Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 maart 2022 en betreft een vrijheidsstraf van 2 jaar en 2 maanden, waarvan nog 1 jaar, 6 maanden en 27 dagen resteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1980 in Polen, geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en momenteel gedetineerd is.
Tijdens de openbare zitting op 10 mei 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, was wel aanwezig. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij op de hoogte was van de procedure in hoger beroep, ondanks zijn afwezigheid. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) overwogen, maar besloot af te zien van de weigering omdat de opgeëiste persoon in eerste aanleg aanwezig was en de procedure in hoger beroep hem bekend was.
De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de strafbare feiten in Polen een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar met zich meebrengen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, en de beslissing is uitgesproken door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Rus.