Overwegingen
1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als [functie] . Op 4 juni 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld vanuit een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, waarna eiseres een Ziektewetuitkering heeft ontvangen. Vervolgens heeft eiseres op 9 maart 2021 een aanvraag om een WIA-uitkering gedaan.
2. Met het primaire besluit is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend, omdat eiseres 39,61% arbeidsongeschikt is geacht. Dit volgt uit een rapport van een arts, akkoord bevonden door een verzekeringsarts, van 22 april 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige van 29 april 2021.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de klachten van eiseres gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 september 2021 geconcludeerd dat de beoordeling van de verzekeringsarts van 24 april 2021 kan worden gehandhaafd. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een rapport van 9 december 2021 uitgebracht. In dit rapport heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres.
4. Eiseres stelt dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft, omdat zij wisselend belastbaar is. Eiseres heeft problemen met haar balans en heeft dagen waarop zij slecht kan lopen, misselijk en duizelig is en last heeft van hartkloppingen. Daarbij heeft eiseres vermoeidheidsklachten en paniekaanvallen. Daarnaast stelt eiseres dat er in ieder geval meer beperkingen aangenomen hadden moeten worden waaronder een urenbeperking. Ter onderbouwing heeft eiseres een brief van een psycholoog aan het UMC overgelegd en een rapport van een medisch adviseur.
5. Eiseres voert aan dat zij niet geschikt is voor de geselecteerde functies omdat daarbij geen rekening is gehouden met de aanvullende beperkingen die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen hadden moeten worden.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering per 1 juni 2021 heeft toegekend en eiseres voor 39,61% arbeidsongeschikt heeft geacht.
7. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als de rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet juist zijn. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische rapporten voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
8. Uit de rechtspraakvolgt dat voor een volledige heroverweging in de bezwaarfase in arbeidsongeschiktheidszaken met medische aspecten een bijzondere eis geldt. Er dient een heroverweging plaats te vinden waarbij de feiten juist worden vastgesteld en de conclusies logisch uit die feiten voortvloeien. Indien de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist, zal daarom in deze fase van de procedure een louter dossieronderzoek als regel niet volstaan. De zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar brengt mee dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact van de betrokkene met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek onzorgvuldig verricht. Eiseres is in de primaire fase namelijk alleen gezien door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een spreekuurcontact met een verzekeringsarts geen toegevoegde waarde heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 september 2021 hierover slechts opgemerkt dat eiseres na de hoorzitting heeft aangegeven dat zij geen verdere opmerkingen heeft en de medische informatie heeft overlegd. Hieruit volgt niet waarom in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn oordeel ook voor het overige onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Eiseres heeft in bezwaar allereerst een medisch stuk van het [naam] Medisch Centrum overgelegd waaruit blijkt dat zij voldoet aan de criteria voor [naam] . Hierover heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 30 september 2021 opgenomen dat het evident is dat eiseres forse energetische klachten ervaart, maar uit de bevindingen van het [naam] Medisch Centrum geen forse beperkingen kunnen worden gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij geconcludeerd dat bij het ontbreken van medisch objectieve gegevens er dus geen medische reden is om eiseres te volgen in de subjectieve klachtbeleving. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet volgen nu door het [naam] Medisch Centrum juist een diagnose is vastgesteld waardoor de energetische klachten van eiseres kunnen worden geobjectiveerd.
11. In beroep heeft eiseres daarnaast medische stukken van een psycholoog van het UMC en een medisch advies van 4 mei 2022 overgelegd. Uit het medisch stuk van het UMC volgt dat de symptomen van eiseres voldoen aan de kenmerken van een somatische-symptoomstoornis, vermoeidheid met comorbide paniekstoornis, agorafobie en PTSS. Hiervoor is een intensieve traumatherapie geadviseerd aan eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 mei 2022 gemotiveerd dat op grond hiervan geen aanvullende beperkingen kunnen worden aangenomen omdat de diagnose niet inzichtelijk valt te herleiden uit de onderzoeksgegevens. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt daarbij op dat gezien de behandeling die wordt geïndiceerd de diagnose ook niet zonder meer is te weerleggen. Daarbij geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat uit het medische stuk van het UMC ook niet duidelijk is te herleiden welke functionele belemmeringen eiseres ervaart wegens PTSS. De rechtbank vindt deze motivering onvoldoende nu deze diagnose door een psycholoog uit het UMC is gesteld en niet duidelijk is waarom de klachten van eiseres daarmee niet geobjectiveerd zouden zijn. Bovendien heeft eiseres in het beroepschrift aangegeven dat zij hiervoor aanvullend beperkt zou moeten worden ten aanzien van beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Het is de taak van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om de klachten van eiseres behorende bij PTSS om te zetten in beperkingen uit de Functionele Mogelijkhedenlijst.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het medisch onderzoek onzorgvuldig en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep had verweerder niet aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awben dient te worden vernietigd. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berust, komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
13. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder eerst zelf nog zorgvuldig onderzoek dient te verrichten naar de beperkingen van eiseres. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).