ECLI:NL:RBAMS:2022:4020

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
RK 21/6167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beklag inzake inbeslagname auto betrokken bij schietincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, die haar auto had uitgeleend aan een derde, verzocht om teruggave van haar voertuig dat in beslag was genomen na een schietincident waarbij de beslagene betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van klaagster betrokken was bij meerdere schietincidenten en dat klaagster geen verklaring heeft willen geven over de gang van zaken. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de teruggave van de auto, stellende dat het belang van de strafvordering zich daartegen verzet. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de auto zal verbeurd verklaren, gezien de betrokkenheid bij een misdrijf. De rechtbank heeft daarom het beklag ongegrond verklaard, met de overweging dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. De beslissing is openbaar uitgesproken en klaagster heeft de mogelijkheid om in cassatie beroep aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Proces-verbaalnummer: PL1300-20212l3330
RK: 21/6176
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klaagster] ,

geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. B. van Elst, [adres] ,
klaagster, tevens beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 16 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 14 december 2021 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 31 maart 2022 de gemachtigd raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Klaagster is, hoewel geldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een personenauto, Ford Fiësta, kenteken [nummer] ( goednummer: 6066602).
De raadsman van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd.
Klaagster heeft haar auto dringend nodig voor haar gezin en haar werk. De raadsman acht het niet hoogst waarschijnlijk dat de auto van klaagster in de strafzaak van de beslagene, door een strafrechter, later oordelend, zal worden verbeurd verklaard. Klaagster heeft zelf geen strafbaar feit begaan en een verbeurdverklaring van de auto zou haar financieel treffen en niet de beslagene. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2019 (RK 19/4571).

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet. Uit politieonderzoek is gebleken dat de auto waar de beslagene in reed, betrokken is geweest bij een schietincident. Hoewel de officier van justitie de het belang ziet van klaagster bij de teruggave van de auto, is de auto van klaagster betrokken geweest bij nog twee schietincidenten. Ook in die zaken heeft klaagster haar auto uitgeleend aan de beslagene en aan een andere persoon. Klaagster heeft hierover geen verklaring af willen leggen. Daarbij is de beslagene als verdachte aangehouden op het adres van klaagster en is het niet duidelijk hoe vaak hij gebruik heeft gemaakt van de auto van klaagster. Nu deze auto is gebruikt bij de uitvoering van een misdrijf, acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat een strafrechter, later oordelend, de auto zal verbeurd verklaren.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 3 november 2021 is op de voet van artikel 94 Sv voornoemd voorwerp in beslag genomen.
De beslagene wordt – kort gezegd – verdacht van betrokkenheid bij een schietincident.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een auto die volgens het Openbaar Ministerie
vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal uitspreken.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak klaagster haar auto aan de beslagene heeft uitgeleend en hem daarmee toestemming heeft gegeven om in de auto te rijden. De auto van klaagster is vervolgens in beslag genomen omdat de beslagene verdacht wordt van betrokkenheid bij een schietincident waarbij beslagene kort tevoren uit die auto stapte. De beslagene is vervolgens aangehouden op het adres van klaagster. Klaagster heeft geen verklaring over de gang van zaken willen geven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen auto zal verbeurd verklaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.