ECLI:NL:RBAMS:2022:4642

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/715907 / FA RK 22-2060
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing met kind naar Zuid-Afrika

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak over gezamenlijke gezagsuitoefening tussen een moeder en een vader. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met hun minderjarige kind naar Zuid-Afrika te verhuizen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder verzoeken en verweren van beide partijen, en heeft op 3 mei 2022 een mondelinge behandeling gehouden. De moeder heeft aangegeven dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar carrière in de modellenwereld en dat het in het belang van het kind is, omdat het kind in Nederland gezondheidsproblemen heeft. De vader heeft zich verzet tegen de verhuizing en verzocht om een zorgregeling waarbij hij meer contact met het kind kan hebben.

De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en het kind afgewogen. De moeder heeft voldoende onderbouwd dat de verhuizing noodzakelijk is en dat zij goede voorzieningen in Zuid-Afrika heeft getroffen, zoals werk, huisvesting en kinderopvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader een beperkte rol speelt in het leven van het kind en dat de voorgestelde zorgregeling voldoende compensatie biedt voor de verhuizing. De rechtbank concludeert dat de verhuizing naar Zuid-Afrika niet een zodanig ingrijpende wijziging van het contact tussen het kind en de vader zal veroorzaken dat hun relatie daarmee zal worden doorbroken. De rechtbank verleent de moeder daarom de gevraagde toestemming om met het kind naar Zuid-Afrika te verhuizen en stelt een zorgregeling vast die de belangen van beide ouders en het kind waarborgt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/715907 / FA RK 22-2060
Beschikking van 1 juni 2022 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. H.M.A. Nobel te Almere.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de moeder, ingekomen op 30 maart 2022;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, van de vader ingekomen op 28 april 2022;
- het F9-formulier met bijlagen van de moeder van 29 april 2022;
- de brief met bijlagen van de vader van 3 mei 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 mei 2022.
Verschenen zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een kortstondige relatie met elkaar gehad.
2.2.
Op [geboortedatum] 2019 is uit de moeder geboren:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] .
2.3.
[minderjarige] is erkend door de vader. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar Zuid-Afrika te verhuizen en tevens een zorgregeling vast te stellen waarbij:
- de vader wekelijks middels videobellen contact heeft met [minderjarige] ;
- de moeder tweemaal per jaar gedurende een week met [minderjarige] naar Nederland zal afreizen en de vader in Nederland omgang heeft met [minderjarige] ;
- de moeder tweemaal per jaar de kosten van een vliegticket van de vader voldoet en de vader in de gelegenheid stelt in Zuid-Afrika omgang met [minderjarige] te hebben, althans een in goede justitie vast te stellen zorgregeling.
3.2.
De vader heeft zich verweerd tegen de verzoeken.
3.3.
De vader heeft bij zelfstandig verzoek verzocht:
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] om de week van zaterdag 9:00 uur tot zondag 18:00 uur bij hem verblijft en de andere week van vrijdag 9:30 uur tot 18:00 uur, waarbij de ene ouder [minderjarige] brengt en de andere ouder haar haalt;
- een informatieregeling vast te stellen, in die zin dat de moeder de vader informeert over medische aangelegenheden aangaande [minderjarige] .

4.De beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
4.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
4.2.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechtbank volgens vaste rechtspraak (zie HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC5901) alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van het kind een gewichtige rol speelt bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind.
4.3.
De door de HR in bovengenoemde uitspraak ontwikkelde criteria, waaraan moet worden getoetst zijn:
- het recht en belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn/haar leven opnieuw in te richten,
- de noodzaak om te verhuizen,
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid,
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg,
- de leeftijd van het kind, haar mening en de mate waarin zij is geworteld in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen,
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten of te compenseren,
- de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing
- de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg,
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving.
4.4.
De moeder stelt dat het voor haar en met name voor haar carrière zeer wenselijk is dat zij naar Zuid-Afrika verhuist om haar bedrijf verder uit te bouwen. Zij is werkzaam in de modellenwereld en heeft altijd veel in het buitenland gewerkt. Zij verblijft al 15 jaar ieder jaar drie maanden in Zuid-Afrika, waar zij in 2018 een half jaar heeft gewoond. De vader speelt een marginale rol in het leven van [minderjarige] . Hij heeft ondanks inspanningen van de moeder daartoe, maar heel beperkt contact met [minderjarige] , namelijk een uurtje op de zaterdagmiddag. Hij heeft niet eerder om uitbreiding van de zorgregeling gevraagd.
Daarnaast is een bijkomend voordeel dat de verhuizing in het belang van [minderjarige] is, omdat zij hier in Nederland altijd al erg veel last heeft gehad van haar luchtwegen. In Zuid-Afrika heeft zij daar helemaal geen last van. [minderjarige] kan in Zuid-Afrika daarom wel naar de kinderopvang, terwijl de kinderopvang hier is stopgezet, omdat zij teveel hoestte en men bang was dat zij andere kinderen aanstak. Haar oudste dochter, [naam] , heeft een andere vader, die instemt met de verhuizing. [naam] is al bekend met de internationale school waar zij naar toe zal gaan. De moeder biedt als compensatie voor de vader aan dat hij tweemaal per jaar op haar kosten naar Zuid-Afrika kan reizen en dat zij daarnaast tweemaal per jaar een week naar Nederland komt met de kinderen. De moeder kan een woning in Zuid-Afrika huren en haar woning in Nederland verhuren. Verder heeft zij in Zuid-Afrika een kinderoppas die al acht jaar betrokken is bij het gezin.
4.5.
Gelet op bovengenoemde rechtspraak is uitgangspunt dat de moeder het recht heeft om haar leven naar eigen believen in te richten. In dit geval geldt dit uitgangspunt des te sterker nu partijen nooit een gezamenlijk gezinsleven hebben gehad. Er was geen sprake van een relatie en bijbehorend gezinsleven die zijn verbroken. De moeder heeft met stukken onderbouwd dat zij een samenwerking (of fusie) zal aangaan met een bedrijf in Zuid-Afrika en dat dit een goede kans is om haar bedrijf beter in de markt te zetten dan wel uit te bouwen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat duidelijk is en ook bij de vader bekend moet zijn geweest dat de moeder voorheen ook al een leven leidde waarbij zij veel reisde en in het buitenland verbleef. Verder is van belang dat de moeder een alleenstaande moeder is die twee kinderen moet onderhouden en er dus een zwaarwegend financieel belang bij heeft dat haar bedrijf goed loopt. De noodzaak tot verhuizen is daarmee tegenover de betwisting voldoende onderbouwd. Het gaat er immers niet om of de moeder niet anders zou kunnen, maar of er een voldoende noodzakelijke reden aan de verhuizing ten grondslag ligt.
4.6.
De moeder komt al 15 jaar, ook voor langere tijd, in Zuid-Afrika en heeft daar werk, een woning, scholen en kinderopvang geregeld. Hiermee is sprake van voldoende doordenken en voorbereiden van de verhuizing. Dat zij in het verleden andere verhuisplannen had zoals de vader stelt, doet hieraan niet af.
4.7.
Met betrekking tot de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg overweegt de rechtbank als volgt. De vader heeft niet weersproken dat hij tot op heden een zeer beperkte omgangsregeling heeft. Uit het door de moeder overgelegde en niet betwiste overzicht van de omgang vanaf januari 2020 blijkt dat de vader tot mei 2021 [minderjarige] meestal een uurtje per week zag en enkele keren in het bijzijn van de moeder een middagje. Vanaf mei 2021 is zij vaker 3 à 4 uur per week bij de vader, maar niet iedere week. [minderjarige] heeft één keer een nacht bij de vader geslapen. Er is soms langere tijd geen omgang, zoals in de periode van vaders vakantie. De beperkte betrokkenheid van de vader bij [minderjarige] in haar eerste levensjaren valt naar het oordeel dan ook niet louter te verklaren door zijn ziekte in 2019 en de daaropvolgende coronacrisis. De vader geeft thans aan al langer een uitgebreidere omgangsregeling te wensen, maar deze stelling heeft hij niet onderbouwd. De moeder betwist dit en stelt dat juist zij degene is die heeft geprobeerd om hem meer bij [minderjarige] te betrekken en dat dit niet is gelukt. De vader heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. Ook op het ter zitting door de rechtbank voorgestelde scenario waarbij de moeder niet zou verhuizen, maar bijvoorbeeld vaker naar Zuid-Afrika zou reizen voor haar bedrijf en [minderjarige] dan zou worden opgevangen door de vader of het netwerk in Nederland, heeft de vader geen suggesties gedaan om dat mogelijk te maken. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat de vader een grotere opvoedrol in het leven van [minderjarige] heeft gespeeld of zou willen spelen.
De verhuizing van [minderjarige] naar Zuid-Afrika zal betekenen dat het contact tussen [minderjarige] en de vader wordt gewijzigd, in de zin dat de frequentie van het contact minder zal worden. Bij de door de moeder voorgestelde omgangsregeling zal het contact echter wel qua omvang (in uren) en intensiteit van het contact door de langere aaneengesloten aanwezigheid van de vader kunnen toenemen. Daarnaast kan er op wekelijkse basis meerdere malen (volgens moeder zelfs zo vaak als de vader zou willen) contact plaatsvinden via videobellen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verhuizing naar Zuid-Afrika niet een zodanig ingrijpende wijziging van het contact tussen de vader en [minderjarige] zal veroorzaken dat hun relatie daarmee zal worden doorbroken. Het belang van de moeder om te kunnen verhuizen weegt dan ook zwaarder dan het belang van de vader op wekelijks fysiek contact.
4.8.
[minderjarige] is 2 ½ jaar en gaat hier niet naar school of crèche, zodat niet kan worden gezegd dat zij in Nederland is geworteld. [minderjarige] is gewend aan reizen.
4.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar aanbod tot compensatie uitgebreid. Zij is bereid om driemaal per jaar naar Nederland te komen met de kinderen gedurende een week. Daarnaast zal zij eenmaal per jaar de ticketkosten van de vader naar Zuid-Afrika betalen met een maximum van € 750,- per keer, waarbij zij tevens aanbiedt dat de vader in de periode dat hij in Zuid-Afrika is kosteloos in haar woning mag verblijven. Verder heeft de moeder toegezegd dat de vader altijd welkom is om, naast bovenstaande omgangsmomenten en op eigen kosten, naar Zuid-Afrika te komen en omgang te hebben met [minderjarige] .
Daarnaast stelt de moeder voor dat de vader in ieder geval tweemaal per week met [minderjarige] kan videobellen op dinsdag en donderdag om 18.00 uur. Daarnaast mag hij ook op andere momenten met [minderjarige] videobellen.
Met dit aanbod is naar het oordeel van de rechtbank, in relatie tot de huidige omgangsregeling, een voldoende ruime compensatie geboden.
4.10.
Uit de stukken en de bespreking op de mondelinge behandeling leidt de rechtbank af dat de communicatie tussen partijen niet geheel zonder strubbelingen is, maar al met al toch zeer behoorlijk is. Zij zijn in staat afspraken te maken en zelfs samen met [minderjarige] uitstapjes te maken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat partijen ook vanaf afstand in staat moeten zijn om afspraken te maken over de omgang en zaken die in het belang zijn van [minderjarige]
4.11.
De rechtbank concludeert alle belangen afwegend dat de moeder vervangende toestemming dient te krijgen om met [minderjarige] naar Zuid-Afrika te verhuizen.
Zorgregeling
4.12.
De rechtbank zal, met inachtneming van de door de moeder ter zitting aangeboden compensatieregeling, de volgende zorgregeling vaststellen:
[minderjarige] verblijft driemaal per jaar (minimaal) zeven dagen bij de vader in Nederland, waarbij [minderjarige] met de moeder naar Nederland reist, op kosten van de moeder. Het schoolrooster van [naam] bevat vier grote vakanties: drie weken in april/mei, drie weken in juni/juli, twee weken in september/oktober en vijf weken in december/januari. Uitgangspunt zal moeten zijn dat [minderjarige] gedurende drie van deze vakanties in Nederland zal verblijven.
[minderjarige] heeft (minimaal) eenmaal per jaar gedurende zeven dagen omgang met de vader in Zuid-Afrika, waarbij de moeder de kosten van een retourticket van de vader naar Zuid-Afrika voor haar rekening neemt met een maximum van € 750,- en de vader kosteloos in het huis van de moeder mag verblijven.
Daarnaast is het de vader toegestaan om altijd bij [minderjarige] op bezoek te gaan in Zuid-Afrika, waarbij hij op eigen kosten reist, maar wel zonder kosten in het huis van de moeder mag verblijven (logies).
Voorts heeft de vader tweemaal per week contact via videobellen met [minderjarige] op dinsdag en donderdag om 18.00 uur. Daarnaast heeft de moeder ter zitting toegezegd dat de vader in aanvulling daarop ook op andere momenten mag videobellen met [minderjarige] .
Informatieregeling
4.13.
De rechtbank zal dit verzoek van de vader toewijzen nu dit niet is betwist.
4.14.
Hoewel de vader dit niet heeft verzocht is het wel wenselijk dat de moeder de vader ook actief op de hoogte stelt van andere dan medische aangelegenheden. De vader heeft weliswaar gezag en kan op eigen gelegenheid informatie van instanties bemachtigen maar met de verhuizing naar Zuid-Afrika is dit moeilijker voor hem, zodat het op de weg van de moeder ligt om deze informatie uit eigen beweging te verstrekken.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verleent de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige] naar Zuid-Afrika te verhuizen;
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden:
- [minderjarige] driemaal per jaar (minimaal) zeven dagen bij de vader in Nederland verblijft, waarbij [minderjarige] met de moeder naar Nederland reist, op kosten van de moeder;
- [minderjarige] (minimaal) eenmaal per jaar gedurende zeven dagen contact heeft met de vader in Zuid-Afrika, waarbij de moeder kosten van een retourticket van de vader naar Zuid-Afrika voor haar rekening neemt met een maximum van € 750,- per retourticket en de vader kosteloos in het huis van de moeder mag verblijven;
- Daarnaast is het de vader toegestaan om altijd bij [minderjarige] op bezoek te gaan in Zuid-Afrika, waarbij hij op eigen kosten reist, maar wel in het huis van de moeder mag verblijven;
- daarnaast heeft de vader minimaal tweemaal per week op dinsdag en donderdag om 18.00 uur contact via videobellen met [minderjarige] ;
- bepaalt dat de moeder gehouden is de vader te informeren over medische aangelegenheden aangaande [minderjarige] , wanneer deze zich voordoen;
- wijst af het anders of meer verzochte;
- verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Kaay, voorzitter tevens kinderrechter, en mr. M.M. Breugem, en mr. P.R. de Geus, rechters, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 1 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).