ECLI:NL:RBAMS:2022:4670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
13/058246-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 maart 2022 en betreft een vrijheidsstraf van één jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij op de hoogte was van de strafprocedure en een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren.

De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en vastgesteld dat deze niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en zijn verdediging had laten voeren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat de dubbele strafbaarheid niet hoeft te worden onderzocht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Rus.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/058246-22 (EAB I)
RK nummer: 22/1352
Datum uitspraak: 24 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 januari 2022 door de
Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 mei 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgmentdoor de
Poznan District Court – Grunwald and Jezyce in Poznań(referentie VIII K 486/15) van 5 oktober 2017, welke is bevestigd in hoger beroep door de
Regional Court in Poznań(referentie XVII Ka 24/18) op 13 maart 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1
Reikwijdte artikel 12 OLW
Uit de in het EAB onder rubriek D verstrekte informatie leidt de rechtbank af dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld en de straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1] Alleen de procedure in hoger beroep bij de
Regional Court in Poznańvalt daarom onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
3.1.2
Beoordeling artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. In het EAB onder d) staat echter vermeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafprocedure, dat hij een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren en dat deze advocaat ook daadwerkelijk zijn verdediging heeft gevoerd. Dat betekent dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, nu sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b, OLW.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt, naar de rechtbank begrijpt, op deze lijst onder nummers 8 en 20, te weten:
Fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
Oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
In gevallen als deze, waarin tegen dezelfde opgeëiste persoon meerdere EAB’s zijn uitgevaardigd en de behandeling van in ieder geval één van de vorderingen is aangehouden in afwachting van antwoorden op nadere vragen – namelijk het EAB met parketnummer 13/058277-22 (EAB V) – , ligt de machtiging van de rechtbank aan de officier van justitie om de feitelijke overlevering te bewerkstelligen [2] pas besloten in de einduitspraak met betrekking tot dat executie-EAB (behoudens eerdere intrekking van dat executie-EAB of van de met betrekking tot dat EAB gedane vordering als bedoeld in artikel 23, tweede lid, OLW).

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Poznań(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
2.Rechtbank Amsterdam, 25 november 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5778.