Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 maart 2022 en betreft een vrijheidsstraf van één jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij op de hoogte was van de strafprocedure en een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en vastgesteld dat deze niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en zijn verdediging had laten voeren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat de dubbele strafbaarheid niet hoeft te worden onderzocht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Rus.