ECLI:NL:RBAMS:2022:433

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4115
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorg- en huurtoeslag op basis van toetsingsinkomen en afkoop lijfrenteverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van haar zorgtoeslag en huurtoeslag voor het belastingjaar 2019, die door de Belastingdienst op € 0,- was vastgesteld. De Belastingdienst had vastgesteld dat het toetsingsinkomen van eiseres € 29.583,- bedroeg, wat aanzienlijk hoger was dan het eerdere voorschot van € 14.230,-. Hierdoor had eiseres volgens de Belastingdienst geen recht meer op de toeslagen en moest zij de teveel ontvangen bedragen terugbetalen.

Eiseres betwistte deze beslissing en voerde aan dat de afkoop van een lijfrenteverzekering ten onrechte was meegenomen in het toetsingsinkomen. Volgens haar had deze afkoop als bijzonder inkomen moeten worden beschouwd, wat haar toetsingsinkomen met ongeveer € 7.000,- zou verlagen. De rechtbank oordeelde echter dat de wet geen mogelijkheid biedt om bepaalde inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten bij de zorgtoeslag. De afkoop van de lijfrente viel niet onder de uitzonderingen die in de wet zijn opgenomen.

De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst terecht het hogere toetsingsinkomen had gehanteerd en dat de terugvordering van de teveel betaalde zorg- en huurtoeslag gerechtvaardigd was. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd van haar financiële situatie om te kunnen stellen dat er dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiseres de mogelijkheid had om een betalingsregeling aan te vragen bij de Belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4115
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

( [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 10 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de zorgtoeslag en de huurtoeslag van eiseres voor het belastingjaar 2019 definitief vastgesteld op € 0,-. Met een besluit van 28 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op 31 januari 2022 plaatsgevonden via een videoverbinding.
Eiseres is verschenen, vergezeld door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft het (gezamenlijk) toetsingsinkomen van eiseres voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 29.583,-. Dit toetsingsinkomen is veel hoger dan waar verweerder bij het toekennen van het voorschot huur- en zorgtoeslag vanuit is gegaan. Dit betrof destijds een (gezamenlijk) toetsingsinkomen van € 14.230,-. Doordat sprake is van een veel hoger toetsingsinkomen, heeft eiseres volgens verweerder geen recht meer op zorg- en huurtoeslag en dient zij de teveel betaalde zorg- en huurtoeslag terug te betalen. Zij komt namelijk met haar toetsingsinkomen boven de inkomensgrens uit. [1] Verweerder is daarom overgegaan tot terugvordering van de teveel betaalde zorg- en huurtoeslag. Eiseres heeft gesteld dat verweerder ten onrechte de afkoop van een lijfrente in het jaar 2019 niet beschouwd als bijzonder inkomen in de zin van artikel 2b, eerste lid, aanhef en sub a tot en met e, van het Besluit op de Huurtoeslag (Bht). Als verweerder dit wel had gedaan, had dit volgens eiseres geleid tot een vermindering van haar toetsingsinkomen met een bedrag van ongeveer € 7000,-. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog en overweegt daartoe als volgt.
3. Bij de zorgtoeslag kent de wet geen mogelijkheid om van het (gezamenlijk) toetsingsinkomen af te wijken door bepaalde inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten. Deze mogelijkheid bestaat wel bij de huurtoeslag, maar daar komt eiseres’ situatie niet voor in aanmerking. De afkoop van een lijfrenteverzekering staat namelijk niet in de limitatieve lijst met gevallen waarin inkomensbestanddelen van het toetsingsinkomen buiten beschouwing kunnen worden gelaten. [2] De rechtbank vindt dat de afkoop van de lijfrente ook niet op een lijn is te stellen met de situatie die wel in de lijst staat, namelijk de afkoop van een pensioen. Bij de afkoop van een pensioen als bedoeld in de lijst, is het de instantie die het pensioen uitkeert die beslist dat het pensioen in een keer wordt afgekocht. Degene die het pensioen ontvangt kan daar dus niet zelf voor kiezen. In het geval van de afkoop van de lijfrente gaat het om een eigen keuze van eiseres. Die keuze komt voor haar eigen risico [3] . De rechtbank begrijpt dat de lijfrente van eiseres eigenlijk als pensioen was bedoeld, maar door eiseres is opgenomen, zodat zij naar Marokko kon in verband met het overlijden van haar broer. Hoe begrijpelijk de opname van het geld ook is, het blijft een eigen keuze van eiseres, waardoor haar inkomen is gestegen en de toeslagen waar ze recht op had lager werden. Zij moet het teveel ontvangen geld daarom terugbetalen.
4. De rechtbank vindt niet dat er sprake is van dringende redenen waarom verweerder moet afzien van de terugvordering of het bedrag matigen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het bedrag niet kan betalen, maar de rechtbank heeft onvoldoende inzage in haar financiële situatie en in zijn algemeenheid leidt een slechte financiële niet tot matiging van de vordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een betalingsregeling, die eiseres bij verweerder aan kan vragen.
5. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht van een (gezamenlijk) toetsingsinkomen van € 29.583,- is uitgegaan bij de berekening van eiseres’ zorg- en huurtoeslag voor het belastingjaar 2019 en de teveel betaalde huur- en zorgtoeslag van eiseres mocht terugvorderen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier, op 31 januari 2022.

griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.In 2019 is de inkomensgrens voor zorgtoeslag € 29.562,- en voor huurtoeslag € 22.700,-.
2.Zie artikel 2b, eerste lid, van het Bht voor de limitatief opgesomde lijst.
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3404.