ECLI:NL:RBAMS:2022:4251

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
13/216435-20 (A) en 13/327157-21 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 25 jaar voor medeplegen van moord, poging tot doodslag en vuurwapenbezit met gevolgen voor het zoontje van het slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord, poging tot doodslag en vuurwapenbezit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaar. De zaak betreft de moord op [slachtoffer] op 12 december 2019 in Amstelveen, waarbij het slachtoffer werd doodgeschoten terwijl zijn vijfjarige zoontje op de achterbank van de auto zat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt in de voorbereiding en uitvoering van de moord. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op het zoontje, aangezien er meerdere kogels zijn afgevuurd in de nabijheid van het kind. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder immateriële schade voor het zoontje en de vader van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met een schadevergoedingsmaatregel ter bescherming van hun belangen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/216435-20 (A) en 13/327157-21 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 26 november 2020, 19 februari 2021, 6 mei 2021, 15 juli 2021, 23 september 2021, 21 december 2021, 2 maart 2022, 24 mei 2022, 21 juni 2022 en 22 juni 2022. Op de zitting van 21 december 2021 zijn de zaken gevoegd. De zaken worden hierna als zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officieren van justitie, mrs. W.J. de Graaf en D. Sarian (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat door of namens de benadeelde partijen/nabestaanden [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , bijgestaan door mr. W. van Egmond, en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , bijgestaan door mr. L. van Gaalen-van Beuzekom, naar voren is gebracht.
Het onderzoek is gesloten op 25 juli 2022, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaak van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] (13/048291-21 en 13/327180-21) en [medeverdachte 2] (13/221200-20).

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 12 december 2019 is op het parkeerterrein van sportcomplex Health City aan de Escapade in Amstelveen [slachtoffer] doodgeschoten, op het moment dat hij zijn toen vijfjarige zoontje [benadeelde partij 1] hielp om in hun auto plaats te nemen.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij zich, samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan deze levensberoving van [slachtoffer] en ook aan een poging levensberoving van diens zoontje. Ook luidt de beschuldiging dat hij op 25 augustus 2020 een vuurwapen met munitie bij zich droeg.
Dit is aan verdachte als volgt ten laste gelegd:
Zaak A:
1. de moord/doodslag op [slachtoffer] op 12 december 2019 in Amstelveen;
2. het voorhanden hebben van een pistool met bijhorende munitie op 25 augustus 2020 in Amsterdam;
Zaak B:
de poging tot moord/doodslag op [benadeelde partij 1] op 12 december 2019 in Amstelveen.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Met betrekking tot feit 2 in zaak A leest de rechtbank de beschuldiging verbeterd in die zin dat met “een wapen en/of munitie van categorie II en/of II” wordt bedoeld “een wapen en/of munitie van categorie II en/of III”. In de context van het dossier bezien betreft dit een kennelijke verschrijving. Verdachte wordt door de verbeterde lezing niet in zijn belangen geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachte(n) kan in zaak A feit 1 worden gekwalificeerd als moord en in zaak B als poging moord.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde in zaak A onder feit 1 en zaak B moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft ontkend dat hij de feiten heeft gepleegd. Enkel op basis van de camerabeelden, de bevindingen met betrekking tot de jas van NN2, de telefoongegevens en reisgegevens van het openbaar vervoer (hierna: ov) van verdachte en het DNA-onderzoek, kan de betrokkenheid van verdachte niet worden vastgesteld. Meer specifiek heeft de raadsman aangevoerd dat de jas die door NN2 wordt gedragen niet zonder meer kan worden aangemerkt als een jas van het merk ‘The North Face’, omdat deze jas niet uniek is. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij nooit een jas van dit merk draagt. De telefoon- en ov-gegevens van verdachte plaatsen hem niet op de plaats delict. Op de binnenzijden van de oranje handschoenen is het DNA van meerdere personen aangetroffen en handschoenen zijn verplaatsbaar. Verdachte heeft verklaard dat hij de oranje handschoenen mogelijk heeft gedragen tijdens het klussen in een studio in Noord.
Ten aanzien van feit 2 in zaak A refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, omdat verdachte voor dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden zaak A feit 1 en zaak B [1]
Overlijden van [slachtoffer] op 12 december 2019
Op 12 december 2019, omstreeks 17:15 uur, krijgen verbalisanten naar aanleiding van een melding van een schietpartij de opdracht om te gaan naar de Escapade in Amstelveen. Op de parkeerplaats van sportcomplex Health City zien de verbalisanten naast een donkerkleurige auto (BMW) (hierna: de BMW), een man liggen met een plas bloed rondom zijn hoofd. [2] Het slachtoffer, naar later bleek [slachtoffer] [3] (hierna: [slachtoffer] ), ademde niet meer en uit meerdere plekken op zijn hoofd kwam bloed. Reanimeren bleek niet meer mogelijk. [4]
De forensisch patholoog heeft geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door algehele weefselschade op basis van ernstig bloedverlies en ademhalingsfunctie-, longfunctie, en hersenfunctiestoornissen als gevolg van twee doorschoten aan het hoofd en drie doorschoten en één inschot aan de romp. De andere vastgestelde schotletsels kunnen een bijdrage hebben geleverd aan (de snelheid van) het overlijden. Daarnaast zijn meerdere huiddefecten en breuken geconstateerd, waaronder een huidperforatie in de voorste haargrens en een onderliggende schedelbreuk. Het letsel had een opvallende ronde vorm en is volgens de forensisch patholoog waarschijnlijk ontstaan als gevolg van bij leven opgetreden inwerking van hevig stomp botsend geweld op het hoofd, zoals door vallen op of geslagen worden met een (deels) ronde harde structuur. Vanuit dit letsel was geen schotkanaal herleidbaar. Gezien de overige sectiebevindingen heeft dit letsel geen rol gespeeld bij het overlijden. [5]
Rondom het lichaam van [slachtoffer] zijn in totaal twaalf hulzen (kaliber 9x19 mm, met bodemstempel S&B) aangetroffen en in inbeslaggenomen. Op basis daarvan is geconcludeerd dat er minimaal twaalf keer is geschoten. [6] Door middel van munitieonderzoek is onderzocht of de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit één of meer vuurwapens, wat het soort en het merk is van het gebruikte vuurwapen en of een relatie met een ander schietincident kan worden aangetoond. Hieruit volgt dat voor tien hulzen geldt dat het
extreem veel waarschijnlijkeris wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen (hypothese 1), dan wanneer de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met de dezelfde systeemkenmerken (hypothese 2). Voor de overige hulzen geldt dat het
veel waarschijnlijkeris wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. Vermoedelijk zijn alle hulzen verschoten met een (semi-)automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum. Er zijn geen aanwijzingen dat het betreffende vuurwapen bij eerdere schietincidenten in Nederland is gebruikt. [7]
In de BMW, in gebruik bij [slachtoffer] [8] , is onderzoek verricht. In de achterzijde van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel bevond zich een mediascherm. Aan de bovenzijde van het mediascherm was een doorschot zichtbaar en in het bestuurdersportier zat een perforatie. Door middel van sondering van deze plekken is vastgesteld dat het doorschot in de hoofdsteun van de bijrijdersstoel en de beschadiging in het portier van de bestuurder door één projectiel waren veroorzaakt. Na demontering van de binnenbekleding van het bestuurdersportier werd een volmantel projectiel aangetroffen. De BMW bleek te zijn gepantserd. [9]
Camerabeelden parkeerterrein Health City
Op beelden, die op 12 december 2019 zijn opgenomen met beveiligingscamera’s op en rondom het parkeerterrein van sportcomplex Health City, is onder andere het volgende te zien.
11:41 uur – 11:48 uur:
Een Volkswagen Transporter busje met kenteken [kenteken] (hierna: de Transporter) rijdt vanaf de Marathonlaan, via de Escapade, het parkeerterrein van Health City op. De Transporter rijdt rond over het parkeerterrein, voorbij de hoofdingang van Health City, waarna de Transporter het parkeerterrein via de uitgang weer verlaat. Vervolgens staat de Transporter een aantal minuten stil in een parkeervak op de naastgelegen parkeerplaats, waarna het voertuig wegrijdt vanaf de Escapade, via de Marathonlaan, in de richting van de Oranjebaan.
15:58 uur:
[slachtoffer] arriveert in de BMW en parkeert het voertuig in een parkeervak op het eerste rijpad aan de voorzijde van Health City, ter hoogte van de fietsenstalling. [slachtoffer] stapt uit het voertuig en loopt hand in hand met zijn vijfjarige zoontje [benadeelde partij 1] (hierna: het zoontje) naar de hoofdingang van Health City. Zij gaan het pand binnen.
16:14 uur – 16:22 uur:
Een NN-persoon rijdt op een tweewielig voertuig over de Marathonlaan en parkeert zijn voertuig, waarna deze persoon over het parkeerterrein van Health City naar de BMW loopt en onder deze auto kennelijk handelingen verricht.
16:23 uur – 16:26 uur:
De Transporter rijdt vanaf de Escapade het parkeerterrein van Health City op, terwijl de NN-persoon het parkeerterrein afloopt. De Transporter rijdt in verschillende richtingen over het parkeerterrein, onder andere langs de BMW. Vervolgens parkeert de Transporter ruim één minuut in een parkeervak aan de rechterzijde van het derde rijpad. Vanaf die plek heeft de bestuurder, die oranje werkhandschoenen draagt, zicht op de BMW.
16:27 uur – 16:45 uur:
De Transporter staat ruim zeventien minuten geparkeerd in een parkeervak aan de linkerzijde van de het derde rijpad. Vervolgens gaan de remlichten aan, waarna de Transporter niet meer in het parkeervak staat.
16:45 uur:
Twee personen in donkere kleding (hierna: NN1 en NN2) lopen weg vanaf de plek waar de Transporter geparkeerd stond. NN2 draagt oranje handschoenen. NN1 en NN2 lopen naar de fietsenstalling naast Health City en vervolgens naar het naastgelegen terras van ‘Enjoy Sports Bar’, waar zij achter een hek met reclameborden plaatsnemen. Vanaf deze plek zijn zij niet zichtbaar voor beveiligingscamera’s en voorbijgangers. Zij hebben goed uitzicht over het parkeerterrein, vanaf de hoofdingang van Health City tot aan de BMW.
De Transporter rijdt richting de uitgang van het parkeerterrein van Health City en passeert NN1 en NN2. Bij de handen van de bestuurder is op dat moment geen oranje kleur zichtbaar.
16:46 uur – 16:47 uur:
De Transporter rijdt het parkeerterrein van Health City af en parkeert op de Escapade ter hoogte van de uitgang (in de richting van de Marathonlaan). De Transporter blijft ongeveer zevenentwintig minuten op deze plek staan, tot na de schietpartij. De schuifdeur aan de rechterzijde staat een beetje open.
Omstreeks 17:14 uur:
[slachtoffer] loopt met zijn zoontje aan de hand vanaf Health City naar de BMW. Aangekomen bij de BMW opent [slachtoffer] het rechterachterportier. NN1 en NN2, die zich tot dan toe hebben opgehouden achter het hek bij de ingang van ‘Enjoy Sports Bar’, komen tevoorschijn en rennen op [slachtoffer] af, terwijl [slachtoffer] het rechterachterportier voor zijn zoon openhoudt en zijn zoon plaatsneemt op de achterbank van de BMW. Zij naderen [slachtoffer] van achteren.
NN1 vuurt het eerste schot als hij ongeveer twee meter achter [slachtoffer] staat. [slachtoffer] zakt gelijk ineen. Het rechterachterportier staat nog open en het zoontje zit nog op de achterbank.
NN2 verschijnt rechts in beeld. Hij heeft beide armen gestrekt voor zich uit gestoken, alsof hij ook een vuurwapen vasthoudt. NN2 draagt oranje handschoenen.
NN1 vuurt een tweede maal in de richting van [slachtoffer] . NN2 heeft beide armen voor zich uit gestrekt en houdt een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. [slachtoffer] zakt steeds verder ineen. Het zoontje bevindt zich op de achterbank van de BMW in de vuurlijn. Het rechterachterportier staat wijd open.
[slachtoffer] is bij het geopende rechterachterportier op de grond ineen gezakt. NN1 en NN2 staan boven [slachtoffer] en houden hun wapens op hem gericht.
NN1 lost nog vijf schoten, terwijl NN2 zijn wapen op [slachtoffer] gericht houdt. Tijdens het zesde schot is duidelijk zichtbaar dat NN2 een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft, maar nog niet heeft geschoten.
NN1 lost nog vier schoten. Op het moment dat NN1 het achtste schot vuurt lijkt het wapen van NN2 te weigeren. NN2 verricht handelingen aan zijn wapen, alsof hij probeert om de slede van het wapen naar achteren te trekken. Vervolgens houdt NN2 zijn wapen met beide handen vast en maakt slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer] . NN1 is een paar meter weggelopen, komt vervolgens weer terug en lost nog drie schoten.
NN1 heeft in totaal elf schoten gelost.
NN1 en NN2 rennen tegelijkertijd weg naar de uitgang van het parkeerterrein, waar de Transporter staat. Zij springen in de Transporter, waarna de Transporter – met gedoofde lichten – wegrijdt over de Escapade, naar de Marathonlaan, in de richting van de Oranjebaan. [10]
Ook de camerabeelden van 11 december 2019 van het parkeerterrein van Health City zijn uitgekeken. Hierop is te zien dat [slachtoffer] om 13:15 uur zijn BMW parkeert, waarna een persoon (in donkere kleding) [11] , die door de politie is herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] [12] , zijn tweewielig motorvoertuig buiten het parkeerterrein parkeert, het parkeerterrein oploopt, handelingen verricht onder de BMW en weer vertrekt. [13]
Ongeveer één uur later rijdt de Transporter vanaf de Marathonlaan over de Escapade. De Transporter probeert het parkeerterrein van Health City op te rijden, maar de slagboom gaat niet open. Nadat de Transporter op de Escapade parkeert, loopt de bestuurder (in het donker gekleed) naar het gedeelte waar [slachtoffer] een dag later is neergeschoten. Vanaf deze positie is ook de plek zichtbaar waar de schutters [slachtoffer] hebben opgewacht. Vervolgens loopt deze persoon terug naar de Transporter en rijdt weg richting de Marathonlaan. [14]
Verklaringen medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 3] – die inmiddels bij (niet onherroepelijk) vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2021 is veroordeeld als bestuurder van de Transporter [15] – heeft verklaard dat hij zichzelf op de beelden van beide dagen heeft herkend als chauffeur van de Transporter en dat de Transporter geparkeerd stond in Holendrecht. Op 11 december 2019 en op 12 december 2019, zowel in de ochtend als in de middag, bestuurde hij de Transporter. Daarnaast liep hij 11 december 2019 over het parkeerterrein. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zichzelf herkend als diegene die op 11 en 12 december 2019 handelingen onder de BMW heeft verricht. Hij heeft verklaard dat hij beide keren een baken onder de BMW heeft weggehaald. [17]
3.3.2.
Tussenconclusie I
De rechtbank concludeert dat [slachtoffer] op 12 december 2019 als gevolg van zes dodelijke schotverwondingen, die met het vuurwapen van NN1 zijn toegebracht, is overleden. NN2 droeg oranje handschoenen en heeft zijn wapen ook meermaals op [slachtoffer] gericht gehouden en handelingen aan zijn wapen verricht, alsof hij de slede naar achteren probeerde te trekken. Uiteindelijk heeft NN2 met zijn wapen op het hoofd van [slachtoffer] geslagen, waardoor [slachtoffer] letsel in zijn voorste haargrens en een onderliggende schedelbreuk heeft opgelopen. Terwijl meerdere kogels op [slachtoffer] werden afgevuurd bevond het zoontje van [slachtoffer] zich op de achterbank van de BMW. Het rechter achterportier stond op dat moment open. Eén kogel heeft, via de achterzijde, de hoofdsteun van de bijrijdersstoel en het bestuurdersportier geperforeerd.
NN1 en NN2 zijn op 12 december 2019 vervoerd en gevlucht in de Transporter. Deze Transporter is eerder die dag en op 11 december 2019 op het terrein bij Health City geweest. De rechtbank concludeert dat op die momenten zogenaamde voorverkenningen hebben plaatsgevonden, waarbij in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 3] aanwezig is geweest. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zowel op 11 als op 12 december 2019 in de middag een baken onder BMW verwijderd, vóórdat de Transporter op het parkeerterrein van Health City arriveerde.
Signalement NN2
De verbalisant (TO960506) die de camerabeelden van Health City heeft uitgekeken omschrijft de kleding van NN2 als volgt: donkerkleurige broek met wassing op bovenbenen, donkerkleurige jas ‘The North Face’ (logo voor- en achterzijde), donkerkleurige schoenen, oranje handschoenen. Verder is gerelateerd dat NN2 langer is dan NN1 en dat NN1 donkerkleurige schoenen draagt met een witte zool en witte streep. [18] Als getuige bij de rechter-commissaris heeft deze verbalisant verklaard dat hij de jas van NN2 heeft herkend als een jas van het merk ‘The North Face’ op basis van de witte vlekken, een logo van dezelfde grootte, die hij aan de voorkant (links op de borst) en de achterkant (rechts op de schouder) van de jas van NN2 heeft waargenomen. De verbalisant heeft zelf een aantal jassen van dit merk gehad en weet dat het logo op deze plekken op de jas staan afgebeeld. Daarnaast herkende hij de jas aan het model en aan de capuchon vanwege het randje – een soort dakgootje/klepje – aan de voorkant. [19]
In een ander opsporingsonderzoek is op een inbeslaggenomen telefoon een foto aangetroffen, waarop [verdachte] (hierna: verdachte) staat afgebeeld met een donkerkleurige jas van het merk ‘The North Face’. Deze foto is op 17 november 2019 op de onderzochte telefoon terechtgekomen. Volgens de verbalisant die de foto heeft bekeken toont de jas gelijkenissen met de jas van NN2 op de camerabeelden van Health City. [20]
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een video aangetroffen, die op 12 december 2019 om 14:01 uur is gemaakt op het Damrak in Amsterdam. Verbalisant TO960509 heeft verdachte hierop herkend en omschreven dat verdachte een schietende beweging maakt met zijn vingers en een zwarte jas van het merk ‘The North Face’ draagt. Volgens de verbalisant is deze jas gelijkend op de jas die schutter NN2 draagt. Op 13 december 2019 om 01:52 uur is de video verwijderd. [21]
In het Politie Informatiesysteem staat geregistreerd dat verdachte 1.80 meter lang is. [22] Op basis van onderzoek naar de lichaamslengte van de schutter met de zwarte schoenen (in dat onderzoek als ‘persoon 1’aangeduid) is vastgesteld dat deze persoon waarschijnlijk tussen de 1.75 meter en 1.80 meter lang is. De lengte van de medeverdachte, die ‘zwart-witte schoenen’ draagt, wordt in dat onderzoek vastgesteld op tussen de 1.70 meter en 1.75 meter lang. [23]
3.3.3.
Tussenconclusie II
Naar het oordeel van de rechtbank is het logo van ‘The North Face’ duidelijk zichtbaar op de video die in de middag van 12 december 2019 op het Damrak in Amsterdam is gemaakt. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte op twee eerdere momenten (waaronder een paar uur voorafgaand aan het schietincident) een donkerkleurige jas van het merk ‘The North Face’ heeft gedragen. Gelet op de bevindingen en de verklaring van verbalisant TO960506 acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat NN2 op de camerabeelden van Health City een donkerkleurige jas van het merk ‘The North Face’ aan heeft. Daarbij heeft de rechtbank met name meegewogen dat op de camerabeelden aan de voorkant van de jas (links op de borst) en op de achterkant van de jas (rechts op de schouder) een logo van dezelfde grootte zichtbaar is, op basis waarvan deze verbalisant de jas heeft herkend.
Verder valt de lichaamslengte van verdachte binnen de berekende lichaamslengte van de persoon met de zwarte/donkere schoenen (de rechtbank begrijpt: NN2).
Reisbeweging Transporter ná het schietincident
Na afloop van de schietpartij wordt de Transporter door verschillende beveiligingscamera’s waargenomen, namelijk:
17:14 uur:
op de Marathonlaan. De Transporter rijdt in de richting van de Oranjebaan en passeert de brandweerkazerne, gevestigd aan de Oranjebaan 1 te Amstelveen;
tijdstip onbekend:
op de Oranjebaan. De Transporter rijdt in oostelijke richting en passeert de ‘Amstel Parking’;
17:19 uur:
op de Burgemeester Stramanweg (N522) in Ouderkerk. De Transporter rijdt in oostelijke richting en passeert het tankstation ‘Esso Express’;
17:22 uur:
op de Holterbergweg (S111). De Transporter rijdt in noordelijke richting, langs de Ziggo Dome [24] (de rechtbank begrijpt: in Amsterdam).
Om 17:37 uur zien verbalisanten een brand op een parkeerplaats aan de Buitensingel in Amsterdam. Zij treffen de Transporter aan, die volledig in brand staat. [25]
De Transporter bleek te zijn gestolen in de nacht van 5 op 6 december 2019 in Zaandam en was voorzien van valse kentekenplaten. [26]
Reisbewegingen en gespreksverbindingen verdachte op 12 december 2019
Op 25 augustus 2020 is verdachte aangehouden. [27] Bij zijn fouillering is een OV-chipkaart met nummer [nummer] (hierna: [nummer] ) aangetroffen. [28]
Het telefoonnummer [nummer] (hierna: [nummer] ) wordt door de politie aan verdachte toegeschreven. [29] Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van [nummer] en [nummer] op 12 december 2019 blijkt het volgende.
11:23 uur:
uitgaande gespreksverbinding vanaf [nummer] . [nummer] registreert een zendmast aan de [adres] in Amsterdam. Volgens ‘Google Maps’ betreft de reistijd vanaf deze zendmast naar Health City 9 minuten bij normale verkeersdrukte; [30]
11:25 uur:
[nummer] checkt uit bij station Holendrecht. Volgens Google Maps betreft de reistijd per auto vanaf deze zendmast naar Health City 9-12 minuten bij normale verkeersdrukte; [31]
12:02 uur:
[nummer] registreert een zendmast aan de [adres] in Amsterdam Zuidoost. Volgens Google Maps betreft de reistijd vanaf deze zendmast naar Health City bij normale verkeersdrukte 8 minuten;
12:02 uur – 16:10 uur:
verschillende uitgaande en inkomende gespreksverbindingen met [nummer] ;
16:10 uur:
[nummer] registreert een zendmast aan de [adres] in Amsterdam. Volgens Google Maps betreft de reistijd vanaf deze zendmast naar Health City 9 minuten bij normale verkeersdrukte;
16:25 uur:
inkomende gespreksverbinding op [nummer] . Het inbellende telefoonnummer wordt doorgeschakeld naar de voicemail. Bij een doorschakeling naar de voicemail worden geen zendmastlocaties geregistreerd. Een voicemail kan onder andere betekenen dat gebruiker niet opneemt of dat het telefoonnummer niet bereikbaar is in het netwerk. [32]
17:37 uur:
[nummer] checkt in bij station Bijlmer ArenA. [33]
17:44 uur:
inkomend SMS bericht op [nummer] , afkomstig vanaf het telefoonnummer dat om 16:25 uur heeft gebeld. Uit de opgevraagde verkeersgegevens van het betreffende telefoonnummer is gebleken dat er geen SMS bericht is verstuurd aan [nummer] om 17:44 uur. Vermoedelijk bevat het SMS bericht informatie over een gemiste oproep/voicemail naar aanleiding van de eerdere registratie om 16:25 uur. Om 17:44 uur heeft tevens de laatste zendmastregistratie van [nummer] plaatsgevonden, namelijk met een zendmast aan de Wisselwerking 50-56 in Diemen. Na deze registratie zijn er tot in ieder geval 14 februari 2020 geen verbindingen meer geregistreerd en was het toestel kennelijk niet meer in gebruik. [34]
Het moment waarop [nummer] heeft ingecheckt bij station Bijlmer ArenA (om 17:37 uur) en de laatste zendmastregistratie van [nummer] (om 17:44 uur), uitgaande van een reisbeweging met een metro/sneltram in Noordelijke richting, passen bij een reisbeweging met de Transporter vanaf Health City in Amstelveen naar de Buitensingel in Amsterdam. [35]
3.3.4.
Tussenconclusie III
Zoals door de rechtbank is geconcludeerd onder 3.3.2. is de Transporter op 12 december 2019 tweemaal op het parkeerterrein van Health City geweest. In de ochtend heeft tussen 11:41 uur en 11:48 uur een vermoedelijke voorverkenning plaatsgevonden met de Transporter. In de middag zijn NN1 en NN2 voorafgaand en na afloop van het schietincident in de Transporter, die tussen 16:23 uur en 17:14 uur bij Health City is geweest, vervoerd. De Transporter heeft na het schietincident de volgende vluchtroute afgelegd: Marathonlaan - Oranjebaan - Burgemeester Stramanweg - Holterberweg (Ziggo Dome) - Buitensingel. Omstreeks 17:37 uur werd de uitgebrande Transporter aangetroffen op de Buitensingel.
De gespreksverbinding met de telefoon van verdachte om 11:23 uur, het uitcheckmoment met de OV-chipkaart van verdachte om 11:25 uur bij station Holendrecht en de eerstvolgende registratie van zijn telefoon om 12:02 uur met een zendmast aan de [adres] passen bij het scenario dat verdachte tijdens de voorverkenning op 12 december 2019 in de Transporter heeft gezeten. Ook de registratie met de telefoon van verdachte om 16:10 uur bij een zendmast aan de [adres] en het incheckmoment met zijn OV-chipkaart om 17:37 uur bij station Bijlmer ArenA passen bij het scenario dat verdachte voor en na het schietincident in de Transporter heeft gezeten en is uitgestapt vóórdat het voertuig werd aangetroffen aan de Buitensingel.
Ten tijde van het schietincident werd (om 16:25 uur) een inkomende gespreksverbinding doorgeschakeld naar zijn voicemail, waardoor een zendmastregistratie niet mogelijk bleek. Ná het aantreffen van de uitgebrande Transporter ontving verdachte (om 17:44 uur) een SMS van de persoon die hem ten tijde van het schietincident probeerde te bellen. Dit is tevens de laatste registratie van het telefoonnummer van verdachte. Zijn telefoon is daarna niet meer in gebruik geweest. Tussen 11:23 uur en 12:02 uur en tussen 16:10 uur en 17:44 uur, de periodes dat de Transporter in verband met de voorverkenning (in de ochtend) en het schietincident (in de middag) op het parkeerterrein van Health City was, hebben geen in- en uitcheckmomenten met de OV-chipkaart van verdachte en geen gespreksverbindingen met de telefoon van verdachte plaatsgevonden.
DNA en schotresten op oranje handschoenen
Een aantal dagen na het schietincident hebben verbalisanten een onderzoek ingesteld in de directe omgeving van de Buitensingel in Amsterdam. Nabij de plek waar op 12 december 2019 de Transporter in brand stond, hebben zij een linker (AAMS0233) en een rechter (AAMS0234) grijs/oranje handschoen aangetroffen en inbeslaggenomen. [36] Op basis van onderzoek aan deze handschoenen is het volgende vastgesteld.
Aan de
buitenzijden van beide handschoenenzijn bloedsporen aangetroffen. Het DNA van deze bloedsporen kan afkomstig zijn van [slachtoffer] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard.
Van de binnenzijden van de linker (AAMS0233NL#02) en de rechter handschoen (AAMS0234NL#02) is een DNA-mengprofiel verkregen, van respectievelijk minimaal vijf en minimaal drie personen. Het DNA in deze bemonsteringen kan onder andere afkomstig zijn van onbekende man A en onbekende man B. [37] Uit verder DNA-onderzoek blijkt dat onbekende man B en verdachte dezelfde persoon kunnen zijn [38] en dat onbekende man A en medeverdachte [medeverdachte 3] dezelfde persoon kunnen zijn. [39]
Verdachte
Het DNA-hoofdprofiel van bemonstering AAMS0234NL#02 (
binnenzijde rechter handschoen) kan afkomstig zijn van onbekende man B. [40] Via de DNA-databank voor strafzaken is een match gevonden tussen het DNA-hoofdprofiel gekoppeld aan onbekende man B en het DNA-profiel van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [41] Het DNA-mengprofiel van bemonstering AAMS0233NL#02 (
binnenzijde linker handschoen) is circa tien miljoen keer waarschijnlijker wanneer onbekende man B één van de donoren van het DNA is, dan wanneer alleen onbekende, niet aan onbekende man B verwante personen, de donoren zijn. [42]
Medeverdachte [medeverdachte 3]
Een relatief grote hoeveelheid DNA in bemonstering AAMS0233NL#02 (
binnenzijde linker handschoen) kan afkomstig zijn van twee of drie personen. Dit DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van [medeverdachte 3] en één of twee willekeurige onbekenden, dan wanneer de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van twee of drie willekeurige onbekenden. Het DNA-mengprofiel van bemonstering AAMS0234NL#02 (
binnenzijde rechter handschoen) is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 3] en drie willekeurige onbekenden, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekenden. [43]
Tot slot zijn aan de
buitenzijden van beide handschoenenschotrestendeeltjes aangetroffen van categorie A en B. In de toelichting op het schotrestenonderzoek staan de volgende redenen als meest voorkomende redenen voor de aanwezigheid van schotresten vermeld. De persoon heeft met een vuurwapen geschoten; de persoon of het object is tijdens of kort na het schot in de directe nabijheid van de schutter/plek van het schot geweest en; de persoon of het object is fysiek in contact geweest met een tweede persoon of een object waar schotresten op aanwezig waren, waarbij een deel van de schotresten is overgedragen naar eerstgenoemde. [44]
3.3.5.
Tussenconclusie IV
Uit bovenstaande resultaten concludeert de rechtbank dat onbekende man B en verdachte dezelfde persoon zijn en dat onbekende man A en medeverdachte [medeverdachte 3] dezelfde persoon zijn. Op basis daarvan concludeert de rechtbank dat aan de binnenzijden van de linker en rechter handschoen DNA van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen, zodat kan worden vastgesteld dat zij deze handschoenen hebben gedragen. Verder zaten aan de buitenzijden van beide handschoenen schotresten en bloed van [slachtoffer] .
3.3.6.
Samenvattende conclusie
Resumerend leidt dit alles tot het volgende. Op camerabeelden van het schietincident is te zien dat NN2 oranje handschoenen draagt. NN2 maakt slaande bewegingen naar het hoofd van [slachtoffer] en [slachtoffer] had een hoofdwond met onderliggende schedelbreuk. Het letsel had een opvallende ronde vorm en is volgens de forensisch patholoog waarschijnlijk ontstaan als gevolg van bij leven opgetreden inwerking van hevig stomp botsend geweld op het hoofd, zoals door vallen op of geslagen worden met een (deels) ronde harde structuur. In de nabijheid van het uitgebrande vluchtbusje zijn twee oranje handschoenen aangetroffen met daarop schotresten en bloed van [slachtoffer] . De rechtbank concludeert hieruit dat de aangetroffen handschoenen de handschoenen zijn die NN2 droeg ten tijde van het schietincident. In deze handschoenen is het DNA van verdachte aangetroffen.
Verdachte kan op basis van zijn OV-chipkaart- en telefoongegevens kort voor en na cruciale momenten worden geplaatst in de nabije omgeving van de plaats delict, terwijl zijn telefoon juist op die momenten geen verbinding maakt. Kort na het schietincident is de telefoon van verdachte buiten gebruik geraakt. Verdachte heeft een vergelijkbare lengte als de op de camerabeelden zichtbare NN2 en is, onder meer kort voorafgaande aan het schietincident, gefotografeerd in een jas die sterk gelijkend is op de jas die NN2 draagt.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte NN2 is, die met een vuurwapen in zijn hand op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Aan de verklaringen van verdachte gaat de rechtbank dan ook voorbij.
3.3.7.
Beoordeling zaak A feit 1
Bewezenverklaring: medeplegen moord op [slachtoffer]
Verdachte (NN2), medeverdachte (NN1) en de bestuurder van de Transporter ( [medeverdachte 3] ) hebben nauw en bewust samengewerkt in de middag van 12 december 2019. Verdachte en medeverdachte NN2 zijn in de Transporter naar het parkeerterrein van Health City vervoerd, waar zij de komst van [slachtoffer] hebben afgewacht en [slachtoffer] door NN1 is neergeschoten. Na het schietincident zijn de verdachten er samen rennend vandoor gegaan en in de Transporter gestapt, die bij de uitgang van het parkeerterrein op hen stond te wachten en wegreed. Op twee eerdere momenten (11 december 2019 en 12 december 2019 in de ochtend) is deze Transporter gebuikt tijdens voorverkenningen op het parkeerterrein van Health City en is kort daarvoor een baken onder de BMW van [slachtoffer] verwijderd.
De vastgestelde feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geduid dan dat sprake is geweest van een grondige voorbereiding van dit levensdelict, met vooraf gemaakte afspraken. De verdachten die de daad hebben uitgevoerd hebben voldoende gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, zodat sprake is van handelen met voorbedachte raad en daarmee van moord. De omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte, NN2, eveneens dodelijke (schot)verwondingen heeft toegebracht doet daar niet aan af. Gezien de omstandigheden waaronder verdachte met NN1 en de bestuurder van de Transporter heeft samengewerkt kan de moord ieder van hen voor het geheel worden toegerekend. Contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet gebleken.
3.3.8.
Beoordeling zaak B
Bewezenverklaring: medeplegen poging doodslag op het zoontje
Er zijn meerdere kogels op [slachtoffer] afgevuurd, terwijl [slachtoffer] naast het geopende rechter achterportier van de BMW in elkaar zakte en het zoontje van [slachtoffer] zich op de achterbank bevond. Eén van de kogels heeft de hoofdsteun van de bijrijdersstoel en de bekleding van het bestuurdersportier geperforeerd.
De rechtbank leidt uit de camerabeelden af dat het volle opzet van verdachte en zijn mededader was gericht op het doden van [slachtoffer] . Er wordt immers gericht geschoten en ingeslagen op [slachtoffer] . Dat verdachte en zijn mededader ook het ‘volle opzet’ hadden het zoontje te doden, is niet gebleken. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van poging tot moord, zoals impliciet primair is ten laste gelegd in zaak B.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededader wel ‘voorwaardelijk opzet’ op de dood van het zoontje hadden. Het kan niet anders dan dat de schutters hebben gezien dat [slachtoffer] samen met zijn zoontje aan kwam lopen, dat hij het achterportier voor hem heeft geopend en dat het zoontje op de achterbank is geklommen. Er is toen meermalen geschoten op [slachtoffer] , terwijl diens zoontje zich dus op de achterbank van de BMW bevond en terwijl het autoportier open stond. Er werd geschoten in de richting van [slachtoffer] , maar in zijn nabijheid en in zijn verlengde bevond zich diens zoontje. Eén van de kogels heeft zich via het geopende autoportier aan de passagierszijde, daadwerkelijk eerst dwars door een hoofdsteun geboord en is daarna geëindigd in de deur aan de bestuurderszijde. Het is niet aan verdachten te danken dat het zoontje niet ook door een of meerdere kogels geraakt is. De kans dat ook het zoontje zou komen te overlijden als een gevolg van het handelen van verdachte en zijn mededader was aanmerkelijk. Door onder de hiervoor beschreven omstandigheden in de richting van [slachtoffer] en diens zoontje te schieten hebben verdachte en zijn medeverdachte deze kans ook bewust aanvaard.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich, samen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op het zoontje.
3.3.9.
Zaak A feit 2
De rechtbank vindt op grond van de volgende feitenvaststelling, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
Op 25 augustus 2020 was verdachte tijdens zijn aanhouding in Amsterdam in het bezit van een vuurwapen. [45] Op basis van onderzoek is vastgesteld dat het ging om een pistool (merk Zastava, model 70, kaliber 7,65 mm). In de patroonhouder werden vijf patronen (kaliber 7,65 mm) aangetroffen. De kamer was leeg. Het wapen was geladen, maar niet doorgeladen en niet voor onmiddellijk gebruik gereed. Het vuurwapen en de patronen betreffen een wapen respectievelijk munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. [46]
Niet kan worden bewezen dat verdachte het vuurwapen en de munitie samen met een ander voorhanden heeft gehad, zodat verdachte wordt vrijgesproken van medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A:
Feit 1
op 12 december 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Feit 2
op 25 augustus 2020 te Amsterdam, een wapen en munitie van categorie III, te weten een pistool (merk Zastava, model M70, kaliber 7,65 mm) en 5 patronen (kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad;
Zaak B:
op 12 december 2019 te Amstelveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Oplegging van straf

6.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 30 jaar wordt opgelegd, met aftrek van voorarrest. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie het georganiseerde karakter van de moord op [slachtoffer] , de mate van geweld en in het bijzonder de aanwezigheid van het zoontje als strafverzwarend meegewogen.
6.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van moord en poging moord in vereniging, heeft de raadsman betoogd dat een lagere straf moet worden opgelegd dan is gevorderd door de officier van justitie. De eis van de officier van justitie is niet proportioneel. Daarnaast is ten aanzien van deze feiten sprake van eendaadse samenloop. Voor het plegen van één enkelvoudige moord geldt oplegging van een gevangenisstraf van 18 jaar als uitgangspunt. De poging moord in vereniging en het voorhanden hebben van een vuurwapen zouden tot strafverhoging kunnen leiden, maar alleen in zeer uitzonderlijke zaken – zoals een vergismoord, een moord met meerdere slachtoffers en een moord op een kroongetuige of advocaat – worden straffen opgelegd, zoals gevorderd door de officier van justitie. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de invoering van de wet Straffen en Beschermen per 1 juli 2021 en de daaruit volgende nieuwe regeling voor vervroegde invrijheidstelling (vi-regeling), waardoor een veel groter deel van een opgelegde straf moet worden uitgezeten dan voorheen. Het feit is gepleegd vóór 1 juli 2021 en tijdens het plegen van deze feiten kon verdachte geen rekening houden met de invoering van deze nieuwe wet die in feite neerkomt op een strafverzwaring.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben zich schuldig gemaakt aan moord en poging doodslag. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, omdat het handelen van verdachte gelijktijdig zowel het medeplegen van moord als medeplegen van poging doodslag oplevert.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Ook voor dit feit geldt dat sprake is van eendaadse samenloop. Vanwege de ernst van de bewezenverklaarde moord en poging doodslag speelt de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie nauwelijks een rol van betekenis bij de strafoplegging.
Op 12 december 2019 bracht [slachtoffer] zijn destijds vijf jaar oude zoontje naar zwemles. Terwijl [slachtoffer] zijn zoontje na afloop van deze les liet instappen op de achterbank van zijn auto, werd hij van achteren door twee schutters om het leven gebracht. Eén van de kogels is via het geopende autoportier de auto binnengedrongen, terwijl het zoontje zich op de achterbank bevond. Het zoontje heeft moeten zien hoe zijn vader van dichtbij werd doodgeschoten en hoe vervolgens met een wapen op het hoofd van zijn vader werd geslagen. Met deze brute daad heeft verdachte blijk gegeven van een volledig gebrek aan respect voor het leven van een ander. Hij heeft [slachtoffer] zijn kostbaarste bezit – zijn leven – ontnomen en het zoontje aan levensgevaar blootgesteld.
Op de zitting zijn de camerabeelden bekeken, waarop te zien is hoe het zoontje na het schietincident over zijn vader heen stapt, nog een laatste keer omkijkt en vervolgens wegrent. Ter terechtzitting heeft zijn moeder, benadeelde partij [benadeelde partij 2] , door middel van een audioboodschap het spreekrecht uitgeoefend. Zij heeft naar voren gebracht hoe het voor haar zoontje is om op te moeten groeien zonder vader, die voor zijn eigen ogen op een gruwelijke wijze van het leven is beroofd. Daarnaast heeft zij haar eigen verdriet om het verlies van de vader van haar zoon onder woorden gebracht.
Raadsvrouw mr. L. van Gaalen-van Beuzekom heeft het spreekrecht uitgeoefend namens de vader van het overleden slachtoffer, de heer [benadeelde partij 3] . De raadsvrouw heeft een brief van [benadeelde partij 3] voorgelezen, waarin staat beschreven wat het verlies van zijn zoon voor hem betekent en hoe zijn leven als gevolg van het verlies van zijn zoon is geruïneerd.
Ook alle anderen met wie het slachtoffer een band had – waaronder zus [benadeelde partij 4] door wie eveneens het spreekrecht is uitgeoefend – dragen dit verlies mee. Dat verlies kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Dit soort misdrijven roepen ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
Persoonlijke omstandigheden
Er is bij verdachte geen sprake van eerdere veroordelingen voor strafbare feiten waarmee rekening moet worden gehouden.
De straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar eerder opgelegde straffen in zaken waarbij een persoon werd geliquideerd, zonder het unieke karakter van elke afzonderlijke zaak uit het oog te verliezen. Voor moord kan maximaal een levenslange gevangenisstraf worden opgelegd, waaruit de ernst van het plegen van dit misdrijf blijkt. Uit het feit dat de moord is gepleegd voor de ogen van het jonge zoontje, dat daarbij ook in levensgevaar is gebracht, blijkt de gewetenloosheid waarmee de feiten zijn gepleegd en de minachting voor het menselijk leven. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat zelfs de aanwezigheid van het zoontje hem er niet van heeft weerhouden de moord te plegen. Verdachte heeft verder op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan.
Gelet op al het voorgaande is oplegging van een lange gevangenisstraf de enige passende straf. De rechtbank ziet geen aanleiding rekening te houden met de nieuwe vi-regeling, nu verdachte als ongewenst vreemdeling hoe dan ook niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 25 jaar opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.Beslag

Onder verdachte is een iPhone inbeslaggenomen. Dit voorwerp worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar. Het voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven. Het ongecontroleerde bezit van deze iPhone acht de rechtbank in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

8.1.
Vorderingen
Namens benadeelde partij [benadeelde partij 1] (het zoontje) vordert [benadeelde partij 2] (zijn moeder/wettelijk vertegenwoordiger) in totaal € 57.700,- waarvan € 7.700,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit schade wegens gederfd levensonderhoud, en € 50.000,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande voor € 20.000,- uit affectieschade en voor € 30.000,- uit shockschade.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert zelf € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit affectieschade.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] , de vader van het overleden slachtoffer, vordert in totaal
€37.500,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande voor € 17.500,- uit affectieschade en voor € 20.000,- uit shockschade.
Tot slot vordert de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , de zus van het overleden slachtoffer, € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit shockschade.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ook hebben zij verzocht om de gevorderde bedragen als voorschot op de schade toe te wijzen. Voorts heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht te bepalen dat de toegewezen schadevergoeding zal moeten worden gestort op een ten behoeve van de minderjarige [benadeelde partij 1] te openen BEM-rekening.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor eventuele matiging van de vorderingen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] , wegens cumulatie van affectieschade en shockschade, bestaat geen grondslag.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] moet primair worden beschouwd als de niet van tafel en bed gescheiden echtgenote van het overleden slachtoffer. Subsidiair moet zij als levensgezel worden aangemerkt, met wie het overleden slachtoffer duurzaam een gezamenlijke huishouding voerde.
8.3.
Standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring refereert de verdediging zich ten aanzien van de door [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] gevorderde affectieschade aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige heeft de raadsman de inhoud van de vorderingen uitdrukkelijk betwist. [benadeelde partij 1] heeft geen recht op vergoeding van materiële schade en de (hoogte van de) door [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] gevorderde shockschade is onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de door [benadeelde partij 2] ingediende vordering tot affectieschade heeft de verdediging, onder verwijzing naar de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] uit het strafdossier, betwist dat zij tot de kring van gerechtigden behoort.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
Vooropgesteld wordt dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de strafrechter ten aanzien van een vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk een inhoudelijke beslissing kan nemen in de vorm van een toewijzing, en dat hij de vordering voor het resterende deel niet-ontvankelijk kan verklaren. Een dergelijke splitsing van de vordering maakt het voor de strafrechter mogelijk te beslissen over dat deel van de vordering waarvan de behandeling niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, terwijl de benadeelde partij het resterende deel van haar vordering aan de burgerlijke rechter kan voorleggen. Het voorgaande betekent echter niet dat de strafrechter op grond van zijn voorlopig oordeel een gevorderd (schade)bedrag geheel of gedeeltelijk kan toewijzen als voorschot, in afwachting van een definitief oordeel van de civiele rechter.
8.4.1.
Affectieschade
Uit de wet volgt dat diegene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich kan voegen in het strafproces en schadevergoeding kan vorderen. Dit is sinds 1 januari 2019 ook mogelijk voor naasten van door misdrijf overleden slachtoffers. Schade die hiervoor in aanmerking komt, staat genoemd in artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In dit artikel staan ook de personen genoemd die voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komen. Vergoeding van affectieschade ziet bij overleden slachtoffers op het leed en verdriet dat nabestaanden is aangedaan. De wetgever heeft in het Besluit vergoeding affectieschade (hierna: het Besluit) per categorie naasten vaste normbedragen vastgesteld.
Toewijsbare schade ( [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] )
Vaststaat dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] rechtstreeks immateriële schade hebben geleden in de vorm van affectieschade. De rechtbank waardeert deze schade, conform het Besluit, voor [benadeelde partij 1] , het zoontje van het slachtoffer, op € 20.000,- en voor de heer [benadeelde partij 3] , de vader van het slachtoffer, op € 17.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd (12 december 2019).
Niet-ontvankelijk schade ( [benadeelde partij 2] )
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij op basis van respectievelijk sub a, b of g van het vierde lid van artikel 6:108 BW aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade. Hoewel de benadeelde partij bij de uitoefening van het spreekrecht naar voren heeft gebracht dat het overlijden van haar (ex-)partner en vader van hun zoontje voor immens leed en verdriet heeft gezorgd, kan zij op basis van de wettelijke vereisten geen aanspraak maken op vergoeding van affectieschade.
Affectieschade is op grond van de wet slechts toewijsbaar aan partners, ouders en kinderen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de benadeelde partij ten tijde van het tenlastegelegde met het overleden slachtoffer was gehuwd (in formele zin) (sub a). Weliswaar is dit namens de benadeelde partij wel naar voren gebracht, maar de verdediging heeft dit betwist.
Nu uit het dossier naar voren komt dat het overleden slachtoffer zijn hoofdverblijf in Marokko had, is ook niet komen vast te staan dat de benadeelde partij als zijn levensgezel kan worden aangemerkt met wie hij
duurzaam een gemeenschappelijke huishoudingvoerde (sub b).
Op grond van de hardheidsclausule (sub g) kan desalniettemin affectieschade worden toegekend aan een persoon die niet tot de in de wet genoemde kring van gerechtigden behoort. Uit de Memorie van Toelichting [47] blijkt echter dat deze hardheidsclausule in de wet is opgenomen voor uitzonderlijke gevallen, zoals een langdurig hechte lange afstandsrelatie of broers en zussen die langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij en het overleden slachtoffer als gezamenlijke ouders van het zoontje nauw met elkaar verbonden waren, is dit onvoldoende om een beroep te kunnen doen op de hardheidsclausule. De benadeelde partij heeft, in het licht van de betwisting door de verdediging, onvoldoende onderbouwd dat onder meer de aard, de intensiteit, de duur en de (te verwachten) bestendigheid van haar relatie met het overleden slachtoffer zou rechtvaardigen dat zij aanspraak maakt op vergoeding van affectieschade.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit geeft haar de gelegenheid haar vordering nader te onderbouwen en voor te leggen aan de civiele rechter.
8.4.2.
Shockschade
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef onder b BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade als de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In het geval dat een benadeelde aangeeft dat sprake is van een aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’, zal diegene met concrete gegevens deze aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ moeten onderbouwen. Hiervan is in ieder geval sprake in het geval dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een medisch erkend ziektebeeld.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad [48] volgt dat shockschade kan worden aangemerkt als een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Van shockschade die voor vergoeding in aanmerking komt is sprake als bij de benadeelde partij een hevige emotionele shock is teweeggebracht door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe of een latere (onverhoedse) confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele shock moet geestelijk letsel zijn voortgevloeid. Vereist is dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar
objectieve maatstavenis vastgesteld. Dit kan op basis van een waarneming van een psychiater dat sprake is van geestelijk letsel (in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld), maar ook op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige, zoals een psycholoog of huisarts.
De raadslieden van de benadeelde partijen hebben gesteld dat een aantasting in de persoon niet alleen kan worden aangenomen indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, maar ook indien de aard en de ernst van de normschending met zich brengt dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon ook zonder verdere onderbouwing kan worden aangenomen. Deze zogenaamde ‘tweede categorie’ van aantasting in de persoon geldt echter enkel voor benadeelden die direct zijn getroffen door het misdrijf of ongeval, en niet voor benadeelden die schade hebben geleden ten gevolge van de shock door de confrontatie (zogenoemde secundaire slachtoffers). In de rechtspraak worden de voorwaarden om shockschade te vergoeden strikt toegepast, en dit onderscheid is in het hierboven genoemde recente arrest van de Hoge Raad nogmaals bevestigd.
Niet-ontvankelijke schade [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]
[benadeelde partij 1] , het zoontje, is direct na het schietincident geconfronteerd met het ernstig verwonde, levenloze lichaam van zijn vader. Het staat niet ter discussie dat deze confrontatie bij hem een hevige emotionele shock heeft teweeggebracht.
Ook voor de heer [benadeelde partij 3] en mevrouw [benadeelde partij 4] , vader en zus van het overleden slachtoffer staat niet ter discussie dat het buitengewoon zwaar moet zijn geweest om in het mortuarium geconfronteerd te worden het de aanblik van het levenloze lichaam van respectievelijk hun zoon en broer. Of daarmee ook sprake is van shockschade kan onbesproken blijven gelet op het volgende.
Voor alle benadeelde partijen geldt dat niet door een ter zake bevoegde en bekwame deskundige is vastgesteld dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering tot vergoeding van shockschade. Dit geeft hen de gelegenheid hun vordering nader te onderbouwen en voor te leggen aan de civiele rechter.
8.4.3.
Materiële schade
Toewijsbare schade [benadeelde partij 1]
, het zoontje, komt op grond van artikel 6:108 BW in aanmerking voor materiële schade die ziet op schade vanwege het wegvallen van het inkomen van het overleden slachtoffer. Hoewel deze geleden schade niet met stukken is onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat wel kan worden vastgesteld dat het overleden slachtoffer in enige mate voorzag in het levensonderhoud van zijn zoontje. Uit het dossier – waaronder de camerabeelden van Health City – volgt immers dat het overleden slachtoffer een rol speelde in het leven van zijn zoontje en hem bijvoorbeeld naar zwem- en judoles bracht. De benadeelde heeft daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van materiële schade. Uitgaande van het minimumbedrag aan kinderalimentatie (€ 50,- per maand) tot het moment dat het zoontje de leeftijd van achttien jaar bereikt en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken wordt toegekend, begroot de rechtbank de materiële schade naar billijkheid op € 7.700,‑. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (12 december 2019).
8.4.4.
Hoofdelijk
De toegewezen bedragen worden hoofdelijk aan verdachte opgelegd, omdat verdachte de feiten samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. Verdachte en zijn medepleger(s) zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij een van de anderen het hele bedrag al heeft betaald.
8.4.5.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] , als extra waarborg voor betaling, steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat de benadeelden de schade niet zelf hoeven te innen en zij de schade ook vergoed krijgen als verdachte die niet kan betalen.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan ten aanzien van [benadeelde partij 1] gijzeling worden toegepast van maximaal 170 dagen en ten aanzien van [benadeelde partij 3] maximaal 122 dagen.
8.4.6.
BEM-clausule
De rechtbank zal tevens bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding aan [benadeelde partij 1] zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde partij 1] te openen spaarrekening met een zogenoemde ‘BEM-clausule’, ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 55, 57, 287, 289 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte in zaak B impliciet primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A feit 1 en zaak B:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van moord
en;
medeplegen van poging doodslag
Zaak A feit 2:
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
25 (vijfentwintig) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: 09.Domein.001/ ADRAA19150_580707, Zwart, merk: Apple X)
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [benadeelde partij 1] , in deze wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde partij 2] ,toe tot een bedrag van
€ 7.700,- (zevenduizendzevenhonderd euro)aan vergoeding van materiële schade en
€ 20.000,- (twintigduizend euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 december 2019) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 27.700,- (zevenentwintigduizendzevenhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 december 2019) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 170 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak aan [benadeelde partij 1] te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde partij 1] te openen spaarrekening met een BEM-clausule.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [benadeelde partij 3]toe tot een bedrag van
€ 17.500,- (zeventienduizendvijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 december 2019) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat € 17.500,- (zeventienduizendvijfhonderd euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 december 2019) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 122 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijkin haar vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2022.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2019261266 (onderzoek ‘Barago’) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.
2.AMB-004, p. 10-11 (proces-verbaal van bevindingen).
3.FOR-R-007, p. 413-414 (rapport dactyloscopisch onderzoek).
4.AMB-004, p. 10-11 (proces-verbaal van bevindingen).
5.FOR-R-003, p. 387 – 402 (pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, incl. bijlagen).
6.FOR-PV-020, p. 125-183 (proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Escapade 1 Amstelveen), incl. fotobijlage).
7.FOR-R-022, p. 483-490 (rapport van het Nederlands Forensisch Instituut).
8.AMB-091, p. 318 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-038, p. 114 (proces-verbaal van bevindingen).
9.FOR-PV-020, p. 125-183 (proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Escapade 1 Amstelveen), incl. fotobijlage).
10.AMB-059, p. 170-244 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-059.1, p. 248-251 (proces-verbaal van bevindingen).
11.AMB-196, p. 543-560 (proces-verbaal van bevindingen).
12.AMB-034, p.103-105 (proces-verbaal van bevindingen).
13.AMB-033.1, p. 100-102 (proces-verbaal van bevindingen).
14.AMB-196, p. 543-560 (proces-verbaal van bevindingen).
15.Vonnis rechtbank Amsterdam van 16 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:6514).
16.V05-011, p. 275-276 (proces-verbaal van bevindingen verhoor [medeverdachte 3] ).
17.Een proces-verbaal van 3e verhoor van verdachte [medeverdachte 2] op 23 februari 2022, ongenummerd.
18.AMB-059, p. 214 (proces-verbaal van bevindingen).
19.Een proces-verbaal van verhoor van getuige TO960506 bij de rechter-commissaris op 20 april 2021, ongenummerd.
20.AMB-142, p. 477-478 (proces-verbaal van bevindingen).
21.AMB-229, p. 686-688 (proces-verbaal van bevindingen).
22.AMB-206, p.565 (proces-verbaal van bevindingen).
23.AMB-147, p. 481-497 (proces-verbaal onderzoek visualisatie TGO Barago). Zie ook voetnoot 18.
24.AMB-059, p. 244-247 (proces-verbaal van bevindingen).
25.AMB-010, p. 24-25 (proces-verbaal van bevindingen).
26.AMB-015, p. 31-36 (proces-verbaal van bevindingen, incl. bijlagen).
27.V02-002, p. 12 (proces-verbaal van aanhouding [verdachte] ).
28.AMB-214, p. 587-593 (proces-verbaal van bevindingen).
29.AMB-049, p.142-152 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-082, p. 283-284 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-086, p.307-313 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-087, p. 317 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-093, p.347-348 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-117, p. 381-382 (proces-verbaal van bevindingen).
30.AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
31.AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
32.AMB-128, p. 439-448 (proces-verbaal van bevindingen).
33.AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
34.AMB-128, p. 439-447 (proces-verbaal van bevindingen).
35.AMB-220, p. 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
36.AMB-025, p. 77-79 (proces-verbaal van bevindingen); FOR-A-007, p. 260-263 (aanvraag extern forensisch onderzoek).
37.FOR-R-026, p. 624-629 (herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, incl. bijlage).
38.FOR-R-035, p. 536-538 (rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, incl. bijlage).
39.FOR-R-043, p. 647-650 (rapport van het Nederlands Forensisch Instituut).
40.FOR-R-026, p. 624-629 (herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, incl. bijlage).
41.FOR-R-035, p. 536-538 (rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, incl. bijlage).
42.FOR-R-026, p. 624-629 (herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, incl. bijlage).
43.FOR-R-043, p. 647-650 (rapport van het Nederlands Forensisch Instituut).
44.FOR-R-017, p. 468-478 (rapport van het Nederlands Forensisch Instituut).
45.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd op dezitting van 23 september 2021 (proces-verbaal van de terechtzitting); V02-002, p. 12 (proces-verbaal van aanhouding [verdachte] ); V02-002.1 (proces-verbaal van bevindingen).
46.FOR-PV-032, p. 220-226 (proces-verbaal wapenonderzoek).
47.Memorie van Toelichting,
48.Hoge Raad 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958).