ECLI:NL:RBAMS:2022:4617

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/717947 / KG ZA 22-439
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitschrijving van een schip uit het scheepsregister in verband met faillissement

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, wonende in Duitsland, en de curator van de gefailleerde besloten vennootschap [gefailleerde] B.V. De eiser had in 2019 een motorschip, genaamd [naam schip], gekocht van [gefailleerde] B.V. en vorderde in kort geding dat de curator het schip zou uitschrijven uit het scheepsregister, zodat het niet in de boedel van het faillissement zou vallen. De curator betwistte de eigendom van de eiser en stelde dat het schip nog steeds eigendom was van de gefailleerde vennootschap.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2022 heeft de eiser zijn vordering toegelicht, terwijl de curator verweer voerde en een vordering in reconventie instelde. De rechter heeft vastgesteld dat de eiser te goeder trouw het schip had gekocht en dat er een onmiskenbare vergissing was gemaakt door het niet uitschrijven van het schip uit het register. De rechter oordeelde dat de curator moest meewerken aan het ongedaan maken van deze vergissing en heeft de vordering van de eiser tot uitschrijving van het schip toegewezen.

De rechter heeft de vordering in reconventie van de curator afgewezen en de proceskosten verrekend, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de curator binnen twee weken na de uitspraak het schip uit het register moet uitschrijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/717947 / KG ZA 22-439 AB/MV
Vonnis in kort geding van 5 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eiser in conventie bij dagvaarding van 1 juni 2022,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. de Vries te Naarden,
tegen
MR. [curator] ,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap [gefailleerde] B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T.F. Hemmes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en curator worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 6 juli 2022 heeft [eiser] (in de dagvaarding abusievelijk [eiser] genoemd) de dagvaarding toegelicht. De curator heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd en een vordering in reconventie ingesteld. [eiser] heeft de vordering van de curator bestreden.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
[eiser] en zijn echtgenote met mr. De Vries;
de curator met mr. Hemmes.
Na verder debat is het kort geding pro forma aangehouden tot 20 juli 2022 om partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg tot een oplossing te komen. Bij e-mail van 15 juli 2022 van mr. De Vries is verzocht vonnis te wijzen, dat vervolgens is bepaald op 5 augustus 2022.

2.De feiten

2.1.
[gefailleerde] B.V. ( [gefailleerde] ) dreef net als de aan haar gelieerde vennootschap [naam vennootschap] B.V. een onderneming gespecialiseerd in het in- en verkopen van motorjachten. Het bestuur van beide vennootschappen bestond uit [naam 1] en [naam 2] .
2.2.
Op 18 april 2019 heeft [eiser] het motorschip [naam schip] gekocht. Blijkens de in het geding gebrachte koopovereenkomst trad als verkoper op [gefailleerde] [naam vennootschap] BV. In artikel 2.4 van de koopovereenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:
Verkoper garandeert het jacht te leveren vrij van hypotheken, pandrechten, huurkoopverplichtingen, beslagen of andere financiële verplichtingen en tevens dat het jacht niet in enig register is ingeschreven. (…) Verkoper staat in voor zijn (zelfstandige) bevoegdheid tot verkoop en levering, verkoper is momenteel alleen eigenaar van het jacht.In artikel 5.1 van de koopovereenkomst staat:
Partijen verklaren, dat de koopovereenkomst tot stand kwam door bemiddeling van
[gefailleerde] [naam vennootschap] BV
2.3.
De koopsom van € 199.500,- heeft [eiser] in drie termijnen betaald. De drie bedragen zijn op 24 en 28 april 2019 en op 27 mei 2019 gestort op het rekeningnummer van [naam vennootschap] B.V.
2.4.
Blijkens een uittreksel uit het Kadaster (Eigendomsinformatie schepen) staat de [naam schip] sinds 13 december 2018 in het Kadaster ingeschreven en is zij eigendom van [gefailleerde] . De [naam schip] is gebrandmerkt met het nummer [nummer] aan de binnenzijde van de stuurboord stootwilgkast.
2.5.
Op 13 juli 2021 is [gefailleerde] in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. [curator] als curator.
2.6.
In een e-mail van 3 augustus 2021 van een kantoorgenoot van de curator aan [eiser] staat onder meer het volgende:
- op 13 juli 2021 is het faillissement uitgesproken van [gefailleerde] ;
- de koopovereenkomst met betrekking tot de [naam schip] is opgesteld tussen [naam vennootschap] B.V. en [eiser] ;
- uit informatie van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers blijkt dat [gefailleerde] de [naam schip] op 13 december 2018 door inschrijving in het register te boek heeft laten stellen;
- op de datum van het faillissement stond [gefailleerde] nog geregistreerd als eigenaar van de [naam schip] ; de [naam schip] is dus eigendom van de gefailleerde en valt in de boedel;
- de curator betwist op zich niet de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst, maar stelt zich op het standpunt dat het schip niet is geleverd, althans niet door een daartoe bevoegde persoon;
- levering dient plaats te vinden door middel van een notariële akte en door inschrijving in de openbare registers; een en ander is niet gebeurd;
- de koopovereenkomst is bovendien ondertekend door [naam vennootschap] B.V., die beschikkingsonbevoegd was;
- nu [eiser] aldus geen eigenaar is geworden van de [naam schip] wordt hem verzocht de sleutels en het registratiebewijs aan de curator af te geven; ook mag [eiser] geen gebruik meer maken van de [naam schip] en mag hij de [naam schip] niet betreden;
- de curator zal de [naam schip] te gelde maken; [eiser] kan eventueel een bod uitbrengen.
2.7.
Ook [naam vennootschap] B.V. is in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. [curator] als curator.
2.8.
De curator heeft strafrechtelijk aangifte gedaan tegen [eiser] van onttrekking van een goed aan de boedel.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – het volgende:
1. vast te stellen dat hij voorshands geacht wordt de rechtmatige eigenaar te zijn van de [naam schip] , totdat in de aanhangig te maken bodemprocedure bij vonnis dan wel bij arrest anders besloten wordt en dat oordeel in kracht van gewijsde is gegaan;
2. de curator te veroordelen om de tegen hem ingediende strafrechtelijke aangifte wegens onttrekking aan de boedel binnen twee dagen na de datum van dit vonnis onvoorwaardelijk in te trekken;
3. de curator te veroordelen om binnen twee weken na de datum van dit vonnis de [naam schip] uit te schrijven uit het scheepsregister door middel van een verzoek tot doorhaling van de inschrijving;
4. de curator te veroordelen om binnen twee weken na de datum van dit vonnis mee te werken aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, waarvan [eiser] het concept als productie 11 in het geding heeft gebracht;
5.
subsidiair:de curator te verbieden de [naam schip] te verkopen, voordat het
onder 1. bedoelde oordeel van de bodemrechter in kracht van gewijsde is gegaan;
6. het gevorderde onder 2 tot en met 5 op straffe van dwangsommen;
7. de curator te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De curator heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De curator vordert – kort gezegd – [eiser] te veroordelen binnen één week na dit vonnis over te gaan tot afgifte van de [naam schip] , op straffe van dwangsommen en met zijn veroordeling in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
4.2.
[eiser] heeft verweer gevoerd.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Vanwege de samenhang worden de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk besproken.
5.2.
In de aanloop naar dit kort geding heeft [eiser] de vraag opgeworpen of het schip dat hij heeft gekocht en onder zich houdt wel de “ [naam schip] ” is die bij het Kadaster onder die naam is teboekgesteld. [eiser] voerde hiertoe aan dat het zogenoemde HIN-nummer niet in het Kadaster is vermeld en dat er geen brandmerk op het schip aanwezig was. Er zijn bovendien wel meer boten die “ [naam schip] ” heten en de naam van een boot kan gemakkelijk worden gewijzigd, aldus [eiser] . Bij de mondelinge behandeling van dit kort geding is echter voldoende aannemelijk geworden dat het hier gaat om een en hetzelfde schip. Dit is ook erkend in de e-mail van de advocaat van [eiser] aan de curator van 3 maart 2022.
5.3.
[eiser] heeft vervolgens gesteld dat hij de [naam schip] te goeder trouw heeft verkregen, zodat een leveringsgebrek niet aan hem kan worden tegengeworpen. Hij beroept zich op artikel 3:118 BW en op artikel 3:119 lid 1 BW. Hij heeft een marktconforme koopprijs betaald en het gaat hier om een schip dat zowel registergoed als niet-registergoed kan zijn. [eiser] heeft geen brandmerk op het schip aangetroffen, zodat hij geen reden had aan te nemen dat het schip teboekgesteld zou zijn. In de koopovereenkomst heeft de verkoper ( [naam vennootschap] B.V.) onvoorwaardelijk verklaard eigenaar te zijn van het schip en dat het vrij van hypotheken en beslagen werd geleverd. Ook heeft de verkoper gegarandeerd dat het schip niet was geregistreerd (zie artikel 2.4 van de koopovereenkomst). Bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft [eiser] een zogenoemd ‘registratiebewijs snelle motorboot’ van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (met nummer [kenteken] ) ten name van [naam vennootschap] B.V. overhandigd gekregen. [eiser] doet dus een beroep op de bescherming van de derde-verkrijger te goeder trouw (artikel 3:86 BW). Er is mogelijk sprake geweest van twee leveringshandelingen (van [gefailleerde] aan [naam vennootschap] B.V. en van [naam vennootschap] B.V. aan [eiser] ) maar hoe de interne verhouding tussen de twee B.V.’s was onttrekt zich aan de waarneming van [eiser] , die niet beter wist dan dat hij het schip van [naam vennootschap] B.V. kocht en geleverd kreeg. Hij beroept zich in dit kader op artikel 3:88 BW. [eiser] beroept zich verder op rechtsverwerking. [gefailleerde] heeft het recht zich op de ongeldigheid te beroepen uitdrukkelijk prijsgegeven. Toen aan het licht kwam dat de [naam schip] in het scheepsregister stond ingeschreven, heeft [gefailleerde] bij monde van haar bestuurder ( [naam 2] ) erkend dat de levering aan [eiser] geldig was en heeft hij toegezegd de [naam schip] alsnog uit te schrijven. [gefailleerde] heeft dus uitdrukkelijk afstand gedaan van haar eigendomsrecht. [gefailleerde] heeft haar toezegging de [naam schip] uit te schrijven niet meer gestand kunnen doen, vanwege het faillissement. De curator kan echter niet meer rechten doen gelden dan de failliete vennootschap zelf. Tot slot voert [eiser] aan dat hij en zijn echtgenote door de gehele gang van zaken ernstig worden gedupeerd. [eiser] is een particulier die voor een aanzienlijk bedrag een schip heeft gekocht. Hij heeft hiervoor een lening moeten afsluiten die hij tot op de dag van vandaag nog aan het aflossen is. Hij werkt in de evenementenbranche en is ernstig getroffen door de coronacrisis.
5.4.
De curator heeft aangevoerd dat de [naam schip] moet worden aangemerkt als een registergoed in de zin van artikel 3:10 BW, dat geen leveringshandeling heeft plaatsgevonden en dat de [naam schip] door een beschikkingsonbevoegde verkoper ( [naam vennootschap] B.V.) is verkocht, terwijl [gefailleerde] de eigenaar was en nog steeds is. [eiser] heeft geen onderzoek laten verrichten en is om die reden niet te goeder trouw (zie artikel 3:23 BW in samenhang met artikel 3:11 BW). Een simpel onderzoek met de zoekterm ‘ [naam schip] ’ had de inschrijving van de [naam schip] aan het licht gebracht. [eiser] geniet evenmin bescherming als derde-verkrijger te goeder trouw op grond van artikel 3:86 BW. Dat artikel gaat over niet-registergoederen. Het subsidiaire beroep van [eiser] op artikel 3:88 BW gaat evenmin op. Hier is niet gebleken van de ongeldigheid van een vroegere overdracht. Tot slot gaat ook het beroep van [eiser] op rechtsverwerking niet op, aldus steeds de curator.
5.5.
Een schip als de [naam schip] kan wel of niet worden geregistreerd door de eigenaar. Een eerdere registratie kan door de eigenaar later weer ongedaan worden gemaakt. Voor levering van een geregistreerd schip is een notariële akte vereist. Voor levering van een niet-geregistreerd schip is bezitsverschaffing (door afgifte van de sleutels) voldoende. Bij [naam vennootschap] B.V. en [gefailleerde] was het kennelijk gebruikelijk dat schepen nu eens wel en dan weer niet werden geregistreerd. Ook werd een eenmaal gedane registratie net zo makkelijk weer ongedaan gemaakt, een en ander afhankelijk van de wensen van de klant.
5.6.
Bij de aankoop door [eiser] van de [naam schip] in 2019 gingen zowel verkoper als koper ervan uit dat het schip niet was geregistreerd en dus eenvoudig door middel van bezitsverschaffing kon worden geleverd. Dit blijkt ook uit de schriftelijke koopovereenkomst, waarin werd gegarandeerd dat het schip niet geregistreerd stond. Klaarblijkelijk was de eerdere overdracht van [gefailleerde] aan [naam vennootschap] B.V. ook zo gegaan. Voor [eiser] , een in Duitsland wonende particulier, was er geen enkele aanleiding te veronderstellen dat het om een geregistreerd schip zou gaan of om hier verder nader onderzoek naar te doen. Weliswaar was de [naam schip] gebrandmerkt, maar dat brandmerk zit op een plek die zo weinig in het oog springt dat hem niet kan worden verweten dat hij niet spontaan het gehele schip daarop heeft doorzocht.
5.7.
Enige tijd voor het faillissement werd beslag op de [naam schip] gelegd, waardoor werd ontdekt dat het schip geregistreerd stond. Nadat [eiser] het beslag had doen opheffen door de beslaglegger (die een vordering van een paar honderd euro had op [gefailleerde] ) te betalen, heeft hij contact gehad met [naam 2] . Die zei dat de boot destijds had moeten worden uitgeschreven, zoals steeds werd gedaan wanneer de koper geen registratie wilde. Dan hoefde ook niet via de notaris te worden geleverd. Hij was zonder meer bereid dit recht te zetten door het schip alsnog uit te schrijven, maar door het faillissement heeft hij hieraan geen uitvoering meer kunnen geven.
5.8.
Het komt erop neer dat het niet-uitschrijven van de [naam schip] uit het register alvorens het schip aan [eiser] te verkopen een onmiskenbare vergissing was en dat evident is dat de rechtsverhouding die tussen [eiser] en [naam vennootschap] B.V. dan wel [gefailleerde] heeft bestaan voor dat niet-uitschrijven geen rechtsgrond kon opleveren. In die rechtsverhouding werd immers steeds door alle partijen uitgegaan van een niet (meer) geregistreerd schip. Nu de curator met deze onmiskenbare vergissing wordt geconfronteerd handelt hij in overeenstemming met hetgeen in het maatschappelijk verkeer als betamelijk wordt beschouwd indien hij meewerkt aan het ongedaan maken van die vergissing (vgl. Hoge Raad 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3080). In feite hebben [gefailleerde] en vervolgens [naam vennootschap] B.V. een toekomstig roerend goed bij voorbaat geleverd door bezitsverschaffing (verg. artikel 3:97 BW) en vindt de uiteindelijke overdracht plaats zodra het schip zal zijn uitgeschreven.
5.9.
Dit betekent dat vordering 3 in conventie (de curator te veroordelen om binnen twee weken na de datum van dit vonnis de [naam schip] uit te schrijven uit het scheepsregister door middel van een verzoek tot doorhaling van de inschrijving) toewijsbaar is. Vordering 1 is een (verkapte) verklaring voor recht en daarmee in kort geding niet toewijsbaar. Vordering 2 is evenmin toewijsbaar, omdat het de curator vrij staat zich op het niet onverdedigbare standpunt te stellen dat de [naam schip] wèl in de boedel valt. Toewijzing van vordering 4 (het moeten aangaan van een vaststellingsovereenkomst) is in strijd met de contractsvrijheid en is om die reden al niet toewijsbaar. Aan vordering 5 wordt niet toegekomen, nu vordering 3 wordt toegewezen.
5.10.
Aan de toewijzing van vordering 3 zal geen dwangsom worden verbonden. Er wordt vanuit gegaan dat een curator, die bovendien verantwoording moet afleggen aan de rechter-commissaris, ook zonder dwangsom aan een veroordelend vonnis zal voldoen.
5.11.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de reconventionele vordering van de curator niet toewijsbaar is
5.12.
Nu partijen in conventie over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten verrekend in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De curator wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten in reconventie. Gezien de samenhang met het geding in conventie worden die kosten echter op nihil gesteld.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie:
6.1.
veroordeelt de curator om binnen twee weken na de datum van dit vonnis de [naam schip] uit te schrijven uit het scheepsregister door middel van een verzoek tot doorhaling van de inschrijving,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
verrekent de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie:
6.5.
weigert de gevraagde voorziening,
6.6.
veroordeelt de curator in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MV