Op 28 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Okresní soud v Ostravĕ (District Court in Ostrava) op 14 januari 2021. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1985, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en op dat moment gedetineerd was in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 14 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was, evenals de advocaat van de opgeëiste persoon, mr. M.G. Cantarella.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon medische problemen heeft en dat hij vreest voor een gebrek aan medische zorg in Tsjechië. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om nadere vragen te stellen over de medische omstandigheden in de Tsjechische detentie, omdat er geen objectieve gegevens zijn die wijzen op een algemeen gevaar voor onmenselijke behandeling. De rechtbank concludeert dat de medische gesteldheid van de opgeëiste persoon geen reden is om de overlevering te weigeren, maar dat deze omstandigheden mogelijk wel een rol kunnen spelen bij de feitelijke uitvoering van de overlevering.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, met de opmerking dat de machtiging aan de officier van justitie om de feitelijke overlevering te bewerkstelligen pas besloten ligt in de einduitspraak inzake een ander EAB met parketnummer 13/083225-22. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.