In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regional Court in Szczecin, Polen, op 17 januari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980 en momenteel gedetineerd, wordt verdacht van opzetheling. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij op de hoogte was van de strafprocedure en een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten wordt toegestaan voor het feit zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.