ECLI:NL:GHAMS:2019:4980

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-004010-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging woninginbraak en veroordeling voor vernieling op basis van DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1996 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot woninginbraak en vernieling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot woninginbraak, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met het voornemen om iets weg te nemen de woning was binnengedrongen. Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van DNA van de verdachte op een stuk glas van de ingeslagen ruit niet voldoende was voor een bewezenverklaring van de poging tot woninginbraak.

Echter, het hof achtte het subsidiair tenlastegelegde, namelijk het wederrechtelijk binnendringen in de woning van de aangever, wel bewezen. Dit was gebaseerd op het feit dat er een bloedspoor van de verdachte was aangetroffen op het glas van de ingeslagen ruit, wat erop wees dat hij dit bloed had achtergelaten bij het inslaan van de ruit. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk door in de nachtelijke uren via een ingeslagen raam de woning te betreden. Dit werd als een ernstig feit beschouwd, omdat het de veiligheid en het gevoel van veiligheid van de bewoners aantastte.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd tot vier weken gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004010-18
datum uitspraak: 6 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-669092-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1996,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 9 oktober 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met een steen een of meer ra(a)m(en) heeft geforceerd en/of via een raam de woning is ingegaan.
Subsidiair:
hij op of omstreeks 9 oktober 2017 te Amsterdam in de woning, [adres] bij een ander, te weten bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik na het forceren van een of meer ra(a)m(en) wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot woninginbraak niet kan worden bewezen, aangezien weliswaar (zoals hierna zal worden uiteengezet) als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte de woning van de aangever is binnengedrongen, maar niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat hij dit heeft gedaan met het voornemen daar enig goed weg te nemen, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ook van het aan hem subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken op de grond dat de enkele aanwezigheid van DNA van de verdachte op een stukje glas van de ingeslagen ruit van de woning onvoldoende is voor een bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Aan de
binnenkant van een stuk glas van de ingeslagen ruit is een bloedspoor aangetroffen. Nader DNA-onderzoek wees uit dat dit bloed van de verdachte was. Mede gelet op de aangifte leidt het hof hieruit af dat de verdachte dat bloed heeft achtergelaten bij het inslaan van de ruit om de woning van de aangever binnen te dringen (op 9 oktober 2017).
Het hof verwerpt dan ook het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 oktober 2017 te Amsterdam in de woning, [adres], bij [slachtoffer] in gebruik na het forceren van een raam wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door in de nachtelijke uren via een ingeslagen raam een woning te betreden. De verdachte heeft zich aldus op zeer brutale wijze toegang tot de woning verschaft. Dit is een ernstig feit, omdat een woning bij uitstek de plek is waar zich een belangrijk deel van het privéleven afspeelt en waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Door aldus te handelen heeft de verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid voor de bewoners en ook overlast veroorzaakt.
Gelet hierop en gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 november 2019.
Mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]