ECLI:NL:RBAMS:2022:4668

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
13/055795-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en drugshandel

Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Oostenrijkse autoriteiten. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1976, is gedetineerd in Nederland en wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van heroïne en cocaïne vanuit Nederland naar Oostenrijk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen, beoordeeld.

De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, omdat het aantal feiten waarvoor overlevering werd gevraagd onduidelijk was. De rechtbank oordeelde echter dat de omschrijving van de feiten voldoende duidelijk was en dat de overlevering niet geweigerd kon worden op basis van het aantal feiten. De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid van de feiten onderzocht en vastgesteld dat de feiten onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW vallen, waardoor verder onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig was.

De rechtbank heeft voorts overwogen dat er geen weigeringsgronden waren om de overlevering te weigeren, ondanks dat de feiten gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zouden zijn gepleegd. De officier van justitie had aangevoerd dat de overlevering moest worden toegestaan, en de rechtbank volgde dit advies. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen andere belemmeringen waren voor de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/055795-22
RK nummer: 22/1426
Datum uitspraak: 24 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juni 2020 door de officier van justitie bij de
office of the state attorney Eisenstadt(Oostenrijk) – met goedkeuring van de
Eisenstadt Regional Court(Oostenrijk) op 18 juni 2020 [1] – en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 mei 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Turkse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
order for arrest,uitgevaardigd door de
office of the state attorney Eisenstadt(Oostenrijk) op 17 juni 2020 (referentie 13 St 12/18z).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Oostenrijks recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft aangegeven dat het EAB niet genoegzaam is omdat niet duidelijk is voor hoeveel feiten de overlevering wordt gevraagd. In het EAB staat dat het om
“a large number of individual offences”gaat, wat te abstract is. Het IRC spreekt, in een mail waarin om aanvullende informatie wordt gevraagd, van zes feiten en de uitvaardigende justitiële autoriteit spreekt van drie feiten. Nu het exacte aantal feiten onbekend blijft, moet de overlevering worden geweigerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten genoegzaam zijn omschreven. De omschrijving van de feiten is duidelijk, zodat het exacte aantal dat daaraan verbonden moet worden minder relevant is.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon ervan verdacht wordt in de periode van het najaar van 2016 tot en met mei 2020 deel te hebben genomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met invoer van heroïne en cocaïne vanuit Nederland – via België en Duitsland – naar Oostenrijk. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verschillende, hiermee verband houdende, feiten op verschillende pleegdata in het EAB onderverdeeld in subgroepen. Verder wordt de opgeëiste persoon ervan verdacht zich op 10 september 2019 te hebben geïdentificeerd met een vals rijbewijs. De rol van de opgeëiste persoon wordt in het A-formulier omschreven als dader.
Uit deze omschrijving van de feiten blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk waarvoor de overlevering wordt verzocht zodat is voldaan aan de hiervoor genoemde vereisten. Dat er geen exact aantal aan de feiten wordt verbonden – de rechtbank komt met een optelsom overigens op een achttal feiten – doet daar niet aan af.
De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie;
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
De rechtbank is in beginsel gebonden aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit over de vraag of een feit kan worden aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Ten aanzien van het feit onder C stelt de rechtbank echter vast dat het hier gaat om een kennelijke omissie, waardoor ten aanzien van die feiten onderzoek moet worden gedaan naar de dubbele strafbaarheid. De rechtbank stelt in dat verband vast dat is voldaan aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd. Dit feit levert naar Nederlands recht op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals reisdocument.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in Oostenrijk aangevangen;
  • de medeverdachten worden in Oostenrijk vervolgd;
  • de verdovende middelen zijn in Oostenrijk aangetroffen;
  • de verdovende middelen waren bestemd voor de Oostenrijkse markt en
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens de opgeëiste persoon te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
  • aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
  • de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanleiding bestaat om deze weigeringsgrond toe te passen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 231 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
office of the state attorney Eisenstadt(Oostenrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.