ECLI:NL:RBAMS:2022:4135

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1517 en 22 _ 1519 en 22 _ 1520
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft eiseres, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op drie verzoeken om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres heeft op 22 maart 2022 beroep ingesteld, nadat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijnen zijn overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog besluiten bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,- voor alle verzoeken samen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 569,25. De uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/1517, 22/1519 en 22/1520

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

( [gemachtigde] ),
en

het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M.E. van der Spek),

Procesverloop

Eiseres heeft op 22 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op een drietal verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een nadere reactie ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Artikel 10.1 van de Wet open overheid (hierna: Woo) bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen.
4. Eiseres heeft per email op 2 maart 2021een Wob-verzoek ingediend en per email op
12 maart 2021 opnieuw twee Wob-verzoeken ingediend. De Wob-verzoeken betreffen, kortgezegd, een verzoek om informatie over GPS- en temperatuurdata van veetransporten, een verzoek om informatie over het klimaat in varkensstallen en een verzoek om informatie over de temperatuur in pluimveestallen. Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank wegens niet tijdig beslissen op haar verzoeken. Met de uitspraak van 9 september 2021 (met zaaknummers 21/4038 21/4039 en 21/4040) heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen een termijn van twee weken alsnog op de verzoeken moet beslissen onder toerpassing van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag waarmee verweerder de termijn overschrijdt met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft op 22 maart 2022 opnieuw beroepschriften ingestuurd omdat verweerder nog altijd niet op haar verzoeken heeft beslist.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijnen zijn overschreden.
6. Het beroep is dus gegrond.
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3] In de verweerschriften van 28 april 2022 geeft verweerder als reden voor het niet beslissen: achterstanden ten aanzien van andere (grote) Wob-verzoeken, de grote hoeveelheid Wob-verzoeken die verweerder moet behandelen in combinatie met capaciteitsproblemen en de benodigde prioritering ten aanzien van deze verzoeken. Verweerder stelt verder dat hij bij de behandeling van Wob-verzoeken rekening dient te houden met de belangen van derden, bij wie zienswijzen moeten worden opgevraagd. Daardoor is het voor verweerder niet mogelijk om binnen twee weken alsnog op de verzoeken te beslissen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat aan verweerder een langere termijn gegund moet worden om alsnog te beslissen op de verzoeken. De redenen die verweerder voor het nog niet beslissen geeft, zijn algemeen en hebben niet in het bijzonder betrekking op de verzoeken van eiseres. De rechtbank oordeelt dat daarin geen reden is gelegen om een bijzonder geval aan te nemen. Zij betrekt hierbij de omstandigheid dat verweerder geen termijn heeft genoemd waarbinnen hij verwacht op de verzoeken te beslissen. Dit betekent dat de rechtbank het verweer niet anders kan lezen dan dat verweerder niet verwacht binnen afzienbare tijd op de verzoeken te kunnen beslissen. De rechtbank kan verweerder daarin niet volgen. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat belangen van derden gezien de ruime overschrijding van de beslistermijn en de eerdere beroepsprocedure, geen geldige reden is voor nog verder uitstel. Dat betekent dat verweerder uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog besluiten bekend moet maken.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 250,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500. De rechtbank legt een hogere dwangsom op dan gebruikelijk, omdat verweerder ondanks de uitspraak van
9 september 2021 nog niet op de verzoeken heeft beslist. Deze dwangsom geldt wel voor alle drie beslissingen tezamen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpr) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van € 759-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken die van licht gewicht zijn, omdat de zaken alleen gaan over de vraag of de beslistermijnen zijn overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,‑ voor alle verzoeken samen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van driemaal € 365,- (in totaal
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb