In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Lublin, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft eerder op 2 december 2021 een tussenuitspraak gedaan waarin zij het onderzoek ter zitting heropende en de beslistermijn verlengde in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). De rechtbank heeft vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar dat er in dit specifieke geval geen individueel gevaar is aangetoond voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de vordering tot overlevering beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.