ECLI:NL:RBAMS:2022:4687

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
13/092250-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot persoonsverwisseling en detentieomstandigheden

Op 5 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 mei 2022 en de behandeling vond plaats op 21 juni 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1988, werd gedetineerd in Nederland en heeft de Iraakse nationaliteit. Tijdens de zitting werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, ondanks het verweer van zijn raadsman dat er sprake was van persoonsverwisseling. De rechtbank oordeelde dat de identiteit van de opgeëiste persoon voldoende was vastgesteld aan de hand van biometrische gegevens en dat er geen twijfel bestond over zijn identiteit.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld. Eerder was geoordeeld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in de detentie-instelling in Nîmes, maar de advocaat-generaal in Rouen heeft bevestigd dat de opgeëiste persoon daar niet zal worden gedetineerd. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de opgeëiste persoon na overlevering niet het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgedragen aan de Franse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog 3 jaar en 362 dagen resteren. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/092250-22
RK nummer: 22/2319
Datum uitspraak: 5 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2019 door de
Attorney General’s officebij de
Court of Appeal of Rouen(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon],
geboren te Irak op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Farsische taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia behalve het genoemde alias juist zijn en dat hij de Iraakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement by defaultvan de
Court of Appeal of Rouen(Frankrijk) van 26 december 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar – waarvan nog 3 jaar en 362 dagen resteren –, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) 3.4 het volgende verklaard:
The person was not personally served with the decision, but
The person will be personally served with this decision without delay after the surrender and
When served with the decision, in the case of a correctional default, the person concerned may lodge an objection; in this case, the initial judgment will be annulled and he will be tried again for the facts;
He will also be brought before the Liberty and Custody Judge who will decide whether or not the person concerned will remain in custody until the new hearing, on the basis of the arrest warrant;
Tevens heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit per e-mail op 7 juni 2022, in antwoord op de vraag van het IRC of de opgeëiste persoon na overlevering een onvoorwaardelijk recht op een nieuw proces zal hebben het volgende verklaard:
Yes, [alias opgeëiste persoon] has the right to oppose the judgment of the Court of Appeal and will benefit from a new trial if he exercises this right;
en in antwoord op de vraag binnen welke termijn het verzet moet worden ingesteld:
10 days from the date on which the judgment was notified to him.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW, waarbij de rechtbank de verwijzing naar een ‘new trial’ verstaat als een verwijzing naar het recht op een verzetprocedure zoals omschreven in die bepaling, en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 13, te weten:
Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Persoonsverwisseling

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een persoonsverwisseling, en dat de overlevering moet worden geweigerd. De opgeëiste persoon wordt onterecht aangemerkt als zijnde [alias opgeëiste persoon], die in connectie wordt gebracht met het feit zoals dat is omschreven in het EAB. De raadsman heeft daartoe stukken overgelegd met betrekking tot een medische behandeling waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon zich heeft geïdentificeerd als [opgeëiste persoon].
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de signalering voor de opgeëiste persoon bleek nadat de politie de identiteit van hem had gecontroleerd in het Progris-systeem. Bovendien heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit foto’s aan het EAB toegevoegd, waarmee de opgeëiste persoon op zijn minst genomen sterke overeenkomsten vertoont. Er bestaat daarom geen twijfel dat de opgeëiste persoon ook degene is die wordt gezocht door de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de opgeëiste persoon degene is wiens overlevering door de Franse autoriteiten wordt verzocht. De identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld met behulp van een zogenaamde ID- of Progris-zuil, waarmee de identiteit van de opgeëiste persoon aan de hand van biometrische gegevens (zoals bijvoorbeeld vingerafdrukken) is vastgesteld. Hieruit bleek de signalering van de opgeëiste persoon. Op grond van die informatie blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat de opgeëiste persoon de persoon is van wie de uitvaardigende justitiële autoriteit de overlevering vraagt.
De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Franse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [1] dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
In een e-mail van 9 juni 2022 heeft de advocaat-generaal in Rouen laten weten dat de opgeëiste persoon niet in de detentie-instelling in Nîmes zal worden gedetineerd.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk niet het gevaar loopt aan een behandeling in strijd met artikel 4 Handvest te worden onderworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]aan de
Attorney General’s officebij de
Court of Appeal of Rouen(Frankrijk) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zoals blijkt uit onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.