ECLI:NL:RBAMS:2022:4140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6204
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit en vaststelling proceskosten in bezwaar

In deze zaak heeft eiser op 27 december 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar op 13 april 2022 heeft beslist op zowel het bezwaar als de ingebrekestelling. Eiser was het echter niet eens met de vaststelling van de hoogte van de proceskosten in bezwaar, die door verweerder abusievelijk op € 265,- was vastgesteld in plaats van het juiste bedrag van € 269,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen belang meer heeft bij het beoordelen van het niet tijdig nemen van een besluit, waardoor het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk is verklaard. Echter, de rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor wat betreft de proceskosten en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft de proceskosten in bezwaar vastgesteld op € 269,- en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 569,25. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M. Greebe, in aanwezigheid van griffier N. van der Kroft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/6204

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

( [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [gemachtigde] )

Procesverloop

Eiser heeft op 27 december 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.
Verweerder heeft de stukken en een verweerschrift ingestuurd.
Eiser heeft een nadere reactie ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Uit de door verweerder opgestuurde stukken blijkt dat verweerder op 13 april 2022 heeft beslist op zowel het bezwaar als de ingebrekestelling. Het beroep zich van rechtswege [3] tegen de beslissing van 13 april 2022, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. De rechtbank constateert dat niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser omdat eiser het niet eens is met de vaststelling van de hoogte van de proceskosten in bezwaar. Volgens eiser bedragen de proceskosten € 269,- in plaats van de in het besluit vermelde € 265,-. Verweerder heeft in het verweerschrift van 10 mei 2022 verklaard dat de beslissing op bezwaar per abuis de waarde per punt is gesteld op € 265,-. Verweerder zal het juiste bedrag voldoen, namelijk € 269,-.
5. Niet gebleken is dat eiser nog een belang heeft bij het beoordelen van het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt wel de vaststelling door verweerder van de hoogte van de proceskosten in bezwaar. De rechtbank stelt, met partijen, vast dat verweerder (par abuis) de waarde per punt op € 265,- heeft vastgesteld in plaats van de in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)genoemd bedrag van € 269,-. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het besluit vernietigen voor zover dit ziet op de proceskosten in bezwaar. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en stelt de proceskosten in bezwaar vast op € 269,-.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder voorts in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of er tijdig is beslist en of er in de beslissing op bezwaar een juist bedrag is vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor het overige gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit op het onderdeel proceskosten in bezwaar;
  • stelt de proceskosten in bezwaar vast op € 269,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 569,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb