ECLI:NL:RBAMS:2022:4673

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
13/058267-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie

Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 maart 2022 en betreft een vrijheidsstraf van 2 jaar en 2 maanden, waarvan nog 1 jaar, 6 maanden en 27 dagen resteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1980 in Polen, geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en momenteel gedetineerd is.

Tijdens de openbare zitting op 10 mei 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, was wel aanwezig. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij op de hoogte was van de procedure in hoger beroep, ondanks zijn afwezigheid. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) overwogen, maar besloot af te zien van de weigering omdat de opgeëiste persoon in eerste aanleg aanwezig was en de procedure in hoger beroep hem bekend was.

De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de strafbare feiten in Polen een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar met zich meebrengen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, en de beslissing is uitgesproken door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Rus.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/058267-22 (EAB IV)
RK nummer: 22/1355
Datum uitspraak: 24 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 februari 2021 door de
Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 mei 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgmentdoor de
Regional Court in Poznańvan 3 november 2017 (referentie XVI K 271/12), “
partially commuted”met een
judgementdoor de
Court of Appeal in Poznańvan 19 juli 2019 (referentie II AKa 89/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog 1 jaar, 6 maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit de in het EAB onder rubriek D verstrekte informatie leidt de rechtbank af dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld en de straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1] Alleen de procedure in hoger beroep bij de
Court of Appeal in Poznańvalt daarom onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In het EAB en de invullende informatie daarop wordt vermeld dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg in persoon aanwezig was. Tegen het vonnis in eerste aanleg is – blijkens de aanvullende informatie van 9 mei 2022 – door de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon hoger beroep ingesteld. Uit die informatie kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep.
De opgeëiste persoon was in hoger beroep niet aanwezig en zijn gemachtigde raadsman evenmin, maar alle correspondentie met betrekking tot het hoger beroep – waaronder de oproep voor de zitting – is naar het door de opgeëiste persoon zelf opgegeven adres verstuurd, namelijk dat van zijn grootmoeder. Bovendien is de opgeëiste persoon gewezen op de zogenaamde ‘adresinstructie’. Dat het adres van zijn grootmoeder inderdaad door hem is opgegeven als correspondentieadres, is ter zitting op 10 mei 2022 nogmaals door de opgeëiste persoon bevestigd.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat overlevering in deze situatie geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat de opgeëiste persoon klaarblijkelijk op de hoogte was dat er een strafproces tegen hem liep en, zo al dan niet kan worden gezegd dat hij uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
In gevallen als deze, waarin tegen dezelfde opgeëiste persoon meerdere EAB’s zijn uitgevaardigd en de behandeling van in ieder geval één van de vorderingen is aangehouden in afwachting van antwoorden op nadere vragen – namelijk het EAB met parketnummer 13/058277-22 (EAB V) – , ligt de machtiging van de rechtbank aan de officier van justitie om de feitelijke overlevering te bewerkstelligen [2] pas besloten in de einduitspraak met betrekking tot dat executie-EAB (behoudens eerdere intrekking van dat executie-EAB of van de met betrekking tot dat EAB gedane vordering als bedoeld in artikel 23, tweede lid, OLW).

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Poznań(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
2.Rechtbank Amsterdam, 25 november 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5778.