In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Zwanenburg, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door het college, dat op 24 augustus 2020 besloot de auto van eiser weg te slepen omdat deze geparkeerd stond op een plek die uitsluitend bestemd was voor deelauto's van MyWheels. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 15 juni 2022 was eiser aanwezig, maar het college was niet vertegenwoordigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiser op het moment van wegslepen in overtreding geparkeerd stond. De kern van het geschil was of het college de kosten van het wegslepen in redelijkheid op eiser mocht verhalen. Eiser voerde aan dat het verkeersbord dat aangaf dat de parkeerplaats uitsluitend voor deelauto's was, niet goed zichtbaar was, omdat het achter een ander bord was geplaatst. Hij stelde dat hij niet had kunnen weten dat hij daar niet mocht parkeren.
De rechtbank oordeelde echter dat het verkeersbord voldoende zichtbaar was en dat eiser had moeten kijken voordat hij zijn auto parkeerde. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn onderzoeksplicht niet had nageleefd door niet goed om zich heen te kijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en dat de kosten van de bestuursdwang terecht op hem waren verhaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.