Op 2 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Litouwse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 18 maart 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte, die wordt verdacht van het bezit van een geringe hoeveelheid cannabis. De rechtbank heeft de identiteit van de verdachte vastgesteld en de relevante feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De verdediging voerde aan dat de overlevering voor het eerste feit, het bezit van 0,4 gram cannabis, moest worden geweigerd omdat dit feit niet voldoet aan de eis van dubbele strafbaarheid. De officier van justitie betoogde echter dat het feit wel degelijk dubbel strafbaar is, aangezien het bezit van cannabis in Nederland strafbaar is, ook al wordt er niet vervolgd voor kleine hoeveelheden.
De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) was voldaan. De rechtbank stelde vast dat het feit dat Nederland ervoor kiest om geen vervolging in te stellen voor het bezit van een kleine hoeveelheid cannabis, niet afdoet aan de dubbele strafbaarheid. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering moest worden toegestaan. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.