ECLI:NL:RBAMS:2022:4459

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
13.184916.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld door een minderjarige in Amsterdam

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 14 juli 2020 in Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen een telefoon en een autosleutel heeft weggenomen van de benadeelde partij, terwijl dit gepaard ging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de benadeelde partij hebben geslagen en geschopt, en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €1.000,- aan de benadeelde partij, bestaande uit €500,- materiële schade en €500,- immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.184916.20
Datum uitspraak: 12 juli 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op [adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat [verdachte] en zijn raadsman, mr. R.A. Korver, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat naar voren is gebracht door:
de moeder, mevrouw [naam Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en mevrouw [naam WSS] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS).
Verder is de benadeelde partij [benadeelde partij] ter terechtzitting verschenen.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk: Apple,
type: iPhone XR) en/of een (auto)sleutel (behorende bij merk: Suzuki, type: Alto,
kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
voornoemde autosleutel uit het autocontact te trekken en/of (vervolgens)
- voornoemde [benadeelde partij] eenmaal of meermalen (met kracht) (met de vuist(en)) tegen
het hoofd en/of tegen het (boven)lichaam te slaan en/of
- voornoemde [benadeelde partij] eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- een vuurwapen (dreigend) in de richting van voornoemde [benadeelde partij] te richten en/of
af te schieten en/of
- voornoemde [benadeelde partij] (met kracht) met een vuurwapen tegen het (voor)hoofd te
slaan;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
openlijk, te weten, (aan) het [adres 2] en/of de [adres 3] , in elk geval op
of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] , welk geweld bestond uit het
- eenmaal of meermalen (met kracht) (met de vuist(en)) tegen het hoofd en/of tegen
het (boven)lichaam van voornoemde [benadeelde partij] te slaan en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van
voornoemde [benadeelde partij] te schoppen en/of te trappen en/of
- ( met kracht) met een vuurwapen tegen het (voor)hoofd van voornoemde [benadeelde partij] te
slaan;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer andere(n), een wapen van categorie II en/of categorie
III, te weten een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het voorhanden hebben van een wapen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen zodat [verdachte] daarvan zal worden vrijgesproken.
5. Waardering van het bewijs
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging van het slachtoffer [benadeelde partij] .
De raadsman heeft vrijspraak bepleit conform zijn overgelegde pleitnotities, welke hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. De raadsman heeft zich, concluderend, op het standpunt gesteld dat ondanks het gegeven dat [verdachte] in de buurt was, niet kan worden bewezen dat [verdachte] een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd bij de diefstal met geweld. Er kan dus niet van medeplegen worden gesproken. Subsidiair is de raadsman van mening dat geen sprake is geweest van een voltooide diefstal van de autosleutel en dat niet kan worden vastgesteld dat er een vuurwapen is gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij de diefstal met geweld. De verklaring van aangever [benadeelde partij] wordt op essentiële onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. De aangifte komt overeen met hetgeen aangever kort na het incident bij zijn 112 melding heeft verklaard. Ter plaatse constateert de politie letsel en een gescheurd T-shirt bij aangever. Ook wordt de autosleutel van de aangever in de omgeving van de auto op de grond gevonden. Blijkens de letselverklaring past het letsel van de aangever bij de door de aangever beschreven toedracht. In de slaapkamer van [verdachte] worden 4 lege iPhone-doosjes aangetroffen, waarvan 2 van kinderen van [verdachte] moeder en waarvan 2 volgens een van die kinderen van [verdachte] vrienden zouden zijn.
De rechtbank ziet alles overziend geen aanleiding te twijfelen aan de rol die aangever aan [verdachte] toeschrijft. [verdachte] , die aangever kent uit de JJI [naam JJI] , heeft contact met aangever gezocht voor het kopen van iPhone(‘s). Zij hebben daartoe een afspraak in Amsterdam, op het [adres 2] , gemaakt en aangever is vanuit [plaats] daarnaartoe gereden. [verdachte] heeft ter zitting bevestigd dat hij contact heeft gehad met aangever over het verkopen van telefoons. Hij zou daarin bemiddelen. De aangever wordt eenmaal ter plaatse verrast door de aanwezigheid van, behalve [verdachte] , ook andere jongens. Op grond van DNA onderzoek en herkenningen van medeverdachten door de aangever, is het vermoeden van betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontstaan.
De aangever schrijft [verdachte] en de medeverdachten een actieve rol toe ten aanzien van het geweld en de wegnemingshandelingen. [verdachte] is in de auto gestapt terwijl de anderen om de auto heen gingen staan. De autosleutel is uit het contactslot gehaald en meegenomen zodat de aangever niet kon wegrijden. De aangever is na het uitstappen geschopt en geslagen door [verdachte] en anderen terwijl ondertussen zijn auto is doorzocht en daarbij zijn telefoon is weggenomen. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij [verdachte] en de medeverdachten elkaar hebben versterkt.
De rechtbank kwalificeert het voorgaande als een voltooide diefstal. Zowel de telefoon als de autosleutel is op wederrechtelijke wijze van de aangever afgenomen. De telefoon is niet meer teruggevonden of teruggegeven. Het feitelijke bezit van de autosleutel was in handen van [verdachte] en de medeverdachten. Dat de autosleutel vervolgens in de omgeving van de auto op de grond is gegooid doet aan het vorenstaande niets af.
De rechtbank is evenwel met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er ook een vuurwapen is gebruikt, zodat [verdachte] hiervan partieel zal worden vrijgesproken. Er zijn geen hulzen of patronen aangetroffen rondom het plaats delict. Blijkens het buurtonderzoek zijn door omwonenden geen bijzonderheden gehoord. De enkele melding in het proces-verbaal van bevindingen dat een buurtbewoner een knal zou hebben gehoord is niet afdoende, nu dit in het dossier niet verder is onderbouwd en in tegenspraak is met het proces-verbaal over het buurtonderzoek.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 14 juli 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (merk: Apple, type: iPhone XR) en een autosleutel (behorende bij merk: Suzuki, type: Alto,
kenteken: [kenteken] ), die toebehoorden aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde autosleutel uit het autocontact te trekken en voornoemde [benadeelde partij] tegen het hoofd en lichaam te slaan en tegen het hoofd en lichaam te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straffen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 124 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar, met de daarbij een maatregel Toezicht en Begeleiding met de door de Raad geformuleerde bijzondere voorwaarde dat [verdachte] meewerkt aan het woontraject van [naam 1] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden. [verdachte] heeft een positieve houding ten aanzien van de interventies en komt zijn afspraken na. Hij maakt deel uit van een hecht gezin met een betrokken moeder. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, hetgeen een matigend effect behoort te hebben op de straf. De raadsman heeft gelet op het voorgaande verzocht een onvoorwaardelijke straf op te leggen voor de duur van de voorlopige hechtenis en voor het overige het te houden bij een voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft zich tezamen en in verenging met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Het slachtoffer was in goed vertrouwen vanuit [plaats] naar [verdachte] in Amsterdam gereden om een telefoon te kopen. Eenmaal ter plaatse is hij door [verdachte] en de andere aanwezigen geschopt en geslagen waarbij zijn autosleutel en telefoon zijn weggenomen. Het spreekt voor zich dat dit een nare en angstige ervaring moet zijn geweest. Dit volgt ook uit de onderbouwing van het verzoek tot immateriële schadevergoeding van het slachtoffer. Het incident heeft indruk op hem gemaakt en hij heeft aangegeven er nog steeds last van te hebben.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte, op de dag van onderhavige zaak, is veroordeeld voor een gewapende overval. Sinds het onderhavige feit blijkt nog van een geseponeerde verdenking voor heling en een geldboete voor rijden zonder rijbewijs.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapportages van de Raad van 9 december 2020 en 17 juni 2022.
De Raad vindt het positief dat [verdachte] al twee jaar lang, met uitzondering van de hiervoor genoemde verdenking en veroordeling, niet meer in aanraking met politie en justitie lijkt te zijn gekomen en een positieve ontwikkeling laat zien.
Hij heeft zijn diploma niveau één inmiddels behaald en ook op zijn huidige opleiding gaat het goed. Daarnaast heeft hij zich tijdens de langdurige schorsing van de voorlopige hechtenis, gehouden aan de afspraken met de WSS en zijn de meeste doelen behaald. Het feit waar [verdachte] van verdacht wordt is inmiddels alweer van bijna twee jaar geleden waardoor de Raad zich afvraagt of een straf nog pedagogische meerwaarde heeft.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf en Toezicht en Begeleiding voor de duur van zes maanden. Als bijzondere voorwaarden adviseert de Raad dat [verdachte] meewerkt aan een woontraject van [naam 1] en zich houdt aan de afspraken met de WSS.
De WSS sluit zich aan bij het advies van de Raad en onderschrijft de positieve ontwikkelingen. [verdachte] woont op dit moment nog bij [naam 2] maar hij is vaak bij moeder. [verdachte] is aangemeld bij [naam 1] om daar vanaf zijn 18e verjaardag te wonen. Hij moet alleen nog het toestemmingsformulier ondertekenen en dan staat hij officieel op de wachtlijst. Dit heeft hij tot op heden niet gedaan. Concreet betekent dit dat [verdachte] binnenkort terug gaat naar moeder. Toezicht en Begeleiding is enkel nog nodig ter monitoring van het traject bij [naam 1] en het wonen bij moeder. Een termijn van zes maanden is daarvoor voldoende.
Gelet op de aard en de ernst van het onderhavige delict en het feit dat verdachte op die dag nota bene is veroordeeld tot een forse deels voorwaardelijke jeugddetentie vindt de rechtbank de modaliteit van (een deels voorwaardelijke) jeugddetentie passend.
Anderzijds constateert de rechtbank dat de redelijke termijn is overschreden en dat [verdachte] zich positief heeft ontwikkeld in de afgelopen twee jaren en zich ook aan de voorwaarden die hoorden bij het schorsingstoezicht heeft gehouden.
De rechtbank ziet daarin reden om de proeftijd tot een jaar te beperken en geen Toezicht en Begeleiding op te leggen. [verdachte] lijkt inmiddels doordrongen van het (eigen) belang dat hij zijn handtekening plaatst voor het woontraject bij [naam 1] . Een toezicht door de reclassering is daarvoor niet noodzakelijk.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek, waarvan 56 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van een jaar.

11.Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert, naar de rechtbank begrijpt, een bedrag van
€ 1.750,- aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 14.000,- aan immateriële schade.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks
materiële schadeis toegebracht. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat het
T-shirt van de benadeelde is gescheurd als ook dat zijn telefoon is weggenomen. De door de officier van justitie gevorderde
€ 500,-komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Op grond van het dossier is niet zonder meer vast te stellen dat de benadeelde schade heeft geleden aan zijn schoenen of auto. Nu deze schadeposten ook niet nader zijn onderbouwd door de benadeelde zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is verder van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks
immateriële schadeis toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn persoonlijke levenssfeer door de gewelddadige beroving. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van
€ 500,-toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Nu de benadeelde partij zijn vordering tot immateriële schadevergoeding niet met stukken heeft onderbouwd, wordt de benadeelde partij voor het overige van zijn vordering tot immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk verklaard.
[verdachte] wordt hoofdelijk veroordeeld om het
in totaaltoegewezen bedrag van
€ 1.000,-aan de benadeelde partij te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de hierna te noemen
schadevergoedingsmaatregelopleggen, aangezien verdachte jegens [benadeelde partij] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van
€1.000,- (duizend euro)(te weten € 500,- materiële schade en € 500,- immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente en hoofdelijk opgelegd.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart niet bewezen dat [verdachte] het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair:
diefstal vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte]
,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
56 dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 1 (een) jaar.
Onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij]toe tot een bedrag van € 1.000,- (duizend euro) (te weten € 500,- materiële schade en € 500,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juli 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , te betalen de som van € 1.000- (duizend euro) (te weten € 500,- materiële schade en € 500,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juli 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nijland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2022.