Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is voordien werkzaam geweest als assistent dagbesteding voor 24,68 uur per week. Zij ontving vanaf 1 februari 2018 een WW-uitkering. Op 14 maart 2018 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld. Sinds 1 mei 2018 ontvangt eiseres een ZW-uitkering. Van
10 januari 2020 tot 1 mei 2020 ontving eiseres een uitkering op grond van de WAZO. De WIA-aanvraag van 23 februari 2020 heeft verweerder met het primaire besluit afgewezen, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat eiseres ziek werd. Eiseres wordt voor 0% arbeidsongeschikt geacht.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep met een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 november 2020 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 november 2020 ten grondslag.
3. Eiseres voert – samengevat – aan dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Zij heeft beperkingen voor staan, lopen en zitten als gevolg van de behandeling met chemotherapie die ze als kind heeft ondergaan. In 2015 heeft ze een ongeluk gehad waardoor zij aan haar linkerbeen verder beperkt is geraakt en ernstige pijnklachten heeft. Verder zijn haar beperkingen door concentratieproblemen, ook als gevolg van de chemotherapie destijds, door verweerder onderschat. Volgens eiseres is het medisch onderzoek onzorgvuldig uitgevoerd. Eiseres stelt ook dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet geschikt zijn.
Het oordeel van de rechtbank
4. In deze zaak moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verweerder de WIA-uitkering terecht heeft afgewezen, omdat eiseres op 1 juli 2020 (datum in geding) meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
5. Volgens vaste rechtspraakmag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
De zorgvuldigheid van het bestreden besluit
6. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft in zijn uitspraak van
23 juni 2021bepaald dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar meebrengt dat in een geval waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo een situatie in beginsel slechts worden afgezien als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
7. Vaststaat dat eiseres in de gehele WIA-procedure niet is gezien op een spreekuur. In de primaire fase is er telefonisch spreekuurcontact geweest met een verzekeringsarts. In bezwaar heeft er telefonisch contact plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een hoorzitting op 11 november 2020. De hierboven genoemde uitspraak van de Raad betekent voor deze zaak dan ook dat beoordeeld dient te worden of de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat een spreekuurcontact in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie geen toegevoegde waarde heeft.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn reactie van 3 januari 2022 aangegeven dat een fysiek spreekuur geen aanvullende waarde had, omdat eiseres op
14 november 2019 fysiek was gezien en lichamelijk is onderzocht door een verzekeringsarts in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling. De belastbaarheid die door die verzekeringsarts is aangenomen is overgenomen in de huidige WIA-procedure. Tussen het fysieke onderzoek van eiseres en de datum in geding zit 7,5 maand, aldus de verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep waren er geen aanwijzingen dat de langer bestaande klachten van het linkerbeen en de concentratieproblemen in deze periode waren verslechterd, en had om die reden een fysiek onderzoek geen aanvullende waarde.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat de vroeggeboorte en een daarop volgende hersenziekte van haar dochtertje haar concentratiestoornis heeft verergerd. Volgens eiseres had het voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor de hand moeten liggen om haar op het spreekuur te zien, de verergering van de concentratiestoornis zou dan immers hebben geleid tot het aannemen van verdergaande beperkingen in de FML.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in diens rapportage van 3 januari 2022 afdoende gemotiveerd dat een fysiek spreekuurcontact tijdens de primaire fase of in de fase van bezwaar en beroep voor de verzekeringsarts geen toegevoegde waarde had. Verder blijkt uit het dossier dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare medische informatie heeft meegenomen bij zijn beoordeling. De verzekeringsarts heeft de beperkingen overgenomen uit de FML na de EZW-beoordeling, voor welke beoordeling eiseres fysiek is gezien en is onderzocht. Deze beoordeling was 7,5 maand voor de datum in geding in de onderhavige procedure. Een toename in de beperkingen in de tussenliggende periode, zoals door eiseres gesteld, vindt geen steun in medische stukken of anderszins. Aldus heeft de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan het medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een spreekuurcontact in dit geval geen toegevoegde waarde heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet is gebleken van een schending van het zorgvuldigheidsvereiste, zoals de Raad dat in de hierboven genoemde uitspraak heeft neergelegd. Voor zover eiseres klachten of beperkingen heeft die het gevolg zijn van haar bevalling, die plaats heeft gehad na de EZW-beoordeling en voor de datum in geding in de WIA-zaak, heeft de primaire verzekeringsarts vastgesteld dat hier sprake is van een nieuwe ziekteoorzaak. Dit oordeel is overgenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze situatie leidt om die reden dus niet, zoals eiseres kennelijk bedoelt te stellen, tot de conclusie dat een fysiek onderzoek van eiseres niet achterwege kon blijven.
De medische grondslag van het bestreden besluit
11. Eiseres heeft aangevoerd dat zij last heeft van ernstige pijnklachten aan haar linkerbeen. Bovendien is sprake van chronische vermoeidheid en psychische klachten (concentratieproblemen) na een traumatisch verlopen bevalling. Eiseres vindt dat verweerder haar medische klachten op datum in geding onderschat. Ter onderbouwing van haar klachten heeft eiseres een brief van haar kinderoncoloog van 11 juni 2019 overgelegd.
12. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden tot twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze verzekeringsarts heeft eiseres beperkt geacht op het vlak van dynamisch handelen en statische houdingen. Eiseres kan maximaal 6 uur per werkdag lopen en staan en is beperkt in het frequent hanteren van zware lasten. Ook kan eiseres maximaal 6 uur op een dag zitten. De rechtbank overweegt dat bij het bepalen van de belastbaarheid de medisch te objectiveren beperkingen op datum in geding van belang zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is blijkens zijn rapportage bekend met de brief van haar kinderoncoloog, ook de verzekeringsarts die eiseres fysiek heeft onderzocht in het kader van de EZW- beoordeling heeft kennis genomen van deze brief. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de brief van de kinderoncoloog geen aanleiding is tot het aannemen van meer beperkingen dan reeds zijn aangenomen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende en inzichtelijk gemotiveerd waarom de inhoud van de door eiseres verstrekte medische informatie geen aanleiding geeft om op datum in geding meer beperkingen aan te nemen vanwege psychische dan wel lichamelijke klachten van eiseres. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen en het medisch oordeel van de verzekeringsartsen te twijfelen. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen beperkingen in de FML.
De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van
22 september 2021 nieuwe passende functies geduid voor eiseres. Ook heeft hij gemotiveerd waarom de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, geen grond voor het oordeel dat de geduide functies in medisch opzicht ongeschikt zijn voor eiseres. Waar er sprake was van signaleringen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitgelegd waarom de functies alsnog voor eiseres geschikt zijn. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 11180), medewerker postverzorging (SBC-code 315140) en machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122), de belastbaarheid van eiseres te boven gaan. Daarmee berust ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit op goede gronden.
15. Verweerder heeft de WIA-aanvraag van eiseres terecht per 1 juli 2020 afgewezen, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep is daarom ongegrond.
16. Nu de arbeidskundige motivering hangende beroep is gewijzigd, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).