ECLI:NL:RBAMS:2022:4460

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
13.032275.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot brandstichting en veroordeling voor opzettelijke beschadiging van een werk voor telecommunicatie

In de zaak tegen [verdachte], geboren op [geboortedag] 2003 en thans gedetineerd, heeft de rechtbank Amsterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2022, waarbij de vordering van de officier van justitie, mr. R. Bosman, en de verdediging van [verdachte] door zijn raadsman, mr. R.C. Fransen, zijn gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere (poging tot) brandstichting en opzettelijke beschadiging van een zendmast in Amsterdam op 18 april 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gemeen gevaar voor andere goederen dan de zendmast zelf was, waardoor de poging tot brandstichting niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak [verdachte] vrij van de feiten 1 en 2, maar oordeelde dat hij wel opzettelijk een werk voor telecommunicatie had beschadigd, wat bewezen werd geacht op basis van DNA-bewijs en camerabeelden die zijn betrokkenheid bij de brandstichting aantoonden. De rechtbank heeft de strafbaarheid van [verdachte] vastgesteld en hem veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de maatschappelijke impact van de brandstichting en de schade aan de zendmast in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.032275.21
Datum uitspraak: 12 juli 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het [adres] ,
thans gedetineerd te [detentieplaats]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Bosman en van wat [verdachte] en zijn raadsman, mr. R.C. Fransen, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [naam Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht
in/aan/nabij een zendmast gelegen aan [het adres] ,
door een hoeveelheid brandbare stof, althans een vluchtige stof, op/in/aan/nabij de
zendmast te verspreiden en/of (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met
die brandbare stof, althans vluchtige stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die zendmast, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen te duchten is;
( art 47 en art 157 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 18 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, om opzettelijk brand te stichten in/aan/nabij een
zendmast gelegen aan [het adres] , door een hoeveelheid
brandbare stof, althans een vluchtige stof, op/in/aan/nabij de zendmast te
verspreiden en/of (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met die
brandbare stof, althans vluchtige stof;
( artikel 45,47, 157 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 18 april 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk enig geautomatiseerd
werk en/of enig werk voor telecommunicatie, te weten een of meer (twee)
zendmast(en) gelegen aan [het adres] , heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of stoornis in de gang of in de
werking van dat werk heeft veroorzaakt en/of (een) ten opzichte van dat werk
genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, immers, heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens) brand gesticht in/aan/nabij die zendmast(en) ten
gevolge waarvan (telkens) gemeen gevaar voor goederen en/of de verlening van
diensten te duchten is;
( art 47 en 161sexie Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 april 2020
tot en met 18 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer (twee) jerrycan(s), in
elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(art 311 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde (poging tot) brandstichting. Volgens de wet is brandstichting strafbaar indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Het gemeen gevaar dient zich uit te strekken tot andere roerende en onroerende goederen (zaken) dan het goed waarin brand wordt gesticht. Uit de aangifte blijkt dat het hekwerk van de zendmast, de apparatuurkast, de bijbehorende kabels en de antenne door de brand zijn beschadigd. Voornoemde goederen zijn onderdeel van de zendmast en moeten naar het oordeel van de rechtbank, alles bij elkaar, als een geheel worden gezien. Door Forensische Opsporing is nader onderzoek gedaan naar de mate van gevaar voor omliggende goederen. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen reële kans bestond op gevaar voor andere goederen dan de zendmast.
De zendmasten staan boven op de trappenhuizen van het bovenste parkeerdek van de parkeergarage. De kans op het overslaan van de brand naar het trappenhuis of naar omliggende woningen is zeer gering omdat de constructie waar de zendmasten op staan, uit beton bestaat, volgens dit onderzoek
De rechtbank zal gelet op het voorgaande [verdachte] van deze feiten vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de diefstal van de jerrycans niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. [verdachte] zal van dit feit worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het in vereniging beschadigen van een werk voor telecommunicatie door brand te stichten aan een zendmast.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat [verdachte] niet actief betrokken zou zijn geweest bij het in brand steken van de betreffende zendmast. Op basis van het dossier kan hoogstens worden aangenomen dat [verdachte] betrokken is geweest bij handelingen bij de andere zendmast.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij het in brand steken van de zendmast. [verdachte] ontkent niet dat hij aanwezig was op het parkeerdek. Ook is zijn DNA aangetroffen op een jerrycan en op een handschoen, beide op de plaats delict. Er is vergelijkend onderzoek gedaan naar de inhoud van de jerrycan waarop het DNA van verdachte is aangetroffen en de vloeistof die is aangetroffen op een afdekstrip van een van de zendmasten. Daaruit kan worden geconcludeerd dat deze vloeistoffen overeenkomen. De rechtbank leidt daaruit af dat de inhoud van de jerrycan is gebruikt voor dit delict. Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de jerrycan en de handschoen. Alleen al op grond van het aantreffen van het DNA en het ontbreken van een verklaring van verdachte daarover, kan betrokkenheid bij dit feit worden afgeleid. Daar komt nog bij dat op grond van de ter zitting getoonde camerabeelden is vast te stellen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachte. Beide verdachten trekken samen op bij binnenkomst, zij forceren de deuren en houden die voor elkaar open. Eenmaal op het hoogste parkeerdek aangekomen lopen zij meteen op de zendmasten af en is ook te zien dat zij kort overleg voeren. Op de beelden is vervolgens te zien dat er bij een van de zendmasten vuur laait. Beide verdachten verlaten daarna ook weer samen de parkeergarage. Deze handelingen geven blijken van een vooropgezet plan dat vervolgens samen wordt uitgevoerd. Behalve dat een verklaring over het DNA is uitgebleven heeft [verdachte] ook niets willen vertellen over hetgeen zich op het parkeerdek heeft afgespeeld. De rechtbank gaat daarom uit van de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van de twee personen op het parkeerdek en concludeert daaruit dat [verdachte] en zijn medeverdachte hebben samengewerkt bij het in brand steken van de zendmast.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
Ten aanzien van feit 3:
op 18 april 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk enig werk voor telecommunicatie, te weten een zendmast gelegen aan [het adres] , heeft beschadigd en onbruikbaar gemaakt en stoornis in de gang of in de werking van dat werk heeft veroorzaakt, immers, hebben verdachte en zijn mededader brand gesticht aan die zendmast ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor de verlening van diensten te duchten is;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straffen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 42 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vindt Toezicht en Begeleiding door Reclassering Nederland daarbij passend en geboden. Daarnaast vordert de officier van justitie een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De zaak is verouderd en [verdachte] is voorafgaand aan deze zaak niet eerder veroordeeld. De raadsman sluit zich aan bij het advies van de Raad. [verdachte] is in het kader van een nieuwe verdenking recent gedetineerd geraakt. Reclassering Nederland is in die zaak betrokken en zal in komende dagen spreken met [verdachte] en nader adviseren. De raadsman is van mening dat dit gesprek en de bevindingen van Reclassering Nederland moeten worden afgewacht alvorens een toezicht wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft samen met een ander opzettelijk een zendmast in brand gestoken. Daardoor is niet alleen flinke materiële schade ontstaan aan de bekabeling van de zendmast maar is tevens een storing veroorzaakt aan de zendmast waardoor deze tijdelijk niet heeft gewerkt. Hierdoor hebben mensen in de directe omgeving mogelijk geen bereik gehad bij hun provider. Het lijkt erop dat het ontbreken van bereik is ondervangen door andere zendmasten, waardoor in dit geval zich waarschijnlijk geen gevaarlijke situaties hebben voorgedaan. Dit had anders kunnen zijn en verdachte heeft dan ook een onverantwoord risico genomen door zijn handelen. Een zendmast dient een publiek doel en dient daarom gevrijwaard te blijven van beschadigingen zoals de onderhavige. Hoewel de rechtbank geen aanwijzingen heeft gevonden dat de brandstichting een ideologisch gemotiveerde daad betreft, kan de brandstichting niet volledig los worden gezien van de omstandigheid dat deze de zoveelste was in een reeks brandstichtingen van zendmasten en bovendien samenviel met een landelijk gevoelde angst en onzekerheid in verband met het coronavirus. Dit heeft mogelijk nog meer angst en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 juni 2022, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan onderhavige zaak niet eerder is veroordeeld. Daarna, in december 2020 en augustus 2021, is [verdachte] veroordeeld voor respectievelijk een bedrijfsinbraak en heling en rijden zonder rijbewijs. De rechtbank zal hem evenwel ten aanzien van onderhavige zaak aanmerken als first offender.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de over [verdachte] uitgebrachte rapportages en adviezen van de Raad van 24 augustus 2021 en 22 juni 2022.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk staat aan het voorarrest en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf. De huidige situatie van [verdachte] lijkt vrijwel onveranderd. Hoewel [verdachte] werkzaam zou zijn bij [bedrijf] als maaltijdbezorger, beschikt hij nog steeds niet over een startkwalificatie. [verdachte] is nu bijna 19 jaar en het is ruim twee jaar geleden dat de onderhavige verdenking heeft plaatsgevonden. Wel is [verdachte] recent (14 juni 2022) opnieuw in aanraking gekomen met politie.
Hij wordt verdacht van bezit van harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Reclassering Nederland heeft hiervoor gerapporteerd ten behoeve van de raadkamer en zal hierover ook ten behoeve van de inhoudelijke zitting gaan rapporteren. Gezien het recente politiecontact en het gegeven dat de huidige situatie vrijwel onveranderd is (voor zover de Raad op basis van beperkte informatie kan beoordelen), ziet de Raad de meerwaarde van het handhaven van een mogelijke proeftijd onder de algemene voorwaarden.
Ter zitting heeft de Raad desgevraagd meegegeven dat zekerheidshalve ook ten aanzien van onderhavige zaak de maatregel van Toezicht en Begeleiding door Reclassering Nederland zou kunnen worden opgelegd. Daarbij zal [verdachte] zich moeten houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland en moeten zorgen dat hij een zinvolle dagbesteding heeft.
De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de hoogte van de eis van de officier van justitie. Daarbij heeft de rechtbank de aanzienlijke schade en de maatschappelijke impact in aanmerking genomen. Gelet op het feit dat [verdachte] voorafgaand aan onderhavige zaak nog first offender was en de zaak is verouderd vindt de rechtbank de modaliteit van jeugddetentie niet passend. De rechtbank zal aan [verdachte] een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. De rechtbank ziet af van het opleggen van Toezicht en Begeleiding. Een gedegen onderzoek naar de juiste invulling van een eventueel toezicht zal in het kader van de nieuwe verdenking plaatsvinden.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 161sexies van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart niet bewezen het onder feit 1, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 3
opzettelijk enig werk voor telecommunicatie beschadigen en stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de verlening van diensten te duchten is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstrafvoor de duur van
160 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nijland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2022.