ECLI:NL:RBAMS:2022:4021
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om hogere schadevergoeding voor kwetsbare minderjarige na detentie
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een minderjarige verzoeker, geboren in 2007. Het verzoekschrift is op 3 december 2021 ingediend en betreft een schadevergoeding voor de schade die verzoeker heeft geleden als gevolg van zijn detentie. Verzoeker heeft een vergoeding van € 780,- voor schade en € 680,- voor kosten van het opstellen van het verzoekschrift aangevraagd. Hij stelt dat hij recht heeft op een hogere schadevergoeding dan de forfaitaire vergoeding, omdat hij als kwetsbare minderjarige hardhandig door de politie is aangehouden en onterecht lang op het politiebureau heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de verzoeker en zijn raadsvrouw gehoord, evenals de officier van justitie, die zich niet verzette tegen de standaardvergoeding maar wel tegen een hogere vergoeding.
De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van de detentie van verzoeker niet zodanig bijzonder zijn dat een hogere schadevergoeding gerechtvaardigd is. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 130,- per dag voor de drie dagen die verzoeker in detentie heeft doorgebracht, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 390,-. Daarnaast wordt een vergoeding van € 680,- toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank wijst het verzoek om een hogere schadevergoeding af, omdat er geen bewijs is van een trauma of psychische stoornis als gevolg van de detentie. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.