In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2022, is het geschil ontstaan over de kosten van een dwangbevel dat door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam aan eiseres is opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de kosten van het dwangbevel, dat in totaal € 188,- bedroeg. De heffingsambtenaar had eerder een gecombineerde aanslag opgelegd en herinneringen verstuurd, maar eiseres stelde dat zij deze niet had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de juiste procedure heeft gevolgd en dat de kosten in overeenstemming zijn met artikel 3 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen. Eiseres was niet aanwezig tijdens de zitting op 24 mei 2022, waar de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door mr. H. Oderkerk. De rechtbank oordeelde dat zij niet bevoegd was om te oordelen over het dwangbevel zelf, maar wel over de kosten daarvan. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde kosten terecht zijn. Eiseres heeft geen argumenten aangedragen die de rechtbank zouden kunnen overtuigen van het ongelijk van de heffingsambtenaar. De uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, in aanwezigheid van griffier mr. N. Bissumbhar. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.