ECLI:NL:RBAMS:2022:4821

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 21/577
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het gelijkheidsbeginsel in WOZ-waarde geschillen met betrekking tot onroerende zaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], beroep ingesteld tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam inzake de vaststelling van de WOZ-waarden van hun onroerende zaken voor de jaren 2015, 2019 en 2020. De rechtbank heeft op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in deze zaken, waarbij de eisers de heffingsambtenaar als verweerder hadden. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarden vastgesteld op respectievelijk € 440.000,-, € 755.000,-, € 1.034.000,-, € 658.000,-, € 692.000,- en € 1.112.000,-. Eisers stelden dat de vastgestelde waarden te hoog waren en dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat vergelijkbare woningen in hetzelfde appartementencomplex lagere waarden hadden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers de woningen inclusief parkeerplaatsen moesten vergelijken met andere objecten. De rechtbank oordeelde dat het verschil van een parkeerplaats niet verwaarloosbaar was en dat de heffingsambtenaar de woningen van eisers terecht als één onroerende zaak had aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel was, omdat de heffingsambtenaar in de meerderheid van de gevallen geen te lage waarde had vastgesteld in vergelijking met de woningen van eisers.

De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarden in stand blijven. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/577, AMS 21/1622, AMS 21/1744, AMS 21/1745, AMS 21/1827 en AMS 21/3537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2022 in de zaken tussen

mr. drs. [eiser 1] en [eiser 2] , te Amsterdam, eisers

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

AMS 21/1744
De heffingsambtenaar heeft in een beschikking van 13 augustus 2020 de waarden op grond van de Wet waardering onroerende zaken (woz) van de onroerende zaak [adres 2] voor het kalenderjaar 2015 vastgesteld op € 440.000,-.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In een uitspraak op bezwaar van 11 februari 2021 (de bestreden uitspraak 1) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
AMS 21/1745
De heffingsambtenaar heeft in een beschikking van 13 augustus 2020 de woz-waarde van de onroerende zaak [adres 1] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2015 vastgesteld op € 755.000,-.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In een uitspraak op bezwaar van 11 februari 2021 (de bestreden uitspraak 2) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
AMS 21/577
De heffingsambtenaar heeft in een beschikking van 10 juni 2020 de woz-waarde van de onroerende zaak [adres 1] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 1.034.000,-.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In een uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021 (de bestreden uitspraak 3) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
AMS 21/1622
De heffingsambtenaar heeft in een beschikking van 10 juni 2020 de woz-waarde van de onroerende zaak [adres 2] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 658.000,-.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In een uitspraak op bezwaar van 15 februari 2021 (de bestreden uitspraak 4) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
AMS 21/1827De heffingsambtenaar heeft in een beschikking van 31 maart 2020 de woz-waarde van de onroerende zaak [adres 2] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 692.000,-.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In een uitspraak op bezwaar van 16 februari 2021 (de bestreden uitspraak 5) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
AMS 21/3537
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 31 maart 2020 de woz-waarde van de onroerende zaak [adres 1] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 1.112.000,-.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In een uitspraak op bezwaar van 22 juni 2021 (de bestreden uitspraak 6) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen alle bestreden uitspraken afzonderlijk beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn gevoegd behandeld op de zitting van 14 juni 2022. [eiser 1] was hierbij aanwezig mede namens [eiser 2] . De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [heffingsambtenaar] bijgestaan door taxateur [naam] .

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1. Eisers waren samen eigenaar van de onroerende zaken [adres 2] en [adres 1] . Het object [adres 2] is een appartement met berging en de oppervlakte is ongeveer 115 m². Het object [adres 1] is een appartement met berging en parkeerplaats en de oppervlakte is ongeveer 179 m².
2. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de woz-waarde van de objecten voor de kalenderjaren 2015, 2019 en 2020. De waardepeildata zijn respectievelijk 1 januari 2014,
1 januari 2018 en 1 januari 2019.
3. Eisers vinden de woz-waarde van hun woningen te hoog, omdat de woz-waarden van woningen in hetzelfde appartementencomplex die nagenoeg identiek zijn niet in lijn liggen met de woz-waarden van hun woningen. Eisers verwijzen daarbij naar tien woningen.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak?
4. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat tussen partijen alleen in geschil is de toepassing van het gelijkheidsbeginsel, waarvoor in het belastingrecht de meerderheidsregel geldt. Deze regel geldt alleen als objecten nagenoeg identiek zijn, in die zin dat de onderlinge verschillen verwaarloosbaar zijn. Daarnaast moet sprake zijn van ten minste twee identieke objecten die lager gewaardeerd zijn. Het ligt op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat de meerderheidsregel is geschonden. [1]
5. Ter zitting heeft de rechtbank de door eisers aangedragen vergelijkingsobjecten besproken. Deze woningen zijn allemaal gelegen in hetzelfde appartementencomplex en zijn op veel punten gelijk aan de woningen van eisers. Het verschil is dat er geen parkeerplaatsen bij horen. De heffingsambtenaar vindt de objecten daarom niet nagenoeg identiek. Eisers vinden dat de objecten wel nagenoeg identiek zijn als € 30.000,- per parkeerplaats wordt gecorrigeerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Voor de toepassing van de Wet woz wordt als één onroerende zaak aangemerkt een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor een samenstel van twee of meer gedeelten die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren. Dat staat in artikel 16 van de Wet woz.
7. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de woningen van eisers inclusief de parkeerplaatsen voor de toepassing van de Wet woz terecht als één onroerende zaak heeft aangemerkt. Voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel moeten daarom de woningen van eisers inclusief parkeerplaatsen worden vergeleken met andere objecten. Dan kan niet worden gezegd dat ze nagenoeg identiek zijn, want het verschil van een parkeerplaats is niet verwaarloosbaar.
8. De heffingsambtenaar heeft overzichten overgelegd waarin de door eisers aangedragen woningen worden vergeleken met de woningen van eisers. Hieruit blijkt dat de heffingsambtenaar niet in de meerderheid van de gevallen een te lage waarde heeft vastgesteld in vergelijking met de woningen van eisers. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
9 Eisers hebben ook gronden gericht tegen de vaststelling van de grondwaarde voor de afkoop van de erfpachtcanon en de vermenigvuldiging met de buurtstraatquote. De belastingrechter is niet bevoegd hierover te oordelen.
Conclusie
10. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarden van de objecten voor de kalenderjaren 2015, 2019 en 2020 in stand blijven.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 4 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:964.