ECLI:NL:RBAMS:2022:403

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
13-188003-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met valse sleutel en voorhanden hebben van taser

Op 4 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen met een valse sleutel en het voorhanden hebben van een taser. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 28 en 29 juni 2021, waarbij de verdachte samen met anderen geldbedragen heeft weggenomen van een benadeelde partij door gebruik te maken van een gestolen bankpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juni 2021 met de gestolen bankpas heeft gepind, terwijl de benadeelde partij eerder slachtoffer was geworden van oplichting. De verdachte werd vrijgesproken van heling en verduistering van een autosleutel, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat de sleutel gestolen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal en het voorhanden hebben van een taser, en legde een gevangenisstraf van vier maanden op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de bedragen die met de gestolen bankpas waren gepind.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummer: 13-188003-21
Datum uitspraak: 4 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit (verkort) vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2022.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.W.A.M. Nij Bijvank, en van wat de (gemachtigde) raadsman van de verdachte, mr. S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij] .

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2021 tot en met 29 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten door (telkens) met een – tevoren gestolen dan wel zonder [toe]stemming of instemming van de rechthebbende in gebruik genomen – bankpas (ING, op naam van rekeninghouder voornoemde [benadeelde partij] ) (een) PIN betalingstransactie(s) te verrichten bij een of meer betaalautomaten en/of bij een of meer winkels voor de aanschaf van (een) goed(eren) door (telkens) deze bankpas(sen) en/of vervolgens de pincode(s), welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vorm(en), in te toetsen waarna de aldus gedane betaling(en) telkens ten laste van voornoemde(n) [benadeelde partij] is/zijn gekomen;
2. hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een autosleutel (merk: Audi), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 29 mei 2021 tot en met 13 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk, een autosleutel (merk: Audi), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3. hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht te weten een taser voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal op 29 juni 2021 en het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een taser. Zij heeft gevorderd de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrij te spreken.
3.2.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte in elk geval van de onder 1 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal op 28 juni 2021 moet worden vrijgesproken omdat er geen bewijs is dat de verdachte degene is die die dag heeft gepind met de pas van aangeefster. Ten aanzien van het pinnen op 29 juni 2021 heeft de raadsman betoogd dat betwijfeld kan worden of de verdachte de persoon op de camerabeelden is en dat hij daarom ook daarvan zou moeten worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde heling en verduistering aangevoerd dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van bewijs.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een taser heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
3.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte op 29 juni 2021 tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepind met de pinpas van [benadeelde partij] en zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
3.3.2.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen (tezamen en in verenging met een ander of anderen) kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [1]
3.3.3.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat [benadeelde partij] op 28 juni 2021 het slachtoffer is geworden van oplichting (babbeltruc). Zij werd telefonisch benaderd door iemand die zei dat hij van de politie was en die haar zover kreeg dat zij haar bankpas heeft afgegeven en haar pincode heeft prijsgegeven. Uit haar aangifte komt naar voren dat er in elk geval twee personen betrokken waren bij de oplichting: de persoon die haar had gebeld en degene die de pinpas bij haar heeft opgehaald. Kort nadat [benadeelde partij] haar pinpas had afgegeven, terwijl zij aan de lijn werd gehouden, heeft iemand in een zwarte jas met capuchon van het merk North Face en spijkerbroek een aantal keer met haar pas gepind en betalingen verricht. De volgende ochtend om 10.14 uur is nog eens 500 euro opgenomen bij een pinautomaat, wederom door iemand in een zwarte jas met capuchon en aan de linker achterzijde een wit logootje en een spijkerbroek. Op camerabeelden van de Albert Heijn ( [locatie] ) van diezelfde dag is te zien dat omstreeks 14.40 uur een persoon in een blauw trainingspak, met een tasje en zwarte sportschoenen een transactie verricht (sloffen sigaretten kopen). Deze persoon is door de politie herkend als de verdachte. Het trainingspak, het tasje en de schoenen komen overeen met een trainingspak, tasje en de schoenen die zijn aangetroffen in de woning waar de verdachte verbleef. Het in die woning aangetroffen tasje is bovendien gevonden in de slaapkamer die de verdachte gebruikte. Uit het bankafschrift van [benadeelde partij] komt naar voren dat er op het moment van voornoemde transactie bij de Albert Heijn met haar pinpas is betaald. Uit het bankafschrift blijkt dat er die middag eerder gebruik is gemaakt van de pinpas en ook daarna betalingen zijn gedaan. De rechtbank is van oordeel dat niet getwijfeld hoeft te worden aan de herkenning door de politie van de verdachte. Zij wordt in haar oordeel gesterkt doordat de verdachte verbleef in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] ( [adres] ) en dat in die woning een telefoon (Nokia) is gevonden waarvan het IMEI-nummer is te koppelen aan het telefoonnummer [telefoonnummer] waarmee naar [benadeelde partij] is gebeld.
3.3.4.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en degenen die [benadeelde partij] hebben opgelicht en die op 28 juni 2021 en in de ochtend van 29 juni 2021 hebben gepind en dat de bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde van zodanig gewicht was dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De verdachte heeft op 29 juni 2021 gepind met de pas die een dag eerder door zijn mededaders was verkregen en had daarvoor de pincode nodig die bij de pas hoorde en die code was bij zijn mededaders bekend. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat er in de ochtend van 29 juni 2021 nog met de pas is gepind door een persoon die hetzelfde signalement had als de persoon die op 28 juni 2021 heeft gepind. [2]
3.3.5.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het pinnen op 28 juni 2021 omdat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden of de verdachte toen reeds in beeld was en er derhalve geen bewijs is dat de verdachte toen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal.
3.3.6.
De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde heling dan wel verduistering van een (gestolen) Audi-sleutel niet bewezen, zodat zij de verdachte daarvan zal vrijspreken. Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 13 juli 2021 een Audi-sleutel in zijn bezit had die in de nacht van 29 op 30 mei 2021 is gestolen. De verdachte heeft onder meer verklaard dat hij de sleutel heeft gevonden. Er is geen bewijs dat de verdachte de sleutel op een andere manier in zijn bezit heeft gekregen. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat toen de verdachte sleutel voorhanden kreeg, hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat de sleutel uit misdrijf was verkregen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het enkele feit dat de sleutel klaarblijkelijk op straat heeft gelegen, onvoldoende is om vorenbedoeld(e) wetenschap/vermoeden te kunnen vaststellen. De politie heeft niet doorgevraagd zodat niet duidelijk is wanneer de verdachte de sleutel heeft gevonden en wat hij er daarna mee heeft gedaan. Aldus kan ook niet worden vastgesteld dat hij zich de sleutel wederrechtelijk heeft toegeëigend.
3.3.7.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde, het voorhanden hebben van een taser (stroomstootwapen), kan worden bewezen. De taser is gevonden in een slaapkamer in de woning waar de verdachte verbleef. De verdachte heeft verklaard dat de taser van hem is. Uit het wapenrapport blijkt dat de taser een handwapen is waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Het is dus een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie.

4.Bewezenverklaring

4.2.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1. hij op 29 juni 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geldbedragen die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte de weg te nemen geldbedragen telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een – tevoren zonder toestemming of instemming van de rechthebbende in gebruik genomen – bankpas (ING, op naam van rekeninghouder voornoemde [benadeelde partij] ) pinbetalingstransacties te verrichten bij een of meer betaalautomaten en bij een of meer winkels voor de aanschaf van (een) goed(eren) en vervolgens de pincode die een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt, in te toetsen waarna de aldus gedane betalingen telkens ten laste van voornoemde [benadeelde partij] zijn gekomen;
3. hij op 13 juli 2021 te Amsterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een taser, voorhanden heeft gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Gevangenisstraf

8.1.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken met aftrek van voorarrest.
8.2.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen die (wat het onvoorwaardelijke gedeelte betreft) gelijk is aan het voorarrest (achtenveertig dagen).
8.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3.
De verdachte heeft gepind met de pinpas van [benadeelde partij] ( [nr.] ), die een dag daarvoor het slachtoffer was geworden van een babbeltruc. De verdachte moet hebben samengewerkt met de oplichters. Hij heeft zich op een wel heel goedkope manier verrijkt ten koste van een ander en geen enkel respect getoond voor wat van een ander is.
Verder had de verdachte een taser voorhanden. Het ongecontroleerde bezit van een stroomstootwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en bergt het risico op het gebruik daarvan in zich, met alle – mogelijk ingrijpende – gevolgen van dien.
8.3.4.
De rechtbank laat in het nadeel van de verdachte meewegen dat uit diens strafblad [3] blijkt dat hij door het hof Amsterdam op 6 november 2019 wegens huisvredebreuk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken met aftrek van voorarrest [4] en op 20 november 2019 is veroordeeld wegens zakkenrollerij tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest. [5]
8.3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde. Zij is alles afwegend van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

9.Onttrekking aan het verkeer

Het in beslag genomen en niet teruggegeven stroomstootwapen, patroon en projectiel, opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 3 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

10.1
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert materiële-schadevergoeding van € 3.931,26, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het betreft het totaal van de bedragen die op 28 en 29 juni 2021 met haar bankpas zijn gepind en van haar rekening zijn afgeschreven.
10.2.
De officier van justitie betoogd dat van deze vordering slechts € 1.974,76 (hoofdelijk) kan worden toegewezen, het totaal van de bedragen die op 29 juni 2021 zijn gepind met de pas van de benadeelde partij.
10.3.
De verdediging heeft de vordering niet (inhoudelijk) betwist.
10.4.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ten aanzien van de bedragen die op 29 juni 2021 in de middag zijn gepind niet onrechtmatig of ongegrond voor en het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard omdat niet is komen vast te staan dat de verdachte betrokken was bij het pinnen op 28 juni 2021 en in de ochtend van 29 juni 2021.
10.5.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte samen met zijn mededader(s) aansprakelijk moet worden gehouden voor de bedragen die op 29 juni 2021 ’s middags zijn gepind, in totaal € 1.474,76. [6]
10.6
De rechtbank zal de verdachte voorts veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

11.De schadevergoedingsmaatregel

Aangezien de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tot een bedrag van € 1.474,38 (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een stroomstootwapen, patroon en projectiel.
Gelast de teruggave aan de verdachte van een Samsung-telefoon en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van een Audi-sleutel.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van
€ 1.474,38 (éénduizend vierhonderdvierenzeventig euro en achtendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021.
Veroordeelt de verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] , aan de Staat € 1.474,38 (éénduizend vierhonderdvierenzeventig euro en achtendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte of een ander of anderen aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in het resterende deel van haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.J. Wesdorp en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2022.

Voetnoten

1.Zie o.m. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474.
2.Vgl hof Amsterdam 20 januari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:116.
3.Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 oktober 2021.
6.13.26 uur Parkeren Amsterdam € 0,38