ECLI:NL:RBAMS:2022:4021

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
RK 21/6491
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om hogere schadevergoeding voor kwetsbare minderjarige na detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een minderjarige verzoeker, geboren in 2007. Het verzoekschrift is op 3 december 2021 ingediend en betreft een schadevergoeding voor de schade die verzoeker heeft geleden als gevolg van zijn detentie. Verzoeker heeft een vergoeding van € 780,- voor schade en € 680,- voor kosten van het opstellen van het verzoekschrift aangevraagd. Hij stelt dat hij recht heeft op een hogere schadevergoeding dan de forfaitaire vergoeding, omdat hij als kwetsbare minderjarige hardhandig door de politie is aangehouden en onterecht lang op het politiebureau heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de verzoeker en zijn raadsvrouw gehoord, evenals de officier van justitie, die zich niet verzette tegen de standaardvergoeding maar wel tegen een hogere vergoeding.

De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van de detentie van verzoeker niet zodanig bijzonder zijn dat een hogere schadevergoeding gerechtvaardigd is. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 130,- per dag voor de drie dagen die verzoeker in detentie heeft doorgebracht, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 390,-. Daarnaast wordt een vergoeding van € 680,- toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank wijst het verzoek om een hogere schadevergoeding af, omdat er geen bewijs is van een trauma of psychische stoornis als gevolg van de detentie. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/085910-21
RK: 21/6490 en 21/6491
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, [adres] ,
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 3 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 24 december 2021 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 31 maart 2022 verzoeker, zijn raadsvrouw en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 780,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsvrouw ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoeker meent dat hij recht heeft op een hogere schadevergoeding dan de forfaitaire schadevergoeding vanwege de ondergane detentie. Verzoeker is een kwetsbare minderjarige persoon die zeer hardhandig is aangehouden door de politie. Hij heeft daarbij letsel opgelopen. Verzoeker heeft vervolgens onnodig lang (twee nachten en drie dagen) op het politiebureau doorgebracht tot aan zijn voorgeleiding bij de rechter-commissaris. Gezien zijn leeftijd is dat te lang. Verzoeker had, gelet op zijn leeftijd, de inverzekeringstelling in afwachting van de voorgeleiding, thuis door kunnen brengen. Verzoeker heeft de in verzekeringstelling als extra zwaar ervaren, omdat hij slechts twee keer bezoek van zijn moeder gehad en hij niet heeft kunnen slapen. Ook het vervoer naar de rechtbank in een busje met volwassen gedetineerden waren extra zwaar voor hem. Verzoeker was hierdoor zeer angstig. Deze bijzonder bezwarende omstandigheden rechtvaardigen een hogere schadevergoeding. Een en wordt bevestigd in het vonnis van de rechtbank, waarbij verzoeker is ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsvrouw heeft verwezen naar een aantal uitspraken waarbij een hogere vergoeding is toegekend (ECLI:NL:GHARN:2007:BC6131; een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2018 (RK 17/7405 en 17/7406) en een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2021 (RK 21/2588 en 21/2689)).
Gelet op alle omstandigheden is de raadsvrouw dan ook van mening dat er gronden van billijkheid zijn voor een hogere schadevergoeding.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding vanwege drie dagen inverzekeringstelling op het politiebureau. De officier van justitie heeft zich wel verzet tegen toekenning van een hogere schadevergoeding.
Indien verzoeker meent dat het gebruikte geweld bij zijn aanhouding en het daardoor ontstane letsel onterecht zou zijn, dient dit te worden besproken met de politie en staat los van de ondergane detentie. Dat verzoeker in verband met zijn aanhouding in detentie heeft geleden, rechtvaardigt niet een hogere schadevergoeding. Dit geldt ook ten aanzien van het vervoer in een busje tezamen met volwassen arrestanten.
De vraag is of de gebruikte dwang zo ernstig is geweest, dat deze traumatiserend is geweest voor verzoeker. Van een opgelopen stoornis is echter niets gebleken. Hoewel kinderen van deze leeftijd – wanneer het feit dat toelaat – doorgaans hun inverzekeringstelling thuis mogen doorbrengen, was er in deze zaak sprake van een zeer ernstige beschuldiging, namelijk een gewapende overval met een vuurwapen. Dit rechtvaardigde dat verzoeker in verzekering is gesteld en dat hij twee nachten in een cel op het politiebureau en in het cellencomplex heeft doorgebracht. Daarbij is drie dagen (twee nachten) tot aan de voorgeleiding niet dusdanig onredelijk lang en rechtvaardigt ook dat niet dat verzoeker recht heeft op een hogere schadevergoeding dan de gebruikelijke forfaitaire schadevergoeding.

De beoordeling

Verzoeker is op 28 maart 2021 aangehouden en dezelfde dag in verzekering gesteld op verdenking van een gewapende overval van een snackbar. Op 30 maart 2021 is de bewaring bevolen en met onmiddellijke ingang geschorst.
Verzoeker is op 11 november 2021 door de meervoudige kamer van deze rechtbank ontslagen van alle rechtsvervolging in verband met psychische overmacht.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 26 november 2021 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker gedurende zijn voorarrest in een politiecel heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoeker heeft in totaal drie dagen op een politiebureau (cellencomplex) doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 130,- per dag die op het politiebureau is doorgebracht.
Ten aanzien van de gevraagde hogere vergoeding overweegt de rechtbank dat het standaardbedrag dat in het kader van een verzoek ex artikel 533 Sv wordt toegekend, feitelijk een vergoeding is voor de materiële en immateriële schade ten gevolge van detentie. Daarnaast kan ingevolge artikel 533 Sv een vergoeding worden toegekend voor inkomstenderving en andere extra-immateriële schade, mits deze een rechtstreeks gevolg zijn van de detentie. In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding om een bijzonder geval aanwezig te achten waarin boven het forfaitaire bedrag uit zou moeten worden gegaan.
De raadsvrouw heeft allereerst aangevoerd dat minderjarige verdachten doorgaans thuis hun inverzekeringstelling mogen doorbrengen en het onwenselijk is dat zij de nacht in een politiecel moeten doorbrengen. Daarbij is aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de detentie van verzoeker – een minderjarige en zeer kwetsbare jongen – extra zwaar voor hem is geweest. Hij heeft niet kunnen slapen en heeft zijn moeder slechts twee keer kunnen zien, daarbij is verzoeker heel bang geweest omdat hij naar de voorgeleiding is vervoerd in een bus met volwassen arrestanten. De rechtbank is anders dan de raadsvrouw van oordeel dat niet is aangetoond dat verzoeker als gevolg van zijn detentie een trauma of een psychische stoornis heeft opgelopen op grond waarvan een hogere schadevergoeding gerechtvaardigd is. Er is geen rapportage die het bestaan van een dergelijk trauma of een dergelijke stoornis onderbouwt. Ook in de overige omstandigheden ziet de rechtbank geen gronden om extra schadevergoeding toe te kennen. Verzoeker is op een ernstige verdenking van een gewapende overval door de politie op 28 maart 2021 aangehouden en in verzekering gesteld, waarna hij op 30 maart 2021 is voorgeleid bij de rechter-commissaris die weliswaar de inbewaringstelling heeft bevolen maar deze met onmiddellijke ingang heeft geschorst. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo onredelijk lang is geweest dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een hogere schadevergoeding dan de forfaitaire schadevergoeding gerechtvaardigd is.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 390,- (driehonderdnegentig euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.070,- (eenduizend en zeventig euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van [naam Stichting] , onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] .
Aldus gedaan op 14 april 2022
door mr. W.M.C. van den Berg, rechter.