In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1996, heeft een verzoek ingediend tot teruggave van een in beslag genomen motor, een Yamaha, die op 5 september 2021 onder hem in beslag is genomen. Klager stelt de eigenaar te zijn van de motor, die hij eerlijk heeft gekocht van een vorige eigenaar. Na de inbeslagname heeft klager van de politie een e-mail ontvangen waarin hem werd medegedeeld dat hij de motor kon terugkrijgen. Echter, op het moment van ophalen werd hem meegedeeld dat er nader onderzoek aan de motor diende te worden verricht.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen de teruggave van de motor, stellende dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet en dat er onvoldoende bewijs is dat klager de eigenaar is. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat zij niet kan vooruitlopen op de uitkomst van een eventuele hoofdzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat klager voldoende bewijs heeft geleverd van zijn eigendom, onder andere door een verklaring van de vorige eigenaar.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen strafvorderlijk belang is dat het voortduren van het beslag rechtvaardigt. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de motor aan klager dient te worden teruggegeven. De beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.