ECLI:NL:RBAMS:2022:4655

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
KK EXPL 22-392
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een relatiebeding in het kader van een arbeidsovereenkomst en de voorwaarden voor indiensttreding bij een voormalige relatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer had een voorziening gevorderd om het relatiebeding in zijn arbeidsovereenkomst te schorsen, zodat hij in dienst kon treden bij Aciso Fitness & Health GmbH, een bedrijf dat eerder een relatie had met [gedaagde]. De werknemer stelde dat hij het relatiebeding niet overtrad, omdat Aciso geen bestaande relatie meer was van [gedaagde] en de samenwerking meer dan twee jaar geleden was beëindigd.

De kantonrechter oordeelde dat het relatiebeding niet van toepassing was, omdat de werknemer niet in strijd handelde met de voorwaarden van het beding. De rechter benadrukte dat het relatiebeding onredelijk breed was geformuleerd en dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat Aciso nog een relatie was. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer per direct bij Aciso in dienst kon treden zonder het relatiebeding te schenden. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om duidelijkheid te scheppen in relatiebedingen en de voorwaarden waaronder deze van toepassing zijn. De rechter wees erop dat de werknemer recht heeft op vrijheid van arbeidskeuze, en dat onduidelijkheden in het relatiebeding voor rekening van de werkgever komen. De beslissing om het relatiebeding te schorsen werd genomen in het belang van de werknemer, die meer mogelijkheden voor zijn carrière zocht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9971144 KK EXPL 22-392
vonnis van: 9 augustus 2022
fno.: 458

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.A.M. Schellekens
t e g e n

[gedaagde] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A. Kloet.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 13 juli 2022 heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 26 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde] is verschenen bij haar directeur [naam] (hierna: [naam] ) bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] heeft op voorhand bewijsstukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities. Van hetgeen besproken is ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] is een marketing adviesbureau in de fitnessbranche. De ‘core market’ van [gedaagde] is Nederland, België, Luxemburg en de DACH-regio (Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland). In Europa is [gedaagde] marktleider.
1.2.
[eiser] is op 1 mei 2017 bij [gedaagde] in dienst getreden en laatstelijk werkzaam als ‘Product Director’ tegen een brutosalaris van € 6.000,00 per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
1.3.
In artikel 8 van de arbeidsovereenkomst, herhaald in de daarop volgende addenda, is een relatiebeding opgenomen dat luidt:
1. The Employee is, during a period of 1 year after termination of the employment not permitted to execute activities for and/or make contact with relations such as known in the relation database and in the social media of Employer, either directly or indirectly, in employment or independently, whether or not against payment.
2. Upon violation of what is stated in article 8 section 1, Employee shall forfeit for the benefit of Employer a contractual fine immediately payable upon demand of € 5,000 for each day that he remains in default.
1.4.
In het laatste addendum van 22 december 2021 is daaraan toegevoegd:
The aim of this relation clause is to make sure that the Employee does not interfere in any way with the business of the Employer in the stated period of time after, during, and after the termination of this contract. The employee gets access to loads of information, knowledge, and contacts of Employer during employment. Interfering activities are all fitness marketing-related activities.
1.5.
In april 2022 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] opgezegd tegen 1 juni 2022. Hij wenst in dienst te treden bij Aciso Fitness & Health GmbH (hierna: Aciso). Hij heeft [gedaagde] daarover op 23 mei 2022 geïnformeerd. Aciso is begin februari 2019 ontstaan uit een overname en vervolgens fusie van Greinwalder& Partner (hierna: Greinwalder), INJOY en Elements.
1.6.
Daarop heeft [naam] [eiser] op 24 mei 2022 bericht dat hij het relatiebeding schendt als hij in dienst treedt bij Aciso en de contractuele boete verbeurt.
1.7.
Bij brief van zijn gemachtigde van 8 juni 2022 heeft [eiser] [gedaagde] verzocht alsnog akkoord te gaan met zijn indiensttreding bij Aciso met de mededeling dat het geschil anders aan de rechter zal worden voorgelegd.
1.8.
In reactie hierop heeft de gemachtigde van [gedaagde] op 17 juni 2022 laten weten dat [gedaagde] [eiser] onverkort zal houden aan het concurrentiebeding.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert als voorziening bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primairhet relatiebeding geheel of gedeeltelijk te schorsen in die zin dat het [eiser] is toegestaan om zijn werkzaamheden voor Aciso te starten en het relatiebeding in algemene zin beperkt wordt tot de relaties waar [gedaagde] daadwerkelijk voor werkte in het jaar voordat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigde, één en ander te bepalen op grond van een door [gedaagde] op basis van het voorgaande te verstrekken lijst;
subsidiair
te bepalen dat [gedaagde] gehouden is aan [eiser] maandelijks een vergoeding van € 6.000,00 te betalen dan wel een bedrag dat door de kantonrechter redelijk wordt geacht, voor de periode dat het relatiebeding in stand blijft;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat hij door in dienst te treden bij Aciso als Divison Manager het relatiebeding niet overtreedt, omdat (i) het volstrekt onduidelijk is wie er onder ‘relation database and in the social media of employer’ valt en deze onduidelijkheid voor rekening en risico van de werkgever komt, (ii) Greinwalder (later Aciso) geen relatie (meer) is van [gedaagde] en (iii) [gedaagde] het relatiebeding niet mag gebruiken als concurrentiebeding, want dat laatste zijn partijen niet overeengekomen. [eiser] benadrukt dat een relatiebeding bedoeld is om te voorkomen dat een werknemer er met de klanten van de werkgever vandoor gaat. Gebruikelijk is om in een relatiebeding op te nemen voor welke periode een relatie in het kader van het beding als zodanig moet worden beschouwd (doorgaans 1 maximaal 2 jaar). Nu [gedaagde] al bijna 3 jaar geen zaken meer met Greinwalder (later Aciso) heeft gedaan en uit de overgelegde verklaring van Aciso van 29 juni 2022 blijkt dat dit ook niet te verwachten is, staat er niets aan indiensttreding van [eiser] bij Aciso in de weg.
4. Voor zover vereist doet [eiser] nog een beroep op de belangenafweging als neergelegd in artikel 7:653 onder b Burgerlijk Wetboek (BW). Bij Aciso heeft [eiser] meer (financiële) doorgroeimogelijkheden en kan hij dichterbij zijn familie zijn die in München woont, waar Aciso is gevestigd. Eén en ander maakt volgens [eiser] dat zijn belang bij schorsing van het concurrentiebeding zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij handhaving daarvan.
5. Ter onderbouwing van de subsidiair gevorderde vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW stelt [eiser] dat [gedaagde] gehouden is hem voor de duur van het relatiebeding maandelijks de gevorderde vergoeding te voldoen teneinde in zijn levensonderhoud te voorzien.
6. Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering en komt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, aan de orde.

Beoordeling

7. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
8. Gelet op de aard van de voorziening, (gedeeltelijke) schorsing van een relatiebeding in relatie tot een gewenste indiensttreding bij een andere werkgever, is het spoedeisend belang gegeven.
9. Het concurrentiebeding (of een non-concurrentiebeding) wordt in artikel 7:653 BW omschreven als
‘een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zeker wijze werkzaam te zijn’. Algemeen wordt aangenomen dat dit ook van toepassing is op een relatiebeding, omdat (ook) dat beding de werknemer beperkt om op zekere wijze werkzaam te zijn, zij het dat dit zich met name richt tegen het benaderen en bedienen van zakelijke relaties van de (voormalige) werkgever. Dit brengt mee dat voor de geldigheid van een relatiebeding aan de wettelijke vereisten daarvoor dient te zijn voldaan (ECLI:NL:HR:2017:364).
10. Voorop gesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat het relatiebeding rechtsgeldig is overeengekomen.
11. [gedaagde] voert aan dat [eiser] het relatiebeding schendt als hij in dienst treedt van Aciso, omdat hij potentieel concurrerende werkzaamheden gaat verrichten bij een bestaande relatie van [gedaagde] , waardoor deze zich daadwerkelijk kan ontwikkelen tot concurrent en een toekomstige (hernieuwde) samenwerking met Aciso dan definitief van de baan is. In de doelstelling van het relatiebeding staat volgens [gedaagde] duidelijk vermeld dat [eiser] geen activiteiten mag verrichten die de ‘business’ van [gedaagde] verstoren waardoor het relatiebeding wel degelijk elementen bevat van een concurrentiebeding.
12. De kantonrechter overweegt dat bij de uitleg van het in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst opgenomen beding, aangevuld met de doelstelling, moet worden aangeknoopt bij de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis daarvan en hoe partijen die redelijkerwijs hebben mogen opvatten. Het beding is namelijk eenzijdig door de werkgever opgesteld en voorshands is niet gebleken dat partijen bij de totstandkoming van het beding met elkaar hebben gesproken over de betekenis die daaraan moet worden toegekend. In de arbeidsovereenkomst is het beding aangeduid met ‘Relation clause’ en is het de werknemer niet toegestaan om activiteiten voor en/of contact te maken met
relatieszoals bekend in de ‘relation database’ en ‘in the social media of Employer’. Het beding beperkt zich expliciet tot relaties van [gedaagde] . In de toelichting staat eveneens wat het doel van het
relatiebedingis. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kwalificeert dit beding niet als een concurrentiebeding, omdat het alleen betrekking heeft op de relaties van [gedaagde] en niet, zoals [gedaagde] betoogt, ook op haar concurrenten. Het belang dat [gedaagde] mede beoogt te beschermen (zie 11) heeft betrekking op de bescherming van bedrijfsspecifieke kennis en expertise die [eiser] bij [gedaagde] heeft opgedaan. Hiervoor is een concurrentiebeding in het leven geroepen, maar partijen zijn dat niet, zoals gebruikelijk is, overeengekomen, ook niet bij de opvolgende addenda. Het verweer faalt op dit punt.
13. Vervolgens is de vraag of Aciso (nog) een relatie van [gedaagde] is. Onduidelijk is wie bedoeld worden met de relaties in de ‘relation database’, omdat onbetwist is gesteld dat deze database niet toegankelijk is voor [eiser] en [gedaagde] dat (ook bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst) niet heeft toegelicht. Die onduidelijkheid komt voor rekening en risico van de werkgever. Wat daar ook van zij, niet in geschil is dat Greinwalder (later Aciso) een relatie van [gedaagde] is geweest. [gedaagde] voert aan dat Aciso een bestaande relatie van haar is, maar dat standpunt heeft zij in het licht van de door [eiser] overgelegde stukken en toelichting vooralsnog niet aannemelijk gemaakt. Aciso heeft immers recent een schriftelijke verklaring ondertekend waaruit volgt dat zij geen enkele, verdere samenwerking meer met [gedaagde] wenst aan te gaan, omdat de vorige samenwerking in 2019 niet op goede voet is geëindigd en zij haar klanten sinds januari 2020 dezelfde ‘online Leas Generation Services’ en andere ‘online marketing services’ aanbiedt. In het licht hiervan komt het betoog van [gedaagde] dat er mogelijk nog muziek in de relatie zit de kantonrechter vooralsnog niet aannemelijk voor. Dat er informeel contact is onderhouden tussen hun (voormalige) CEO’s maakt dit oordeel niet anders.
14. Resteert de vraag of [eiser] het relatiebeding overtreedt als hij bij een voormalige, inmiddels gefuseerde, relatie van [gedaagde] in dienst treedt. [gedaagde] erkent dat de samenwerking met Greinwalder (later Aciso) eind 2019 is beëindigd en dat partijen niet tot nieuwe afspraken zijn gekomen. In het tussen partijen overeengekomen relatiebeding is niet een periode afgesproken hoe lang een partij nog als een relatie in de zin van het beding moet worden aangemerkt. Daarmee is het relatiebeding onredelijk breed geformuleerd en wordt [eiser] daardoor onbillijk benadeeld in het licht van de vrijheid van arbeidskeuze waarop hij aanspraak kan maken. In het petitum heeft [eiser] een termijn van één jaar gevorderd, maar de verwachting is niet dat de bodemrechter het beding tot die korte duur zal beperken. Ter zitting heeft [eiser] een termijn van maximaal twee jaar genoemd. Die laatste termijn komt de kantonrechter vooralsnog niet onredelijk voor. [gedaagde] heeft al drie jaar geen zaken meer gedaan met Aciso. In dat verband geldt dat [gedaagde] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom zij nog langer beschermd moet worden tegen activiteiten van [eiser] bij Aciso.
15. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter van een overtreding van het relatiebeding geen sprake is als [eiser] per direct bij Aciso in dienst treedt. Voor wat betreft de reikwijdte van het relatiebeding is voorshands voldoende aannemelijk dat de bodemrechter het relatiebeding gedeeltelijk zal beperken tot de relaties waar [gedaagde] daadwerkelijk voor werkte in de twee jaar voordat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigde. Vooruitlopend daarop zal het relatiebeding als na te melden worden geschorst.
16. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
schorst het tussen partijen overeengekomen relatiebeding zoals vermeld in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor zover dit verder gaat dan relaties waar [gedaagde] daadwerkelijk voor werkte in de twee jaren voordat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigde, één en ander te bepalen op grond van een door [gedaagde] te verstrekken lijst;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiser] tot heden begroot op:
-griffierecht: € 86,00
-kosten dagvaarding: € 125,03
-salaris gemachtigde: € 498,00
--------------
totaal: € 709,03
inclusief eventueel verschuldigde btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2022 in tegenwoordigheid van mr, H.G. Grünbauer, griffier.