Op 5 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 mei 2022 en de behandeling vond plaats op 21 juni 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1988, werd gedetineerd in Nederland en heeft de Iraakse nationaliteit. Tijdens de zitting werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, ondanks het verweer van zijn raadsman dat er sprake was van persoonsverwisseling. De rechtbank oordeelde dat de identiteit van de opgeëiste persoon voldoende was vastgesteld aan de hand van biometrische gegevens en dat er geen twijfel bestond over zijn identiteit.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld. Eerder was geoordeeld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in de detentie-instelling in Nîmes, maar de advocaat-generaal in Rouen heeft bevestigd dat de opgeëiste persoon daar niet zal worden gedetineerd. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de opgeëiste persoon na overlevering niet het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgedragen aan de Franse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog 3 jaar en 362 dagen resteren. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.