook zo heeft opgevat blijkt uit hetgeen onder 4.5 is overwogen. Bovendien blijkt dit uit de e-mail van 19 oktober 2018 van [naam 2] aan de toenmalige advocaat van [eiser] (zie onder 2.8.1) waarin [naam 2] heeft geschreven dat [eiser] zijn Carried Interests zal behouden.
4.19.
[eiser] beroept zich ter onderbouwing ook op de correspondentie tussen zijn toenmalige advocaat en [naam 2] (zie 2.8.1 en 2.8.4). Ook daaruit is echter, anders dan [eiser] voorstaat, niet zonder meer af te leiden dat [eiser] de Carried Interest Proceeds uit Fonds 1 wenst te behouden. De advocaat heeft slechts gevraagd of de rechten van [eiser] uit de Side Letter in stand kunnen blijven. Daarbij heeft zij geschreven
“side letter/contract”(zie onder 2.8.4) zonder enige nadere duiding van welk contract, laat staan welk overeengekomen artikel, wordt bedoeld. De gestelde bedoeling van [eiser] om met de VSO het bepaalde in artikelen 10.1 en 10.2 (a) LPA buiten werking te stellen, is dus niet als zodanig aan de orde gesteld in deze correspondentie met [naam 2] . Er zijn ook geen verdere aanknopingspunten gesteld waaruit kan volgen dat dit redelijkerwijs als zodanig had moeten worden opgevat door [naam 2] (dus Nedvest c.s.).
4.20.
De stelling van [eiser] dat met de VSO een afspraak overeenkomstig artikel 10.3 LPA is gemaakt, kan evenmin worden gevolgd. In artikel 10.3 LPA is bepaald dat de General Partner (Nedvest Carry) van artikel 10.2 LPA afwijkende afspraken kan maken met de als Inactive Partner aangewezen Limited Partner, zoals Nedvest c.s. onweersproken heeft betoogd. Voor een andere uitleg van artikel 10.3 LPA zijn geen aanknopingspunten aanwezig in het procesdossier. De stellingen van [eiser] betreffen nu juist dat hij na het sluiten van de VSO niet meer als Inactive Partner kan worden aangewezen. Daaruit volgt dat artikel 10.3 LPA in zijn geval in het geheel niet van toepassing kan zijn. Verder staat vast dat [eiser] op het moment van de totstandkoming van de VSO (3 december 2018) nog niet was aangewezen als Inactive Partner. Onder die omstandigheid kan de VSO redelijkerwijs niet worden beschouwd als afspraak overeenkomstig artikel 10.3 LPA.
4.21.
[eiser] heeft ter zitting betoogd dat zijn werkzaamheden tussen 1 maart 2017 en 3 december 2018 effect hebben gehad op de waardeontwikkeling van Fonds 1 en dat het effect van zijn werkzaamheden voortduurt gedurende de verdere looptijd van het fonds na zijn vertrek. Daarom heeft hij ook na de beëindiging van zijn werkzaamheden voor Nedvest Management nog steeds recht op uitkering van zijn Carried Interest Proceeds uit
“distributions”die Fonds 1 aan USA uitkeert, althans dit zou zo voor partijen duidelijk moeten zijn geweest, aldus steeds [eiser] .
4.22.
Nedvest c.s. heeft erkend dat de rechten als Limited Partner bedoeld zijn voor personen die daadwerkelijk waarde toevoegen aan de investeringsfondsen waarin USA deelneemt. Het standpunt van [eiser] dat hij daarom redelijkerwijs mocht verwachten recht te blijven houden op voornoemde uitkeringen, dus ook na zijn vertrek en over de gehele resterende looptijd van het fonds, is evenwel betwist door Nedvest c.s.
4.23.
De rechtbank is met Nedvest c.s. allereerst van oordeel dat [eiser] bij deze stelling voorbij gaat aan het overigens bepaalde in artikel 10.2 (a) LPA, te weten dat voor de overdracht van het Vested Belang een Fair Market Value zal worden betaald. Redelijkerwijs is dit in de verhouding tussen partijen niet anders uit te leggen dan als een betaling aan de (huidige Inactive) Partner voor de in het verleden toegevoegde waarde door die (toenmalige Limited) Partner.
4.24.
Verder heeft Nedvest c.s. onweersproken betoogd dat het totaal aan Carried Interest Proceeds dient te worden verdeeld onder alle Limited Partners, aan de hand van de individueel Vested Carried Interest Percentages, zoals volgt uit artikel 6.3 LPA. Door ook aan voormalige werknemers van Nedvest c.s. een Carried Interest Proceed uit te keren is er dus minder Carried Interest Proceeds uit te keren aan de wel bij Nedvest c.s. werkzame personen, of personen die nog steeds diensten verrichten ten behoeve van de investeringsfondsen. Het beroep van [eiser] op toekomstige uitkeringen terwijl hij niet langer ten behoeve van Fonds 1 werkzaamheden of diensten verricht is dan ook onredelijk jegens de overige Limited Partners, aldus steeds Nedvest c.s.
Deze onbetwiste ratio achter de Carried Interest Proceeds regeling is naar het oordeel van de rechtbank ook een contra-indicatie voor [eiser] ’s uitleg van de VSO.
4.25.
Bovendien zou aanvaarding van de stelling van [eiser] inhouden, zoals aangevoerd door Nedvest c.s., dat na het sluiten van de VSO ter zake de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst [eiser] wel zijn rechten uit de LPA (op uitkering van zijn Carried Interest Proceeds uit Fonds 1) kan blijven inroepen, maar dat Nedvest c.s. op haar beurt haar rechten uit die LPA niet meer kan inroepen. Concreet gaat het daarbij om het recht om [eiser] als Inactive Partner aan te wijzen en tegen vergoeding van een Fair Market Value mag vragen uit te treden als stille vennoot van USA.
Dit zou per saldo neerkomen op een uitleg van de VSO waarmee de rechten uit de LPA van Nedvest c.s. worden beperkt. Een dergelijke verstrekkende en voor Nedvest c.s. nadelige uitleg van de VSO behoefde Nedvest c.s. in de gegeven rechtsverhouding tussen partijen, bij gebreke van enige gebleken expliciete verduidelijking tussen partijen op dit prangende punt, niet te verwachten. [eiser] mocht daar op zijn beurt dus redelijkerwijs ook niet op rekenen.
4.26.
Dit ontbreken van enige schriftelijke verduidelijking klemt temeer gelet op de volgende, door Nedvest c.s. aangevoerde omstandigheid dat de LPA betreft een afzonderlijke overeenkomst waarin andere rechten en verplichtingen van die contractspartijen zijn opgenomen dan die voortvloeien uit [eiser] ’s arbeidsovereenkomst met Nedvest Management.
Vaststaat dat de LPA een overeenkomst is tussen enerzijds [eiser] als stille vennoot van USA en anderzijds USA en Nedvest Carry. De VSO is – evenals destijds de arbeidsovereenkomst – gesloten tussen [eiser] en Nedvest Management. De VSO betreft dan ook een vaststellingsovereenkomst inzake de beëindiging van een
andereovereenkomst dan de LPA.
[eiser] ’s enkele verwijzing in dit verband naar de ‘entire agreement clause’ van artikel 18, slot, VSO (zie 2.7 slot), volstaat hier niet ter onderbouwing van de door hem voorgestane uitleg. De daar overeengekomen afspraak dat ‘
deze bepaling eveneens geldt voor eventuele afspraken gemaakt met andere aan Werkgever gelieerde ondernemingen’is dermate algemeen en voorzichtig en kennelijk bij wijze van veegbepaling geformuleerd, dat Nedvest c.s. daaruit in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet hoefde af te leiden dat zij daarmee haar voornoemde recht op grond van de LPA volledig prijsgaf jegens [eiser] .
Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, heeft [eiser] niet gesteld.
Ook daarom kan [eiser] ’s verwijzing naar paragraaf (h) en de artikelen 17 en 18 VSO hem niet baten.
4.27.
[eiser] heeft verder nog gesteld dat het op de weg van Nedvest c.s. had gelegen om een expliciet voorbehoud te maken als zij haar recht op toepassing van artikel 10 LPA had willen handhaven en dat zij [eiser] expliciet had moeten informeren ter zake de gevolgen van de VSO voor zijn rechten uit andere overeenkomsten (zoals de LPA). Nedvest c.s. heeft deze stelling weersproken.
Deze stelling van [eiser] kan niet slagen. Anders dan hij meent, had het in de gegeven situatie, zoals hiervoor uiteen is gezet, juist op zíjn weg gelegen om de door hem voorgestane uitleg expliciet in de VSO dan wel in een ander document op te laten nemen. Hij had immers als enige belang bij een dergelijke afspraak.
4.28.
De overige stellingen van [eiser] kunnen evenmin leiden tot toewijzing van zijn vorderingen. Uit de afbouw van het Unvested Carried Interest Percentage (en dus de opbouw van zijn Vested Belang in Fonds 1) in het Addendum, kan immers niet worden afgeleid dat daarom [eiser] immer als Limited Partner dient te worden beschouwd. Verder zijn de overdracht van zijn Unvested Carried Interest Percentage in de investeringsfondsen (zie ook onder 2.9 en 4.4), en de drie betalingen van zijn Vested Belang in 2019 en 2010 (zie ook onder 2.10 en 4.5), geen omstandigheden waaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat het bepaalde in de artikelen 10.1 en 10.2 (a) LPA door de VSO geen werking meer heeft tussen enerzijds [eiser] en anderzijds Nedvest Carry en USA.
Conclusie
4.29.
Alles afwegend is de slotsom dat [eiser] , gezien de betwisting door Nedvest c.s., onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot een andere uitleg dan de taalkundige uitleg van de VSO kunnen leiden. Nedvest c.s. mocht er in de gegeven omstandigheden dan ook redelijkerwijs van uitgaan dat de bedoeling van [eiser] overeenstemde met die taalkundige betekenis. Zoals hiervoor is overwogen, strookt [eiser] ’s uitleg echter niet met die taalkundige uitleg. De door [eiser] gestelde uitleg van hetgeen tussen partijen is overeengekomen, kan dus niet worden gevolgd.
4.30.
Daarom kunnen zijn daarop gegronde primaire vorderingen, die uitgaan van een niet-nakoming door Nedvest c.s. van het overeengekomene, niet worden toegewezen.
Dit geldt reeds om dezelfde reden ook voor de subsidiaire vordering, die gericht is op schadevergoeding. Dat sprake is van enige gestelde toerekenbare tekortkoming door Nedvest c.s. in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens [eiser] is immers niet komen vast te staan.
De meer subsidiaire vorderingen zijn, zo begrijpt de rechtbank, gebaseerd op dwaling. Hiervoor heeft [eiser] een beroep gedaan op hetzelfde feitencomplex als voor de primaire en subsidiaire vordering. Het beroep daarop kan, gelet op de voorgaande beoordeling, ook in deze sleutel niet slagen.
De slotsom is dat de vordering integraal moet worden afgewezen.
Kosten
4.31.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van Nedvest c.s. tot op heden begroot op:
- griffierecht
667,00
- salaris advocaat
1.126,00
Totaal
1.793,00
De na dit vonnis aan de zijde van Nedvest c.s. te ontstane kosten worden begroot en toegewezen als opgenomen in de Beslissing.
De gevorderde vermeerdering met wettelijke rente over de proceskosten wordt eveneens toegewezen, met toepassing van artikel 6:119 BW.
In voorwaardelijke reconventie
4.32.
Gelet op hetgeen in conventie is beslist, is de voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld niet vervuld. De stellingen van partijen in reconventie behoeven dus verder geen behandeling.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Nedvest c.s. tot op heden begroot op € 1.793,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de onder 5.3 bedoelde aanschrijving van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis aan de zijde van Nedvest c.s. ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart bovenstaande kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in voorwaardelijke reconventie
5.5.
verstaat dat de voorwaarde voor de eis in reconventie niet is vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren, rechter, bijgestaan door mr. R.E.R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.