ECLI:NL:RBAMS:2022:4761
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens gebrek aan bewijs voor onmiddellijk laden of lossen
Op 21 september 2021 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Bij besluit van 21 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht, niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Tussen partijen is in geschil of sprake is van parkeren. Op de plek waar eiser met zijn auto stond, moet voor parkeren betaald worden. Het stilstaan, ook zonder de auto te verlaten, moet in beginsel als parkeren worden aangemerkt. Van parkeren is alleen geen sprake wanneer onmiddellijk personen in- en uitstappen of onmiddellijk zaken geladen of gelost worden. De bewijslast dat sprake was van onmiddellijk laden of lossen ligt op degene die zich op deze uitzondering beroept. Dit betekent dat het op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat sprake was van onmiddellijk laden of lossen van zaken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op de scanfoto’s niets te zien is dat duidt op het onmiddellijk laden of lossen van zaken. De auto staat stil op een parkeerplek, de deuren zijn dicht, de knipperlichten lijken uit te staan en er zijn geen personen te zien in of rondom de auto. Eiser heeft met de overgelegde getuigenverklaring niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onmiddellijk laden en lossen. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van onmiddellijk laden en lossen. Dit betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.