ECLI:NL:RBAMS:2022:3946

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
13/064562-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van auto-inbraak en opzetheling met vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van een auto-inbraak en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van de diefstal van een Range Rover op 13 maart 2022 in Amsterdam, waarbij hij samen met anderen de auto heeft weggenomen met behulp van een valse sleutel. Daarnaast is hij ook veroordeeld voor opzetheling van een Audi, die hij in de periode van 22 april 2021 tot en met 22 juni 2021 in zijn bezit had, terwijl hij wist dat het om een door misdrijf verkregen goed ging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een andere auto-inbraak en opzet/schuldheling wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn bereidheid om mee te werken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, zoals een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met medeverdachten, en de verplichting om mee te werken aan schuldhulpverlening en dagbesteding.

De benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 505,-, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij in een andere vordering niet-ontvankelijk, omdat de verdachte van dat feit was vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers benadrukten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/064562-22 (Promis)
Datum uitspraak: 1 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
gedetineerd in de [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D.G. Specker, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal in vereniging met braak, verbreking of een valse sleutel van een personenauto (Range Rover) die toebehoorde aan [aangever] op 13 maart 2022 te Amsterdam;
medeplegen van opzet/schuldheling van een personenauto (Volkswagen) in de periode van 2 maart 2022 tot en met 13 maart 2022 te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam;
diefstal in vereniging met braak, verbreking of een valse sleutel van een personenauto (Audi) die toebehoorde aan [persoon] op 22 april 2021 te Amsterdam, subsidiair ten laste gelegd als opzet/schuldheling van die personenauto in de periode van 22 april 2021 tot en met 22 juni 2021.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 2 en feit 3, primair dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 en feit 3, subsidiair. De officier van justitie heeft daarbij onder meer gewezen op de aangiftes, de processen-verbaal van de bevindingen ter plaatse en de bekennende verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris. Uit onder meer de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat ten aanzien van feit 1 sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee medeverdachten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 2 en feit 3 bij gebrek aan bewijs primair dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw erop gewezen dat uit het dossier niet blijkt dat er sprake is geweest van braak, verbreking of een valse sleutel. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 3 subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van feit 2 en feit 3, primair
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 2 en 3, primair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
4.3.2
Bewezenverklaring van feit 1 en feit 3, subsidiair
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in vereniging heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde onder 1. Nu aangever [aangever] heeft aangegeven dat hij de auto deugdelijk had afgesloten en er geen schade is vastgesteld aan de buitenzijde van de auto, kan het niet anders dan dat de auto is geopend met (behulp van) een valse sleutel.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan feit 3, subsidiair. De rechtbank zal verdachte daarbij vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu dit onvoldoende is komen vast te staan.
Gezien het standpunt van de officier van justitie, in samenhang met de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 13 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto van het merk Range Rover, die geheel aan [aangever] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel, te weten het gebruik van een hulpmiddel om een voertuig te openen;
Feit 3, subsidiair:
in de periode van 22 april 2021 tot en met 22 juni 2021 te Amsterdam een personenauto van het merk Audi heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, inclusief oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte al meermalen is gerecidiveerd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 en feit 3, subsidiair erop gewezen dat de schade beperkt is gebleven, nu de auto’s reeds terug zijn of nog kunnen worden teruggegeven aan de eigenaren. Ook heeft de raadsvrouw gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij de uitvaart van zijn oma moest missen door zijn detentie. Verdachte staat open voor reclasseringstoezicht en wil zijn leven beteren, aldus de raadsvrouw.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een Range Rover en opzetheling van een Audi. Dit zijn ergerlijke feiten die niet alleen materiële schade, maar ook veel overlast hebben veroorzaakt voor de gedupeerden. Verdachte heeft met zijn handelen slechts gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en zich niet bekommerd om de financiële en emotionele gevolgen die dit soort feiten bij anderen teweeg kunnen brengen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 mei 2022. Hieruit blijkt dat verdachte al meerdere malen voor vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank houdt hiermee rekening in strafverzwarende zin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 2 juni 2022. De reclassering constateert dat er delictgerelateerde factoren worden gesignaleerd op de leefgebieden dagbesteding, sociaal netwerk en houding. Verdachte heeft een eigen bedrijf in handel van motorvoertuigen en heeft bewust gehandeld uit de wens op financieel gewin. Daarnaast heeft hij het feit gepleegd met medeverdachten waarover hij weinig kwijt wil. De reclassering vindt dat er daarom een hoog risico op recidive bestaat. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij ondersteuning wenst en een switch wil maken in zijn dagbesteding. Hij komt hierin op de rapporteur oprecht over. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de reclassering geadviseerd om als bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen een meldplicht, contactverbod, meewerken aan schuldhulpverlening, dagbesteding en een netwerkanalyse.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat bij de straftoemeting enigszins af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

9.Beslag

Nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard afstand te doen van de goederen die onder hem zijn inbeslaggenomen, behoeft het beslag geen nadere bespreking.

10.Vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Feit 1: benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] vordert € 505,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit € 400,- eigen risico voor de schade aan de auto en € 105,- voor drie taxiritten naar het garagebedrijf, te vermeerderen met de wettelijke rente en inclusief oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten ter zitting
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de kostenpost van de taxiritten onvoldoende is onderbouwd. Zij heeft zich ten aanzien van het eigen risico gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [aangever] door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Dit geldt voor zowel de (niet betwiste) kostenpost van het eigen risico, als voor de (deels betwiste) taxiritten naar het garagebedrijf. De rechtbank stelt daarbij vast dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij driemaal bij het garagebedrijf moest zijn, nu het voor de hand ligt dat hij éénmaal bij zijn auto moest kijken (en daarvoor heen en terug moest) en vervolgens zijn auto heeft opgehaald. De vordering van de benadeelde partij, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Om te bevorderen dat de toegewezen schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
10.2
Feit 2: benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 1.863,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit € 637,- en € 586,- aan vliegtickets, en € 640,- aan hotelkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank stelt vast dat, nu verdachte van feit 2 wordt vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank vooralsnog begroot op nihil.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 311 en 416 Sr.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het onder 2 en 3, primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3, subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
Feit 3, subsidiair:
opzetheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na de uitspraak bij Reclassering Nederland op het adres: [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 2000 te [geboorteplaats2] en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2001 te [geboorteplaats2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Dagbesteding
Verdachte zet zich in voor het verkrijgen en behouden van een nieuwe dagbesteding, in de vorm van scholing en/of arbeid. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij medewerking aan arbeidstoeleiding.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever]toe tot een bedrag van € 505,- (zegge: vijfhonderdenvijf euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [aangever] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 505,- (zegge: vijfhonderdenvijf euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. J. Thomas en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2022.
[.]