In de zaak tegen [verdachte], geboren op [geboortedag] 2003 en thans gedetineerd, heeft de rechtbank Amsterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2022, waarbij de vordering van de officier van justitie, mr. R. Bosman, en de verdediging van [verdachte] door zijn raadsman, mr. R.C. Fransen, zijn gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere (poging tot) brandstichting en opzettelijke beschadiging van een zendmast in Amsterdam op 18 april 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gemeen gevaar voor andere goederen dan de zendmast zelf was, waardoor de poging tot brandstichting niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak [verdachte] vrij van de feiten 1 en 2, maar oordeelde dat hij wel opzettelijk een werk voor telecommunicatie had beschadigd, wat bewezen werd geacht op basis van DNA-bewijs en camerabeelden die zijn betrokkenheid bij de brandstichting aantoonden. De rechtbank heeft de strafbaarheid van [verdachte] vastgesteld en hem veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de maatschappelijke impact van de brandstichting en de schade aan de zendmast in overweging genomen bij het bepalen van de straf.