ECLI:NL:RBAMS:2022:4845

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/703640 / HA ZA 21-583
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan balkonconstructie en geschil over noodzakelijkheid van werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde] over de verplichting tot medewerking aan de realisatie van een balkonconstructie. [eiseres] is eigenaar van een appartement en heeft [gedaagde], de eigenaar van het appartement eronder, gedagvaard om haar medewerking te verlenen aan werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van een nieuw balkon. [eiseres] stelt dat het openbreken van het plafond van [gedaagde] noodzakelijk is om de stalen binten te vervangen, terwijl [gedaagde] betwist dat dit noodzakelijk is en stelt dat er alternatieve constructies mogelijk zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] onvoldoende heeft aangetoond dat het tijdelijk gebruik van het appartement van [gedaagde] noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft ook de voorwaardelijke vordering van [gedaagde] in reconventie niet beoordeeld, omdat de vorderingen in conventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/703640 / HA ZA 21-583
Vonnis van 29 juni 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.J. Kerver te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.R. Brouwer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 mei 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • het vonnis in het incident van 27 oktober 2021,
  • het tussenvonnis van 26 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 7 april 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • de akte uitlatingen producties tevens overlegging productie 41 van de zijde van [gedaagde] ,
  • het B16 formulier van de zijde van [gedaagde] van 29 april 2022 met het verzoek om vonnis te wijzen.
  • de brief van de zijde van [eiseres] , binnengekomen op 3 mei 2022, met het verzoek om uitstel.
1.2.
Het verzoek om uitstel van de zijde van [eiseres] is afgewezen. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van het appartementsrecht aan de [adres 1] . Zij verhuurt dit appartement. [gedaagde] is eigenaar en bewoner van het daaronder gelegen appartementsrecht aan de [adres 2] . Op de derde verdieping ligt een derde appartementsrecht van een andere eigenaar.
2.2.
Aan de achterzijde van het pand zaten ter hoogte van de tweede en derde verdieping twee balkons. Sinds een wijziging van de splitsingsakte in 2000 behoren de balkons niet langer tot de gemeenschappelijke gedeelten van het complex maar tot de privé-gedeelten van de betreffende appartementseigenaren. Een aantal jaar geleden besloten die eigenaren - [eiseres] en de eigenaar van het appartementsrecht op de derde verdieping - om ieder hun eigen balkon te vervangen, vanwege de slechte bouwkundige staat van de balkons. De gemeente heeft de aanvraag voor een vergunning voor balkons door middel van trekstangen en schoren afgewezen. In oktober 2019 heeft de gemeente wel een vergunning verleend voor het bevestigen van nieuwe balkons door middel van nieuwe stalen liggers. Op enig moment daarna is op de derde verdieping een nieuw balkon opgehangen. Daarbij is geconstateerd dat de oorspronkelijke stalen binten van de balkonconstructie op de derde verdieping zich - anders dan de constructietekening weergeeft -
onderde houten balklaag bevinden. Voor het realiseren van de balkonconstructie op de derde verdieping is het plafond van [eiseres] opengebroken en hebben de werkzaamheden (deels) plaatsgevonden vanuit het appartement van [eiseres] .
2.3.
Op enig moment heeft [eiseres] haar eigen balkon laten verwijderen om deze ook te laten vervangen door een nieuw balkon.
2.4.
Op 10 februari 2021 heeft de advocaat van [eiseres] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Zoals u weet vertonen de twee balkons [
de balkons op de tweede en derde verdieping aan de [locatie] , toevoeging rechtbank] aan de achterzijde ernstige constructieve gebreken; vanwege de slechte bouwkundige staat dienen beide balkons vervangen te worden. (…) Zoals u weet heeft Lautenbag Architectuur [
het bedrijf dat de bouwtekeningen voor het nieuwe balkon van [eiseres] heeft opgesteld, toevoeging rechtbank] uitvoerig overleg gevoerd met de gemeente om de verschillende constructieve mogelijkheden te bespreken. Uiteindelijk is duidelijk geworden dat het versterken van de balkonconstructie vanuit de vloer de enige mogelijkheid was. Het plafond van cliënte, althans de vloer van mevrouw [naam 1] [
eigenaar derde verdieping, toevoeging rechtbank], zijn inmiddels opengebroken: na constructieve verstevigingen is het balkon aan de [adres 3] gerealiseerd. (…) U weigert echter uw medewerking te verlenen aan het plaatsen van de noodzakelijke balkonconstructie van cliënte, zonder daarbij overigens aan de geven wat uw inhoudelijke bezwaren zijn. (…) U bent op grond van het bovenstaande verplicht uw medewerking te verlenen aan deze noodzakelijke werkzaamheden. (…) Gelet op de spoedeisendheid van de noodzakelijke werkzaamheden, wenst cliënte op de kortst mogelijke termijn de werkzaamheden te (laten) starten. Graag ontvang ik derhalve uw akkoord voor de noodzakelijke werkzaamheden binnen 5 kalenderdagen na heden (…) Daarbij merkt cliënte nogmaals op dat eventuele schade aan uw appartement door haar en/of de betrokken aannemer zal worden vergoed. (…) Indien u niet binnen de hierboven gestelde termijn uw goedkeuring verleent, ziet cliënte zich genoodzaakt om een procedure tegen u te starten.”
2.5.
Op 22 februari 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] gereageerd en onder meer geschreven dat meerdere partijen hebben aangegeven dat de balkonconstructie ook via de vloer van [eiseres] kan worden gerealiseerd, zodat het openbreken van het plafond van [gedaagde] daarvoor niet noodzakelijk is.
2.6.
Op 3 maart 2021 heeft de heer [naam 2] , de aannemer van [eiseres] , het volgende geschreven aan de advocaat van [eiseres] :
“Anders dan de constructietekening laat zien, bevindt de staalconstructie zich
inde bouwmuren en
onderde houten balklaag. Oftewel net boven het gipsplaat plafond van de 1e verdieping. De staalconstructie is van bovenaf niet bereikbaar. De houten balklaag belemmerd (sic) de bereikbaarheid. (…) Bovenstaande aanname is gebaseerd op de situatie van de 3e verdiepingsvloer.”
2.7.
Op 1 april 2021 heeft de heer [naam 2] het volgende geschreven aan onder meer de advocaat van [eiseres] :
“In één van de eerste afspraken met Mw [gedaagde] heb ik inderdaad gezegd dat het plafond niet open gebroken hoeft te worden. De constructie tekening geeft dat ook aan. Echter, in de praktijk bleek de constructieve situatie niet overeenkomstig met de tekening.
De staalconstructie aanbrengen onder de balklaag, kan enkel van onderaf”
2.8.
Op verzoek van [eiseres] heeft de heer [naam 3] van de Verbouwingsregisseur - een bedrijf dat partijen bijstaat bij verbouwingen en bouwconflicten - op 19 april 2021 een analyserapport uitgebracht. Daarin staat onder meer, voor zover relevant:
“Vervanging balkon 3e verdieping (…)
De bint zit nu lager dan in oorspronkelijke situatie door architect is getekend. Om deze reden is op de 2e verdieping nu ook een gering verlaagd plafond aangebracht. (…) Met de ervaring die opgedaan is bij het balkon van de 3e verdieping kunnen we vaststellen met grote zekerheid dat de uitvoering van de oude (bestaande balkons) identiek zijn uitgevoerd. Anders dan op de constructie tekening (afb. 5) staat aangegeven ligt het staal in de werkelijke situatie onder de vloerbalken in de bouwmuur, waarschijnlijk net boven het plafond 1e verdieping. Dit is dan ook de reden dat de werkzaamheden niet van bovenaf uitgevoerd kunnen worden. De vloerbalken belemmeren de bereikbaarheid. Constructief is het niet verantwoord deze te verwijderen om het staal te kunnen aanbrengen. (…) Met plaatsen van de nieuwe balkons zullen stalen liggers via dit appartement onder de 2e verdiepingsvloer aangebracht moeten worden. Om deze reden zal het bestaande plafond verwijderd moeten worden en een nieuw plafond aangebracht moeten worden. Of het plafond op gelijke hoogte of verlaagd teruggeplaatst zal worden is nu nog niet met zekerheid vast te stellen. Hiervoor zal eerst nader onderzoek in de woning 1e verdieping moeten plaatsvinden.”
2.9.
Op 31 mei 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] gedagvaard.
2.10.
Op verzoek van [gedaagde] heeft Bouwkunde Plus - een bedrijf dat bouwkundig advies geeft – op 24 augustus 2021 een notitie opgesteld met een beschrijving van een alternatieve balkonconstructie onder verwijzing naar een bijgevoegde constructieberekening van de heer [naam 5] van constructiebureau [naam 5] B.V. Het alternatief houdt in dat er geen stalen ligger onder de vloer wordt aangebracht, zoals is gedaan voor het balkon op de derde verdieping, maar dat een uithouder wordt gemaakt en deze momentvast wordt gekoppeld aan een kolom die zich achter de achtergevel bevindt.
2.11.
Op 1 april 2022 heeft de heer [naam 2] in reactie op het voorgestelde alternatief van de heer [naam 5] geschreven, voor zover relevant:
“Theoretisch gezien lijkt mij de constructie toepasbaar. Echter, praktisch gezien heb ik wel enige bezwaren:
 De huidige staat van de gemetselde achtergevel lijkt mij niet draagkrachtig genoeg om de 2 liggers op te dragen.
 De voorgestelde constructie wordt deels bevestigd aan de bovenliggende constructie; de bovenliggende constructie is daar niet op berekend. Deze constructie is nl in een gewijzigde uitvoering tov de constructietekening aangebracht
 Het verankeren aan de balklaag, (2 balken) geeft weinig verankering; de koppen van de balken liggen op in een slechte staat verkerende zijgevel. Ook van deze gevel is het metselwerk in slechte staat.
(…) Daarnaast zijn er bouwkundige- en installatiewerkzaamheden aan te passen. (…) Het uitvoeren van het advies geeft ook prijsconsequenties. (…) Ik wil graag aanbieden om toch nog eens met mevrouw [gedaagde] in gesprek te gaan met als doel de constructie vanaf haar appartement aan te brengen. Constructief, bouwkundig en installatietechnisch maakt het de werkzaamheden een stuk eenvoudiger.”
2.12.
Op 2 april 2022 heeft de heer [naam 3] in reactie op het voorgestelde alternatief van de heer [naam 5] zijn rapport van 19 april 2021 aangevuld, voor zover relevant:
“Dit voorstel kan theoretisch goed uitgevoerd worden. (…) De berekening en aangepaste constructie zal vooraf door de gemeente wel goedgekeurd moeten worden. Doordat de gevel veel slechte plekken vertoond (sic) met name rond lateien boven kozijnen zal hier extra aandacht aan gegeven moeten worden. (…) Binnen heeft dit wel veel consequenties. (…) Totaal zal hierdoor dan de huidige keuken ca. 18cm ingekort moeten worden. Maar tevens zal de CV ketel verplaatst moeten worden, incl. de leiding aanpassingen. (…) Dit zijn behoorlijke ingrepen die bij een uitvoering gelijk aan balkon 3e verdieping niet noodzakelijk zijn. (…) In deze situatie is toch mijn advies: Het aanbrengen van het balkon op de 2e verdieping op de wijze zoals eerder is besproken boven het plafond op de 1e verdieping.”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. primair, [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen drie maanden na het te wijzen vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan de door Boers Bouw of een andere aannemer uit te voeren werkzaamheden, op straffe van een dwangsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat [gedaagde] in gebreke is;
b. subsidiair, [gedaagde] wordt veroordeeld om de onrechtmatige situatie op te heffen door binnen drie maanden na het te wijzen vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan de door Boers Bouw of een andere aannemer uit te voeren werkzaamheden, op straffe van een dwangsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat [gedaagde] in gebreke is;
c. meer subsidiair, de rechtbank een beslissing neemt die de rechtbank redelijk voorkomt;
d. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW en de nakosten.
3.2.
[eiseres] stelt primair dat [gedaagde] op grond van artikel 5:56 BW verplicht is om haar medewerking te verlenen aan het bevestigen van de door [eiseres] gewenste balkonconstructie via het plafond van [gedaagde] . De stalen binten liggen onder de houten balklaag en kunnen daarom alleen worden vervangen via de vloer van [gedaagde] . Er zijn geen andere manieren om het balkon op te hangen. Het tijdelijk gebruik van de woning van [gedaagde] is daarom noodzakelijk. Subsidiair stelt [eiseres] dat [gedaagde] het woongenot van [eiseres] hindert door haar medewerking aan de noodzakelijke werkzaamheden te onthouden zonder gegronde redenen (artikel 5:37 BW jo. 6:162 BW). [gedaagde] is gehouden deze onrechtmatige situatie op te heffen door haar medewerking te verlenen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Primair stelt zij dat artikel 5:56 BW niet op deze situatie van toepassing is. Subsidiair betwist [gedaagde] dat het tijdelijk gebruik van haar appartement noodzakelijk is, omdat nog niet vast staat dat de huidige stalen binten onder de houten balklaag liggen en ook omdat er een alternatieve balkonconstructie kan worden gerealiseerd waarvoor het openbreken van het plafond van [gedaagde] niet nodig is. Verder stelt zij dat er gewichtige redenen zijn om het gebruik te weigeren, omdat het openbreken van haar plafond en het aanbrengen van de nieuwe stalen binten permanente wijzigingen in het appartement van [gedaagde] tot gevolg heeft.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat als de vordering van [eiseres] wordt toegewezen, [eiseres] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld:
a. om binnen drie dagen na het realiseren van het balkon, althans na de laatste werkzaamheden, alle schade die is ontstaan aan en in het appartement van [gedaagde] te herstellen, op straffe van een dwangsom;
b. om op eerste verzoek aan [gedaagde] te voldoen de kosten van: het (gedeeltelijk) vervangen van de designkeuken conform de offerte van [naam 4] te Eindhoven; het verplaatsen van de cv-ketel en het aanpassen van de afvoerbuizen en het rookkanaal; het vervangen van de keukentegels; haar noodzakelijke verblijf in een vier of vijf sterren hotel vol arrangement, dan wel een vergelijkbare woning binnen 2 kilometer van de huidige woning met buitenruimte; het vermaken van de gordijnen, dan wel de aanschaf van nieuwe gordijnen; het schilderwerk in de keuken en woonkamer; de door [gedaagde] ingeschakelde deskundigen;
c. om € 5.000,- te betalen aan [gedaagde] ter compensatie van gemist woongenot;
d. om het plafond in dezelfde staat terug te brengen als in de originele staat, op straffe van een dwangsom;
e. om binnen vier weken na het vonnis zekerheid te stellen tot een bedrag van € 45.000,- ten behoeve van [gedaagde] door middel van een depotstorting ter hoogte van dit bedrag op de derdengeldenrekening van haar advocaat;
f. tot betaling van de daadwerkelijke proceskosten, inclusief de nakosten.
3.5.
[gedaagde] stelt – kort weergegeven – dat alle schade die [eiseres] lijdt als gevolg van toewijzing van de vordering van [eiseres] door [eiseres] moet worden betaald. [gedaagde] heeft belang bij een zekerheidsstelling omdat zij vreest dat [eiseres] de kosten te hoog zal vinden en deze daarom niet zal betalen.
3.6.
[eiseres] voert verweer tegen de vordering.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Verzoek om uitstel

4.1.
[eiseres] heeft op 3 mei 2022 eenzijdig om uitstel verzocht. Ingevolge het procesreglement wordt in dat geval in beginsel geen uitstel verleend, behalve als sprake is van klemmende redenen of overmacht. [eiseres] heeft toegelicht dat de periode vanaf de zitting op 7 april 2022 tot aan de roldatum van 4 mei 2022 te kort is geweest om het door [gedaagde] aangedragen alternatief grondig te onderzoeken en dat zij daarvoor meer tijd nodig heeft. De rechtbank stelt vast dat [eiseres] in ieder geval al vanaf het moment van de conclusie van antwoord in conventie – 1 september 2021 – de tijd heeft gehad om de door [gedaagde] aangedragen alternatieve mogelijkheden nader te onderzoeken. [eiseres] heeft geen klemmende redenen aangevoerd waarom het haar niet is gelukt om in die afgelopen periode verder onderzoek te doen. Het verzoek om uitstel is daarom afgewezen.
in conventie
4.2.
In dit geschil staat centraal of [gedaagde] mee moet werken aan het realiseren van een balkonconstructie met nieuwe stalen liggers voor het appartement van [eiseres] (hierna: de door [eiseres] beoogde constructie), welke medewerking eruit zou bestaan dat [gedaagde] toestaat dat haar plafond tijdelijk wordt verwijderd en er vanuit haar woning gedurende enige tijd werkzaamheden worden uitgevoerd.
Artikel 5:56 BW
4.3.
[eiseres] beroept zich primair op artikel 5:56 BW. In dat artikel staat dat de eigenaar van een onroerende zaak gehouden is om, na behoorlijke kennisgeving en schadeloosstelling, tijdelijke gebruikmaking van die zaak toe te staan wanneer dat noodzakelijk is voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een andere onroerende zaak, tenzij er gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen.
4.4.
[gedaagde] heeft primair het verweer gevoerd dat artikel 5:56 BW niet van toepassing is, omdat dit artikel ziet op de situatie dat andermans erf tijdelijk moet worden betreden of tijdelijk zaken tegen een onroerend goed moeten worden geplaatst. Dit verweer faalt. Artikel 5:56 BW is door de wetgever algemeen geformuleerd, zodat het toepassing vindt bij werkzaamheden van allerlei aard ten behoeve van een onroerende zaak. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat artikel 5:56 BW in beginsel ook van toepassing kan zijn op het tijdelijk openbreken van het plafond van een appartement zodat vanuit dat appartement tijdelijk werkzaamheden kunnen worden verricht ten behoeve van het daarboven gelegen appartement. Wel is het zo dat het openbreken van een plafond om van daaruit een nieuwe balkonconstructie te plaatsen, een aanzienlijk grotere belasting oplevert voor de eigenaar van dat appartement dan bijvoorbeeld het dulden van een steiger tegen de buitengevel. Gelet daarop, mogen hoge eisen worden gesteld aan de noodzaak om de balkonconstructie op deze wijze, met gebruikmaking van het appartement van [gedaagde] , uit te voeren.
4.5.
[gedaagde] heeft deze noodzaak betwist. Zij heeft onder meer gesteld dat niet vast staat dat het plafond van [gedaagde] moet worden opengebroken om de door [eiseres] beoogde constructie te realiseren, zoals [eiseres] heeft gesteld. Uit de e-mail van [naam 2] van 3 maart 2021 (2.7) en uit het rapport van [naam 3] (2.9) blijkt dat deze stelling van [eiseres] is gebaseerd op de aanname dat de huidige stalen balkonconstructie
onderde houten balklaag zit omdat dit ook het geval was op de derde verdieping. Hoewel aannemelijk lijkt dat de balkonconstructie op de tweede verdieping identiek is, bestaat hierover vooralsnog geen uitsluitsel. Ter zitting is besproken dat [eiseres] een kijkgaatje in haar vloer zou laten maken om duidelijkheid te krijgen over de huidige balkonconstructie. De brief van de advocaat van [eiseres] die is binnengekomen op 3 mei 2022 rept niet over (de uitkomst van) het maken van zo’n kijkgaatje in haar vloer. Dat betekent dat op dit moment niet vast staat dat het nodig is om het plafond van [gedaagde] open te breken om de door [eiseres] beoogde constructie te realiseren.
4.6.
Bovendien heeft [gedaagde] betwist dat het uitvoeren van de werkzaamheden via haar plafond noodzakelijk is omdat het balkon – anders dan [eiseres] stelt – wel op andere manieren kan worden bevestigd. [gedaagde] heeft daartoe onder meer de notitie van Bouwkunde Plus met een constructieberekening van de heer [naam 5] overgelegd, waarin een alternatieve constructie voor het bevestigen van het balkon is beschreven en berekend (hierna: de alternatieve constructie) (zie 2.10). In reactie daarop heeft [eiseres] een akte met producties overgelegd waarin [naam 2] en [naam 3] bevestigen dat de alternatieve constructie theoretisch mogelijk is (zie 2.13 - 2.14), al zien zij enkele praktische bezwaren.
4.7.
Uit de hiervoor genoemde stukken blijkt dat het balkon (in ieder geval in theorie) ook door middel van de alternatieve constructie kan worden opgehangen. Voor die constructie is, naar de rechtbank begrijpt, tijdelijk gebruik van het appartement van [gedaagde] niet nodig. [eiseres] heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat het tijdelijk gebruik van het appartement van [gedaagde] noodzakelijk is. De (praktische) bezwaren van [naam 2] en [naam 3] tegen de alternatieve constructie, waar [eiseres] in haar akte op wijst, maken dat niet anders. De rechtbank ziet in deze bezwaren en hetgeen [eiseres] daarover in haar akte heeft gesteld geen aanleiding om te oordelen dat de door [eiseres] beoogde constructie noodzakelijk is. Daartoe geldt het volgende:
  • Indien nodig kan eerst de slechte staat van de achtergevel worden hersteld voordat de balkonconstructie wordt gerealiseerd. [gedaagde] heeft hier tijdens de zitting en in haar laatste akte uitlating producties ook op gewezen.
  • Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de gemeente geen vergunning zal verlenen voor de alternatieve constructie.
  • Uit de enkele opmerking van [naam 2] dat de bovenliggende constructie niet is berekend op de alternatieve constructie kan de rechtbank, zonder nadere toelichting, niet opmaken dat de alternatieve constructie niet mogelijk zou zijn, te meer nu zowel [naam 2] zelf als [naam 3] hebben bevestigd dat die constructie theoretisch mogelijk is.
  • Ten slotte is ook de omstandigheid dat de alternatieve constructie duurder is dan de door [eiseres] beoogde constructie en dat de alternatieve constructie leidt tot wijzigingen in het appartement van [eiseres] , niet doorslaggevend. Het gaat er immers niet om wat voor [eiseres] de goedkoopste oplossing is, maar of de noodzaak bestaat dat het appartement van [gedaagde] wordt gebruikt. Bovendien valt, gelet op alle bouwkundige rapporten, niet uit te sluiten dat de door [eiseres] beoogde constructie leidt tot wijzigingen in het appartement van [gedaagde] , zoals een verlaagd plafond.
4.8.
Al het voorgaande betekent dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat het tijdelijk gebruik van het appartement van [gedaagde] noodzakelijk is.
4.9.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van [gedaagde] dat er gewichtige redenen zijn om het tijdelijk gebruik van haar appartement te weigeren geen bespreking.
Artikel 5:37 BW
4.10.
[eiseres] stelt subsidiair dat [gedaagde] haar medewerking moet verlenen op grond van artikel 5:37 BW. Deze stelling faalt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen.
4.11.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen worden afgewezen.
De proceskosten
4.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat € 1.407,50 (2,5 punt × tarief € 563,-)
Totaal € 1.716,50
4.13.
De nakosten worden begroot en toegewezen als na te melden.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.14.
Aangezien de vorderingen in conventie worden afgewezen, is de voorwaarde waaronder de voorwaardelijke eis in reconventie is ingesteld niet vervuld. Deze eis wordt daarom geacht niet te zijn ingesteld en de rechtbank komt niet toe aan de beoordeling daarvan.
De proceskosten
4.15.
De voorwaardelijke vorderingen van [gedaagde] zien op het (verkrijgen van zekerheid voor het) vergoeden van toekomstige schade van [gedaagde] in geval de vorderingen in conventie zouden worden toegewezen. De schade van [gedaagde] zou in dat geval op grond van artikel 5:56 BW voor rekening van [eiseres] komen. [gedaagde] heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank haar vordering in (voorwaardelijke) reconventie als redelijke vorm van verdediging ingesteld (Hoge Raad 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673). [eiseres] wordt daarom veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op € 563,- aan salaris advocaat (2,0 punten × tarief € 563,- × factor 0,5 vanwege de samenhang met de vorderingen in conventie).
4.16.
De nakosten worden begroot en toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.716,50,
5.3.
verklaart de veroordeling in 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
verstaat dat de reconventie niet is ingesteld,
5.5.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 563,00,
5.6.
verklaart de veroordeling in 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en reconventie
5.7.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] ontstane nakosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.8.
verklaart de veroordeling in 5.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, bijgestaan door mr. T. Kok, gerechtssecretaris, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: