Op 31 mei 2022 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 24 mei 2022 was ingediend. Het verzoek was gericht tegen mr. F.P. Lauwaars, een bestuursrechter te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de verzoeker geen gronden had aangevoerd die de wraking konden onderbouwen. De procedure betreft een beroepszaak van de verzoeker tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Diemen, waarbij de rechter op 13 april 2022 het onderzoek ter zitting had geschorst. De verzoeker stelde dat de rechter niet objectief was en de zaak ten onrechte had geschorst om de gemeente de gelegenheid te geven het dossier te completeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, zoals eerder is vastgesteld door de Hoge Raad. De wrakingsgronden waren onvoldoende onderbouwd en de verzoeker had geen bewijs geleverd voor de schijn van vooringenomenheid van de rechter. De Wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.