Op 21 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een wrakingsverzoek behandeld van Hudson’s Bay Company ULC, gevestigd te Vancouver, Canada, tegen mr. B.T. Beuving, kantonrechter te Amsterdam. Het verzoek tot wraking was ingediend omdat verzoekster meende dat de rechter niet onpartijdig was, vooral vanwege de behandeling van stukken die volgens verzoekster te laat waren ingediend door de wederpartij, [naam bedrijf] N.V. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter zijn beslissing gemotiveerd, maar verzoekster was van mening dat deze motivering onjuist of onvolledig was, wat volgens haar de schijn van vooringenomenheid wekte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter niet in de wraking berustte en dat het verzoek is behandeld tijdens een openbare zitting. De rechter heeft zijn beslissing toegelicht en de gronden van het verzoek zijn besproken. De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, de rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd onvoldoende waren om de schijn van vooringenomenheid aan te nemen. De motivering van de beslissing van de rechter kan niet als grond voor wraking dienen, zoals ook blijkt uit jurisprudentie van de Hoge Raad. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.