Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de argumenten van zijn raadsvrouw, die stelde dat er een reëel gevaar bestond voor schending van zijn grondrechten na overlevering, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve gegevens waren die een dergelijk gevaar konden onderbouwen. Daarnaast werd het verzoek van de raadsvrouw om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander op grond van artikel 6 van de Overleveringswet afgewezen, omdat niet was aangetoond dat hij gedurende vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland had gehad. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.